ECLI:NL:GHARL:2016:3219

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
21 april 2016
Publicatiedatum
22 april 2016
Zaaknummer
21-000153-15
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplichtigheid aan een poging woningoverval met bijzondere aandacht voor proceshouding en strafoplegging

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 21 april 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Midden-Nederland. De verdachte was beschuldigd van medeplichtigheid aan een poging tot woningoverval, gepleegd op 11 april 2014. Het hof heeft het vonnis van de rechtbank vernietigd en de verdachte vrijgesproken van het primair tenlastegelegde, maar hem wel schuldig bevonden aan het subsidiair tenlastegelegde. De verdachte had samen met medeverdachten een bivakmuts en tiewraps aangeschaft en was betrokken bij het ophalen van een vluchtauto. Het hof oordeelde dat de verdachte, door deze handelingen, als medeplichtige aan de poging tot woningoverval moest worden aangemerkt. De verdachte werd veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van zes maanden, met een proeftijd van twee jaar, en een taakstraf van 240 uren. Daarnaast werden de vorderingen van de benadeelde partijen toegewezen, waarbij de verdachte hoofdelijk aansprakelijk werd gesteld voor de schadevergoeding. Het hof hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn spijtbetuiging en het ontbreken van recidive, en legde een straf op die in verhouding stond tot de ernst van het feit.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-000153-15
Uitspraak d.d.: 21 april 2016
TEGENSPRAAK
Promis

Verkort arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken

gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Midden-Nederland van 31 december 2014 met parketnummer 16-660017-14 in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] ,
wonende te [woonplaats] .

