ECLI:NL:GHARL:2016:3332

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
22 april 2016
Publicatiedatum
26 april 2016
Zaaknummer
WAHV 200.168.567 T
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • A. Beswerda
  • M. Verdoorn
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenarrest inzake bevoegdheid medewerker CVOM en administratief beroep

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 22 april 2016 een tussenarrest gewezen in het hoger beroep tegen de beslissing van de kantonrechter van de rechtbank Amsterdam van 27 januari 2015. De zaak betreft een administratief beroep dat door de Stichting is ingesteld tegen een beslissing van de Centrale Verwerking Openbaar Ministerie (CVOM). De kantonrechter had het beroep ongegrond verklaard. De vertegenwoordiger van de Stichting heeft hoger beroep ingesteld en verzocht om een behandeling ter zitting, evenals om vergoeding van kosten.

Tijdens de zitting op 19 februari 2016 is de zaak behandeld, waarbij de advocaat-generaal, mr. M.E. Joha, aanwezig was. Het hof heeft het onderzoek ter zitting geschorst om de vertegenwoordiger gelegenheid te geven te reageren op een schrijven van de advocaat-generaal dat ter zitting was ingediend. De vertegenwoordiger heeft op 11 maart 2016 schriftelijk gereageerd en aangegeven dat een nieuwe zitting niet nodig was.

Het hof heeft vastgesteld dat er onvoldoende duidelijkheid is over welke medewerker van de CVOM op het administratief beroep heeft beslist en of de bevoegdheid van de officier van justitie correct is gemandateerd aan die medewerker. Het hof heeft de advocaat-generaal opgedragen om binnen vier weken schriftelijk te reageren op deze vragen. Iedere verdere beslissing is aangehouden tot de advocaat-generaal zijn standpunt heeft kenbaar gemaakt.

Uitspraak

WAHV 200.168.567
22 april 2016
CJIB 172698120
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
locatie Leeuwarden
Tussenarrest
op het hoger beroep tegen de beslissing
van de kantonrechter van de rechtbank Amsterdam
van 27 januari 2015
betreffende
[betrokkene] (hierna te noemen: de Stichting),
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
voor wie optreedt [de vertegenwoordiger] ,
advocaat te Amsterdam.

De beslissing van de kantonrechter

De kantonrechter heeft het beroep van de betrokkene tegen de door de Centrale Verwerking Openbaar Ministerie namens de officier van justitie genomen beslissing ongegrond verklaard.

Het procesverloop

[de vertegenwoordiger] heeft tegen de beslissing van de kantonrechter hoger beroep ingesteld. Bij het beroepschrift is verzocht om een behandeling ter zitting. Tevens is verzocht om vergoeding van kosten.
De advocaat-generaal heeft een verweerschrift ingediend.
[de vertegenwoordiger] heeft schriftelijk een nadere toelichting gegeven op het beroep.
De advocaat-generaal heeft een reactie gegeven op de nadere toelichting op het beroep.
De zaak is behandeld ter zitting van 19 februari 2016. [de vertegenwoordiger] is verschenen. Als gemachtigde van de advocaat-generaal is verschenen mr. M.E. Joha.
Ter zitting heeft het hof het onderzoek ter zitting geschorst en de behandeling van de zaak voor onbepaalde tijd aangehouden, teneinde [de vertegenwoordiger] gelegenheid te bieden het door de advocaat-generaal ter zitting van het hof ingediende schrijven te bestuderen en daarop te reageren. [de vertegenwoordiger] heeft bij brief van 11 maart 2016, per faxbericht op diezelfde datum ontvangen bij het hof, gereageerd op het bedoelde schrijven.

Beoordeling

1. Gedurende de procedure heeft [de vertegenwoordiger] (onder meer) verweer gevoerd op - kort weergegeven - de wijze van beëdiging van de bij onderhavige zaak betrokken verbalisant, zoals blijkt uit die akte van beëdiging. Volgens [de vertegenwoordiger] blijkt onvoldoende van een bevoegd gegeven administratieve sanctie.
Ook heeft [de vertegenwoordiger] aangevoerd - kort weergegeven - dat in het onderhavige geval niet valt na te gaan welke medewerker van de CVOM de beslissing op het administratief beroep heeft genomen. Reeds daarom valt, aldus [de vertegenwoordiger] , niet na te gaan of de bevoegdheid van de officier van justitie om op het administratief beroep te beslissen op juiste wijze is gemandateerd aan die individuele medewerker van de CVOM, zodat onvoldoende blijkt van een bevoegd gegeven beslissing op administratief beroep.
2. Ter zitting van het hof van 19 februari 2016 heeft de advocaat-generaal, in aanvulling op het verweerschrift en de nadere toelichting, een schrijven in het geding gebracht, betrekking hebbende op de beëdiging (en bevoegdheid) van de verbalisant die bij deze zaak betrokken is. Nu dat schrijven eerst ter zitting van het hof in het geding is gebracht en het hof en [de vertegenwoordiger] daarvan niet eerder kennis hebben kunnen nemen, heeft hij van het hof gelegenheid gekregen dat schrijven te bestuderen en daar schriftelijk op te reageren. Hem is daarbij verzocht om, indien hij een nieuwe behandeling ter zitting van het hof wenst, dit in zijn schriftelijke reactie aan te geven. Bij brief van 11 maart 2016, per faxbericht ontvangen op diezelfde datum, heeft [de vertegenwoordiger] gereageerd op voornoemd schrijven. Daarbij heeft hij aangegeven dat een nieuwe zitting achterwege kan blijven.
3. Gelet op laatstgenoemde mededeling van [de vertegenwoordiger] zal de zaak verder worden afgedaan zonder nieuwe behandeling ter zitting van het hof.
4. Alvorens tot een beoordeling van de zaak over te gaan, stelt het hof vast dat door de advocaat-generaal - noch ter zitting van het hof, noch in de daaraan voorafgaande schriftelijke procedure - inhoudelijk is gereageerd op de door [de vertegenwoordiger] opgeworpen vragen, of voldoende blijkt welke medewerker van de CVOM in onderhavige zaak op het administratief beroep heeft beslist en of voldoende blijkt dat de bevoegdheid van de officier van justitie om op het administratief beroep te beslissen aan die medewerker is gemandateerd. Het hof acht het voor de beoordeling van de zaak noodzakelijk dat de advocaat-generaal met betrekking tot die vragen alsnog een standpunt inneemt.
5. Het hof zal de advocaat-generaal opdragen om met betrekking tot de onder 4. genoemde vragen alsnog schriftelijk te reageren, binnen
een termijn van vier weken na dagtekening van dit tussenarrest.
6. Iedere verdere beslissing zal worden aangehouden.

Beslissing

Het gerechtshof:
draagt de advocaat-generaal op om binnen vier weken na dagtekening van dit tussenarrest zijn standpunt met betrekking tot de onder 4. genoemde vragen schriftelijk aan het hof kenbaar te maken;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mr. Beswerda, in tegenwoordigheid van mr. Verdoorn als griffier, en uitgesproken ter openbare zitting.