Uitspraak
1.Het verdere verloop van het geding in hoger beroep
het hof een kopie van de brief verstrekt.
Mr. Grosscurt heeft ter zitting een pleitnotitie overgelegd.
2.De verdere beoordeling
1 oktober 2015 blijkt onder meer het volgende. De raad is van mening dat het gezamenlijk gezag in stand moet blijven. De vrees van de vader dat hij [de minderjarige] niet meer zal mogen zien wanneer de moeder eenhoofdig gezag krijgt, acht de raad gegrond. De raad acht het in het belang van [de minderjarige] dat zijn vader een rol blijft spelen in zijn leven, mede vanwege zijn persoonlijkheids- en identiteitsontwikkeling. Het ‘uitgeklede gezag’ biedt volgens de raad voldoende mogelijkheden voor moeder om de feitelijke situatie voort te zetten. De vader
zal zich terughoudend moeten opstellen wat betreft het gezag. De raad acht de vader op dit moment niet in staat om een zorgregeling met [de minderjarige] vorm te geven. De focus dient bij de vader eerst op lichamelijk en geestelijk herstel te liggen. De raad ziet in de toekomst wel mogelijkheden voor een vorm van omgang tussen [de minderjarige] en de vader. Voor de komende maanden acht de raad contact tussen [de minderjarige] en de vader wenselijk. Het contact kan volgens de raad in eerste instantie één keer per maand via de e-mail plaatsvinden. Daarna kan het opgebouwd worden naar één keer per twee weken. Wanneer de vader zich daartoe in staat acht, dient hij het contact per e-mail te leggen, zodat [de minderjarige] daar op kan reageren. Omdat de raad niet kan inschatten hoe lang het herstelproces van de vader zal gaan duren, adviseert de raad de beslissing omtrent de zorgregeling een half jaar aan te houden.
er een onaanvaardbaar risico is dat een kind klem of verloren zou raken tussen de ouders bij
het (blijven) uitoefenen van gezamenlijk gezag en niet te verwachten is dat hierin binnen afzienbare tijd voldoende verbetering zou komen of (b) wijziging anderszins in het belang van het kind noodzakelijk is.
van communicatie en overleg tussen de ouders, en nog afgezien van het feit dat de wet de situatie van "uitgekleed gezag" ook niet kent, geen ruimte voor een gezamenlijke gezagsuitoefening waarbij het gezag van de vader is beperkt (tot onder meer medische kwesties en legitimatie) en de moeder alle beslissingen neemt met betrekking tot de dagelijkse verzorging en opvoeding van [de minderjarige] , zoals door de rechtbank opgelegd.
Het hof verwacht ten aanzien van voormelde omstandigheden niet dat daarin binnen afzienbare tijd verandering zal komen. Het hof neemt hierbij het volgende in aanmerking.
die veel heeft meegemaakt bij zijn vader en geen vertrouwen meer in hem heeft, op dit moment ook geen contact met hem. Sinds [de minderjarige] niet meer bij zijn vader komt, zit hij lekkerder in zijn vel en kan hij zich beter concentreren, aldus de moeder. [de minderjarige] heeft zelf ook (schriftelijk) aangegeven dat hij niet meer naar zijn vader wil. Hij heeft hierbij ernstige bezwaren tegen omgang met zijn vader genoemd. Gelet op zijn leeftijd en in aanmerking genomen dat hij consistent is in zijn wens om nu geen contact met de vader te hebben, is het hof van oordeel dat zijn mening serieus moet meewegen bij de beoordeling van het verzoek van de moeder. Het hof ziet in het door de vader aangevoerde geen aanleiding om aan te nemen dat de mening van [de minderjarige] tot stand is gekomen door bovenmatige beïnvloeding van zijn moeder. Vaststaat dat [de minderjarige] diverse ingrijpende ervaringen met zijn vader heeft doorgemaakt, die bij [de minderjarige] boosheid, teleurstelling en verdriet hebben veroorzaakt.
Naar het oordeel van het hof dient aan [de minderjarige] tijd gegund te worden om op enig moment
zelf de stap tot omgang met de vader te zetten. [de minderjarige] heeft zelf aangegeven dat hij hierin eventueel zelf ooit het initiatief wil nemen. Naar het oordeel van het hof dient het initiatief tot contactherstel onder de gegeven omstandigheden ook bij [de minderjarige] , en niet - zoals door
de raad voorgesteld - bij de vader, te liggen. Een e-mailcontact waarbij de vader [de minderjarige] benadert, als ook het advies van de raad om de beslissing omtrent de omgang aan te houden in verband met de onzekerheid over de duur van het herstelproces van de vader, acht het hof dan ook op dit moment niet in het belang van [de minderjarige] .
de moeder om de vader het recht op omgang met [de minderjarige] te ontzeggen dient te worden toegewezen.
3.De slotsom
4.De beslissing
mr. E.B.E.M. Rikaart-Gerard, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van dit hof van
12 januari 2016 in bijzijn van de griffier.