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van het hof van 16 november 2015, 25 november 2015, 14 maart 2016, 7 april 2016 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden, met aftrek van de tijd die verdachte reeds in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, waarvan 10 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaren en als bijzondere voorwaarden een meldplicht, een gedragsinterventie en een locatiegebod in combinatie met elektronisch toezicht. Voorts heeft de advocaat-generaal gevorderd dat de vorderingen van de benadeelde partijen [benadeelde 1] en [benadeelde 2] beide geheel dienen te worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente, hoofdelijk opgelegd en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft voorts kennis genomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsman, mr. J. de Vries, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt. Het hof zal daarom opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
primair:
hij op of omstreeks 11 april 2014 te [plaats 1] , althans in het arrondissement Midden-Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [benadeelde 1] en/of [slachtoffer 1] en/of [benadeelde 2] en/of [slachtoffer 2] te dwingen tot de afgifte van geld en/of goederen van hun gading, in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 1] en/of [slachtoffer 1] en/of [benadeelde 2] en/of [slachtoffer 2] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
en/of
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening weg te nemen geld en/of goederen van hun gading, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 1] en/of [slachtoffer 1] en/of [benadeelde 2] en/of [slachtoffer 2] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), en daarbij die voorgenomen diefstal te doen voorafgaan en/of te doen vergezellen en/of te doen volgen van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [benadeelde 1] en/of [slachtoffer 1] en/of [benadeelde 2] en/of [slachtoffer 2] , te plegen met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of (een) aan andere deelnemer(s) van dat misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, als volgt heeft gehandeld: zijnde en/of hebbende hij, verdachte, en/of (één of meer van) zijn mededader(s),
- zich naar de woning (gelegen aan de [adres 1] aldaar) van voornoemde [benadeelde 1] en/of [benadeelde 2] begeven, en/of
- aangebeld bij voornoemde woning, en/of
- (nadat voornoemde [benadeelde 1] de deur open had gedaan) met (een) bivakmuts(en) op/over het hoofd en/of een (donkere) zonnebril op en/of handschoenen aan en/of met een (vuur)wapen, althans een op een (vuur)wapen gelijkend voorwerp, en/of tiewrap(s) in zijn/hun bezit die woning binnengedrongen, en/of
- (vervolgens) dat (vuur)wapen, althans dat op een (vuur)wapen gelijkend voorwerp, op voornoemde [benadeelde 1] en/of [benadeelde 2] en/of [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] gericht en/of gericht gehouden, en/of - (daarbij) voornoemde [benadeelde 1] bij zijn keel en/of nek vastgepakt en/of vastgehouden, en/of
- (vervolgens) met dat (vuur)wapen, althans dat op een (vuur)wapen gelijkend voorwerp en/of tiewraps in handen tegen voornoemde [benadeelde 2] geroepen: "Kom hier", althans woorden van gelijke aard en/of strekking,
zijnde de uitvoering van dat/die voorgenomen misdrij(f)(ven) niet voltooid;
subsidiair:
[medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 3] en/of [medeverdachte 4] op of omstreeks 11 april 2014 te [plaats 1] , althans in het arrondissement Midden-Nederland, ter uitvoering van het door hem/hen voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
met het oogmerk om zich en / of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en / of bedreiging met geweld [benadeelde 1] en/of [slachtoffer 1] en/of [benadeelde 2] en/of [slachtoffer 2] te dwingen tot de afgifte van geld en/of goederen van hun gading, in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 1] en/of [slachtoffer 1] en/of [benadeelde 2] en/of [slachtoffer 2] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
en/of
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening weg te nemen geld en/of goederen van hun gading, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 1] en/of [slachtoffer 1] en/of [benadeelde 2] en/of [slachtoffer 2] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en / of zijn mededader(s), en daarbij die voorgenomen diefstal te doen voorafgaan en / of te doen vergezellen en / of te doen volgen van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [benadeelde 1] en/of [slachtoffer 1] en/of [benadeelde 2] en/of [slachtoffer 2] , te plegen met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en / of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of (een) aan andere deelnemer(s) van dat misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, als volgt heeft/hebben gehandeld: zijnde en/of hebbende die [medeverdachte 1] en/of die [medeverdachte 2] en/of die [medeverdachte 3] en/of die [medeverdachte 4] , en/of (één of meer van) zijn/hun mededader(s)
- zich naar de woning (gelegen aan de [adres 1] aldaar) van voornoemde [benadeelde 1] en/of [benadeelde 2] begeven, en/of
- aangebeld bij voornoemde woning, en/of
- (nadat voornoemde [benadeelde 1] de deur open had gedaan) met (een) bivakmuts(en) op/over het hoofd en/of een (donkere) bril op en/of handschoenen aan en/of met een (vuur)wapen, althans een op een (vuur)wapen gelijkend voorwerp, en/of tiewrap(s) in zijn/hun bezit die woning binnengedrongen, en/of
- (vervolgens) dat (vuur)wapen, althans dat op een (vuur)wapen gelijkend voorwerp, op voornoemde [benadeelde 1] en/of [benadeelde 2] en/of [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] gericht en/of gericht gehouden, en/of
- (daarbij) voornoemde [benadeelde 1] bij zijn keel en/of nek vastgepakt en/of vastgehouden, en/of
- (vervolgens) met dat (vuur)wapen, althans dat op een (vuur)wapen gelijkend voorwerp en/of tiewraps in handen tegen voornoemde [benadeelde 2] geroepen: “Kom hier”, althans woorden van gelijke aard en/of strekking,
zijnde de uitvoering van dat/die voorgenomen misdrij(f)(ven) niet voltooid,
tot en/of bij het plegen van welk(e) misdrij(f)(ven) verdachte op een of meer
tijdstippen in of omstreeks de periode van 10 tot en met 11 april 2014 te
[plaats 2] en/of elders in Nederland (telkens) opzettelijk gelegenheid, middelen
en/of inlichtingen heeft verschaft en/of (telkens) opzettelijk behulpzaam is
geweest door opzettelijk
- tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een
bivakmuts en/of tiewraps te kopen en/of een (personen)auto te huren, en/of
- met een door hem, verdachte, bestuurde personenauto naar [plaats 2] , althans
naar een plaats in Nederland, is gereden en/of daar heeft gewacht op die [medeverdachte 1]
en/of die [medeverdachte 2] en/of die [medeverdachte 3] en/of die [medeverdachte 4] , teneinde na het
plegen van bovengenoemd(e) strafba(a)r(e) feit(en) de vlucht in die
personenauto mogelijk te maken.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Vrijspraak van het primair tenlastegelegde

