Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
verzoekster in hoger beroep,
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 26 april 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep over de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van de minderjarige [de minderjarige1]. De moeder, verzoekster in hoger beroep, had eerder de beschikking van de rechtbank Noord-Nederland van 15 oktober 2015 aangevochten, waarin de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van [de minderjarige1] waren verlengd. De moeder heeft in hoger beroep verzocht om de machtiging tot uithuisplaatsing slechts tot 1 mei 2016 te verlengen en een deskundigenonderzoek te gelasten. Tijdens de mondelinge behandeling op 14 april 2016 is de moeder verschenen, bijgestaan door haar advocaat, terwijl de GI en de pleegouders ook aanwezig waren.
Het hof heeft vastgesteld dat de moeder in de periode dat [de minderjarige1] bij de pleegouders verblijft, niet heeft aangetoond dat zij in staat is om voor hem te zorgen. De moeder heeft in het verleden geen stabiele situatie kunnen creëren en heeft moeite gehad met de basale zorg voor zichzelf. Het hof heeft geoordeeld dat de GI terecht heeft geconcludeerd dat de situatie van de moeder te instabiel was voor een moeder-kind opname. De moeder heeft in de afgelopen periode geen significante vooruitgang geboekt, en het hof heeft geconcludeerd dat het belang van [de minderjarige1] bij continuïteit en stabiliteit in zijn opvoedsituatie zwaarder weegt dan de wens van de moeder om haar opvoedingsvaardigheden te laten onderzoeken.
Uiteindelijk heeft het hof de bestreden beschikking bekrachtigd, waarbij de machtiging tot uithuisplaatsing van [de minderjarige1] is verlengd tot 6 november 2016, en het verzoek van de moeder om een kortere termijn afgewimpeld. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.