In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 28 april 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Overijssel. De verdachte, geboren in 1985 en thans verblijvende in detentie, was eerder veroordeeld voor doodslag op zijn levensgezel. Het hof bevestigde het vonnis van de rechtbank, met uitzondering van de strafmaat, en legde een gevangenisstraf van vier jaar op, in plaats van de eerder opgelegde acht jaar. Daarnaast werd terbeschikkingstelling met dwangverpleging opgelegd, gezien de ernstige persoonlijkheidsproblematiek van de verdachte en het risico op recidive. Het hof oordeelde dat de verdachte sterk verminderd toerekeningsvatbaar was, maar niet strafbaar. De zaak werd behandeld na onderzoek op de terechtzittingen van 15 juni 2015 en 14 april 2016, waarbij deskundigen de psychische toestand van de verdachte evalueerden. De verdachte had een geschiedenis van middelenmisbruik en vertoonde een onrijpe persoonlijkheid, wat bijdroeg aan zijn gewelddadige gedrag. Het hof concludeerde dat de veiligheid van anderen de maatregel van terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege vereiste. De beslissing van het hof werd genomen in het belang van de verdachte en de samenleving, met de nadruk op de noodzaak van klinische behandeling.