Het hof is, overeenkomstig het vonnis van de rechtbank, de vordering van de advocaat-generaal en hetgeen de raadsman heeft bepleit, van oordeel dat het dossier onvoldoende bewijs bevat om tot een bewezenverklaring van het primair tenlastegelegde medeplegen van een poging tot een – kort gezegd – woningoverval te komen. Derhalve zal verdachte vrijgesproken worden van het hem primair tenlastegelegde.

Overweging met betrekking tot het bewijs van het subsidiair tenlastegelegde

Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de raadsman bepleit dat de verdachte (ook) van het hem subsidiair tenlastegelegde dient te worden vrijgesproken. Hij heeft hiertoe – samengevat weergegeven – aangevoerd dat de door verdachte verrichte handelingen, op zichzelf noch in samenhang, kunnen leiden tot de conclusie dat verdachte als medeplichtige aan de tenlastegelegde poging tot een woningoverval aangemerkt kan worden.
Het hof overweegt hieromtrent als volgt.
Uit het dossier volgt dat medeverdachte [medeverdachte 1] één van de bij de poging tot woningoverval gebruikte vluchtauto’s heeft gehuurd. In de avonduren van 10 april 2014 is deze auto door verdachte en [medeverdachte 1] opgehaald, waarbij verdachte en [medeverdachte 1] samen op de scooter zijn gekomen. [medeverdachte 1] is vervolgens met de auto en verdachte is op voornoemde scooter teruggereden.
Met de raadsman is het hof van oordeel dat dit enkel assisteren bij het ophalen van de auto niet zonder meer gelijkgesteld kan worden aan het samen met een ander huren van een auto. Het hof zal verdachte derhalve van dit onderdeel vrijspreken.
Met betrekking tot de overige tenlastegelegde handelingen overweegt het hof het volgende. Uit verdachtes verklaringen zoals afgelegd bij de politie blijkt dat medeverdachte [medeverdachte 2] hem op vrijdag 11 april 2014 voorafgaand aan het feit is gevraagd om [medeverdachte 2] Audi naar [plaats 2] te rijden; het was hem toen al duidelijk dat dit voor een overval was. Tegenover de politie heeft verdachte in dit kader namelijk verklaard dat hij eigenlijk wel wist dat het om een overval zou gaan. Die dag heeft verdachte ook, aldus zijn verklaring, samen met medeverdachte [medeverdachte 1] een bivakmuts gekocht en is hij met hem naar de Action geweest, waar [medeverdachte 1] de bij de overval gebruikte tiewraps heeft gekocht. Rond 17.00 uur heeft er vervolgens een ontmoeting plaatsgevonden bij de Albert Heijn tussen verdachte en [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] . Hierna is verdachte met één van de voor de vlucht geregelde auto’s – de auto van [medeverdachte 2] – overeenkomstig de gemaakte afspraken naar [plaats 2] gereden. In [plaats 2] was het zijn taak om te wachten op de overige medeverdachten, waarna men verspreid over meerdere auto’s terug naar [plaats 3] zou kunnen rijden. De overige drie medeverdachten zijn na de ontmoeting bij de Albert Heijn met een tweede auto naar [plaats 1] gereden en hebben daar op een derde (vlucht)auto gewacht voordat zij naar de te overvallen woning zijn gegaan. In dit kader heeft verdachte bij de politie verklaard dat er vooraf besproken is dat er drie vluchtauto’s gebruikt zouden worden.
Het hof is van oordeel dat verdachte door het uitvoeren van bovenstaande handelingen als medeplichtige aan de overval moet worden aangemerkt. Dat verdachte de goederen niet zelf heeft afgerekend, doet daar niet aan af. Hij was aanwezig bij de aanschaf en heeft hier op geen enkel moment afstand van genomen, terwijl hij wist met welk doel de goederen werden aangeschaft. Verdachte heeft vervolgens op 11 april 2014 een actieve rol vervuld met het verzamelen, wachten en besturen van de auto waarin in de avond van de overval medeverdachten hebben plaatsgenomen. Ook de omstandigheid dat verdachte met de auto in [plaats 2] , en niet in [plaats 1] alwaar de woning werd binnengedrongen, heeft gewacht, kent het hof geen zelfstandige betekenis toe. In dit kader merkt het hof op dat het wachten in [plaats 2] immers onderdeel was van het vluchtplan. Het hof verwerpt derhalve het door de raadsman gevoerde verweer.

Bewezenverklaring

Door wettige bewijsmiddelen, waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het subsidiair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
subsidiair:
[medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] op 11 april 2014 te [plaats 1] , ter uitvoering van het door hen voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging,
met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en bedreiging met geweld [benadeelde 1] en/of [slachtoffer 1] en/of [benadeelde 2] en/of [slachtoffer 2] te dwingen tot de afgifte van geld en/of goederen van hun gading, toebehorende aan [benadeelde 1] en/of [slachtoffer 1] en/of [benadeelde 2] en/of [slachtoffer 2]
en/of
met het oogmerk van wederrechtelijke toe
-eigening weg te nemen geld en/of goederen van hun gading, toebehorende aan [benadeelde 1] en/of [slachtoffer 1] en/of [benadeelde 2] en/of [slachtoffer 2] , en daarbij die voorgenomen diefstal te doen voorafgaan en/of te doen vergezellen en/of te doen volgen van geweld en bedreiging met geweld tegen [benadeelde 1] en/of [slachtoffer 1] en/of [benadeelde 2] en/of [slachtoffer 2] , te plegen met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken,
tezamen en in vereniging als volgt hebben gehandeld:
hebbende die [medeverdachte 1] en die [medeverdachte 2] en die [medeverdachte 3]
- zich naar de woning, gelegen aan de [adres 1] , van voornoemde [benadeelde 1] en [benadeelde 2] begeven, en
- aangebeld bij voornoemde woning, en
- nadat voornoemde [benadeelde 1] de deur open had gedaan met bivakmutsen over het hoofd en/of een donkere bril op en/of handschoenen aan en/of met een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, en/of tiewraps in zijn/hun bezit die woning binnengedrongen, en
- vervolgens dat op een vuurwapen gelijkend voorwerp, op voornoemde [benadeelde 1] en [benadeelde 2] gericht en/of gericht gehouden, en
- voornoemde [benadeelde 1] bij zijn keel vastgepakt, en
- vervolgens met dat op een vuurwapen gelijkend voorwerp en tiewraps in handen tegen voornoemde [benadeelde 2] geroepen: “Kom hier”,
zijnde de uitvoering van die voorgenomen misdrijven niet voltooid,
tot en bij het plegen van welke misdrijven verdachte op een of meer
tijdstippen in de periode van 10 tot en met 11 april 2014 te [plaats 2] en elders in Nederland opzettelijk middelen heeft verschaft en opzettelijk behulpzaam is
geweest door opzettelijk
- tezamen en in vereniging met een ander, een bivakmuts en tiewraps te kopen en
- met een door hem, verdachte, bestuurde personenauto naar [plaats 2] is gereden en daar heeft gewacht op die [medeverdachte 1] en/of die [medeverdachte 2] en/of die [medeverdachte 3] en/of die [medeverdachte 4] , teneinde na het plegen van bovengenoemde strafbare feiten de vlucht in die personenauto mogelijk te maken.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het subsidiair bewezen verklaarde levert op:
medeplichtigheid aan poging tot afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen
en/of
medeplichtigheid aan poging tot diefstal, vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.

Strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.

Oplegging van straf

De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
De verdachte heeft zich in de periode van 10 tot en met 11 april 2014 schuldig gemaakt aan medeplichtigheid aan een uiteindelijk als poging gestopte woningoverval door, voorafgaand aan voornoemde overval, samen met zijn medeverdachte een bivakmuts en tiewraps aan te schaffen. Voorts was hij aanwezig bij het ophalen van één van de vluchtauto’s en heeft hij – volgens het vooraf afgesproken plan – in [plaats 2] gewacht met een andere vluchtauto, teneinde zijn mededaders de mogelijkheid te verschaffen om via diverse wegen te ontkomen. Toen verdachte samen met een mededader de bivakmutsen en de tiewraps kocht, heeft hij al geweten dat dat gebeurde om een overval te plegen, hetgeen hem er echter niet van weerhouden heeft óók een van de vluchtauto's te besturen.
Hoewel de woningoverval dankzij het doortastende optreden van met name één van de slachtoffers niet is voltooid, neemt dit niet weg dat het feit een grove inbreuk heeft gemaakt op de lichamelijke en psychische integriteit van de slachtoffers. De mededaders zijn vermomd en voorzien van een op een vuurwapen gelijkend voorwerp en tiewraps de woning van de slachtoffers op een geraffineerde wijze binnengedrongen en hebben aldaar gedreigd met voornoemd vuurwapen en geweld gebruikt. Uit – onder meer – de slachtofferverklaringen blijkt dat het feit zijn sporen heeft nagelaten, het prettige en veilige woongevoel is aldus de slachtoffers volledig verdwenen en slachtoffer [benadeelde 1] kampt sinds het onderhavige feit met psychische problemen. Ten slotte dragen dergelijke feiten in sterke mate bij aan groeiende gevoelens van angst en onveiligheid in de directe omgeving van het feit.
Verdachte is zich wel bewust van de ernst en strafwaardigheid van zijn handelen. Dat blijkt uit het feit dat hij al bij de politie openheid van zaken heeft gegeven. Ook ter terechtzitting bij het hof heeft verdachte zich open opgesteld, waarbij hij herhaaldelijk heeft aangegeven zeer veel spijt te hebben van zijn handelen. Verdachtes spijtbetuiging klinkt gemeend. Hij heeft daarmee laten zien dat hij ook verantwoordelijkheid wil nemen voor zijn handelen.
Het hof neemt eveneens het meest recente reclasseringsadvies van 9 maart 2016 in aanmerking. Uit dit advies volgt dat verdachte zijn leven op orde heeft; hij heeft een afgeronde opleiding, betaald werk en een woning. Dat verdachte een zogenoemde
first offenderis, zoals de reclassering stelt, blijkt ook uit verdachtes Justitiële Documentatie d.d. 15 februari 2016. De kans op recidive wordt door de reclassering geschat als laag. “V
erdachte lijkt zijn lesje wel geleerd te hebben”, aldus de reclassering. Desalniettemin acht de reclassering het aangewezen dat verdachte nog enige tijd begeleid wordt in het kader van de ‘overvallersaanpak’. In het verlengde hiervan wordt geadviseerd om verdachte een (gedeeltelijk) voorwaardelijke straf op te leggen met als bijzondere voorwaarden een meldplicht, gedragsinterventie en een locatiegebod, gecontroleerd door middel van een elektronisch controlemiddel.
In het verlengde van verdachtes persoonlijke omstandigheden en houding jegens het feit heeft de raadsman bij wijze van subsidiair standpunt bepleit dat de door de advocaat-generaal geëiste straf vervangen zou moeten worden door een taakstraf, eventueel met oplegging van een gevangenisstraf gelijk aan de duur van het voorarrest in verband met artikel 22b van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Voorts heeft de raadsman aangegeven dat verdachte zich zal houden aan de door de reclassering voorgestelde bijzondere voorwaarden en in dit kader een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf aangewezen genoemd.
Het hof benadrukt dat het in de kern gaat om de medeplichtigheid aan één poging tot overval op een woning. Deze medeplichtigheid van verdachte aan de poging tot woningoverval heeft het hof om juridische redenen cumulatief/alternatief bewezenverklaard en gekwalificeerd als de medeplichtigheid aan een poging tot afpersing en/of medeplichtigheid aan een poging tot diefstal met geweld. Voor de soort en omvang van de straf heeft deze wijze van bewezenverklaren en kwalificeren echter geen gevolgen.
Naar het oordeel van het hof heeft verdachte ter zake van het onderhavige feitencomplex geen significante, maar slechts een ondersteunende rol vervuld. Naast zijn kleinere rol, ziet het hof aanleiding om het ontbreken van recidive, zowel voor als na het bewezen verklaarde feit, alsmede verdachtes houding ten voordele van verdachte mee te wegen in de strafoplegging.
Voorts acht het hof het – anders dan in de voorgestelde strafoplegging van de advocaat-generaal – aangewezen de thans aanwezige positieve factoren zoals werk en woning niet onevenredig te doorkruisen. Vorenstaande omstandigheden maken dat het hof aan verdachte de maximale taakstraf, voor de duur van 240 uren, subsidiair 120 dagen, als een passende en geboden straf zou willen opleggen. Voorts ziet het hof aanleiding om een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden, met een proeftijd van 2 jaren en als bijzondere voorwaarde een meldplicht op te leggen. Deze voorwaardelijke gevangenisstraf is bedoeld om verdachte te weerhouden van het begaan van (soortgelijke) strafbare feiten en te bewerkstelligen dat verdachte de noodzakelijk geachte ondersteuning bij het voortzetten van het door hem ingeslagen pad aanvaardt. Het hof ziet in het voorgaande onvoldoende aanleiding om verdachte hierbij elektronisch toezicht op te leggen, noch reden om over te gaan tot oplegging van een proeftijd van langere duur, zoals door de advocaat-generaal voorgesteld. In het gegeven dat verdachte zich in vrijheid bevindt en zich geen incidenten hebben voorgedaan, ziet het hof, tegen de achtergrond van het tijdsverloop, geen aanleiding (meer) om de andere geadviseerde bijzondere voorwaarden op te leggen.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 2]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 2.850,00, vermeerderd met de wettelijke rente. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen, waarna de benadeelde partij zich tevens opnieuw heeft gevoegd voor het oorspronkelijke, alsook toegewezen, bedrag van haar vordering.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezenverklaarde handelen van verdachte en zijn mededaders rechtstreeks schade heeft geleden. Verdachte is mede tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering hoofdelijk zal worden toegewezen, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente.
Gelet op het vorenstaande dient verdachte, als gelijkgesteld aan een in het ongelijk gestelde partij, te worden veroordeeld in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot aan deze uitspraak begroot op nihil.
Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 3.890,95, vermeerderd met de wettelijke rente. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen, waarna de benadeelde partij zich tevens opnieuw heeft gevoegd voor het oorspronkelijke, alsook toegewezen, bedrag van haar vordering.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezenverklaarde handelen van verdachte en zijn mededaders rechtstreeks schade heeft geleden. Verdachte is mede tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering hoofdelijk zal worden toegewezen, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente.
Gelet op het vorenstaande dient verdachte, als gelijkgesteld aan een in het ongelijk gestelde partij, te worden veroordeeld in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot aan deze uitspraak begroot op nihil.
Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 22c, 22d, 36f, 45 48, 55 en 312 en 317 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het subsidiair ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het subsidiair bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
6 (zes) maanden.
Bepaalt dat de gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of de verdachte gedurende de proeftijd van 2 (twee) jaren of ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit geen medewerking heeft verleend aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of geen identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage heeft aangeboden of geen medewerking heeft verleend aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen, dan wel de hierna te noemen bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd.
Stelt als bijzondere voorwaarde dat de veroordeelde:
- verplicht is zich gedurende de proeftijd op te melden bij Reclassering Nederland op het adres Wibautstraat 12 te Amsterdam, zo lang en frequent de reclassering dit noodzakelijk acht en zich ook overigens zal houden aan de aanwijzingen van de reclassering;
Geeft opdracht aan de Reclassering Nederland tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarde en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
240 (tweehonderdveertig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
120 (honderdtwintig) dagen hechtenis.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering zal worden gebracht, volgens de maatstaf van twee uren taakstraf per in voorarrest doorgebrachte dag, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 2]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde 2] ter zake van het bewezen verklaarde tot het bedrag van
€ 2.850,00 (tweeduizend achthonderdvijftig euro) bestaande uit € 200,00 (tweehonderd euro) materiële schade en € 2.650,00 (tweeduizend zeshonderdvijftig euro) immateriële schadeen veroordeelt de verdachte die, evenals zijn mededaders, hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, met dien verstande dat indien en voor zover de een aan zijn betalingsverplichting heeft voldaan, de een of meer anderen daarvan in zoverre zullen zijn bevrijd, om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Bepaalt dat voormeld toegewezen bedrag aan materiële en immateriële schadevergoeding vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 11 april 2014 tot aan de dag der algehele voldoening.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde 2] , ter zake van het bewezen verklaarde een bedrag te betalen van
€ 2.850,00 (tweeduizend achthonderdvijftig euro) bestaande uit € 200,00 (tweehonderd euro) materiële schade en € 2.650,00 (tweeduizend zeshonderdvijftig euro) immateriële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
38 (achtendertig) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat voormelde betalingsverplichting ter zake van de materiële en immateriële schade vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 11 april 2014 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat de verplichting tot betaling van schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer voor de verdachte komt te vervallen indien en voor zover mededaders hebben voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer.
Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde 1] ter zake van het subsidiair bewezen verklaarde tot het bedrag van
€ 3.890,95 (drieduizend achthonderdnegentig euro en vijfennegentig cent) bestaande uit € 1.240,95 (duizend tweehonderdveertig euro en vijfennegentig cent) materiële schade en € 2.650,00 (tweeduizend zeshonderdvijftig euro) immateriële schadeen veroordeelt de verdachte die, evenals zijn mededaders, hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, met dien verstande dat indien en voor zover de een aan zijn betalingsverplichting heeft voldaan, de een of meer anderen daarvan in zoverre zullen zijn bevrijd, om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Bepaalt dat voormeld toegewezen bedrag aan materiële en immateriële schadevergoeding vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 11 april 2014 tot aan de dag der algehele voldoening.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde 1] , ter zake van het subsidiair bewezen verklaarde een bedrag te betalen van
€ 3.890,95 (drieduizend achthonderdnegentig euro en vijfennegentig cent) bestaande uit € 1.240,95 (duizend tweehonderdveertig euro en vijfennegentig cent) materiële schade en € 2.650,00 (tweeduizend zeshonderdvijftig euro) immateriële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
48 (achtenveertig) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat voormelde betalingsverplichting ter zake van de materiële en immateriële schade vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 11 april 2014 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat de verplichting tot betaling van schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer voor de verdachte komt te vervallen indien en voor zover mededaders hebben voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer.
Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Aldus gewezen door
mr. J. Dolfing, voorzitter,
mr. K. Lahuis en mr. J. Hielkema, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. J.E. van der Ploeg, griffier,
en op 21 april 2016 ter openbare terechtzitting uitgesproken.