Uitspraak
[appellant],
Coöperatieve Rabobank Emmen-Coevorden U.A.,
Rabobank,
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
3.De vaststaande feiten
kop 2 "Belangenconflicten":
"Het is noodzakelijk om mogelijke belangenconflicten te herkennen, te beheersen en te voorkomen dat ze de klanten of andere stakeholders negatief raken. Om zoveel mogelijk te voorkomen dat er belangenconflicten ontstaan of om vermenging van zakelijke en privé belangen te vermijden, gelden (gedrags)regels(…) ";
kop 3 “Nevenfuncties”, dat het niet is toegestaan een nevenfunctie uit te oefenen naast het werk:
“… als het uitoefenen van deze nevenfunctie tot (mogelijke) belangenconflicten kan leiden of dat de schijn van belangenverstrengeling kan ontstaan.”, en dat als getwijfeld wordt of de nevenfunctie gemeld moet worden contact moet te worden opgenomen met de local compliance officer of de leidinggevende;
kop 7 “Sancties bij niet naleven van de Regeling Medewerkersintegriteit”, dat handelen in strijd met enige bepaling wordt beschouwd als een ernstige inbreuk op het vertrouwen dat de Rabobank in de medewerker stelt en kan leiden tot een passende sanctie waaronder schorsing, op termijn verbreken van de arbeidsrechtelijke relatie of andere maatregelen.
“Je kent de kernpunten uit de Regeling Medewerkersintegriteit. Je bent je bewust van het belang van integer handelen. Je herkent integriteitsgevoelige situaties en weet hoe te handelen volgens de Regeling.”
TI Zorg B.V. opgericht. TI Zorg B.V. is opgericht om een PGB-geldstroom ten behoeve van zijn kinderen te kunnen ontvangen. [appellant] is bestuurder en enig aandeelhouder van Marconing Holding B.V.
"Het bemiddelen bij financieringen en investeringen onder meer door “crowd funding” alsmede het verstrekken van leningen aan het midden- en kleinbedrijf.”
"De oprichters van Fund Mediation zijn allemaal jaren werkzaam in de financiële dienstverlening. Wij weten uit eerste hand hoe stroef het verstrekken van krediet bij een bank kan verlopen en hoe noodzakelijk dit voor een ondernemer kan zijn. (…) Gezien onze ervaringen en mede als antwoord op de financiële crisis hebben wij de handen ineengeslagen (…)
4.De verzoeken aan de kantonrechter en de beoordeling daarvan
5.De beoordeling in hoger beroep
grief 1betoogt [appellant] primair dat alleen al door het ontbreken van het FEC-rapport de ontbinding niet had mogen worden uitgesproken.
grieven 2 tot en met 4komt [appellant] op tegen de uitgesproken ontbinding op de e- en g-grond, opgenomen in artikel 7:669 lid 3 BW.
grief 5, waarin hij zich beklaagt over het afwijzen van zijn verzoek tot wedertewerkstelling. Overigens heeft [appellant] niet duidelijk kunnen maken welk belang hij heeft bij deze grief naast zijn verzoek tot herstel van het dienstverband in hoger beroep. Omdat de kantonrechter terecht tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst is overgegaan, wordt het primaire verzoek van [appellant] tot herstel van de arbeidsovereenkomst afgewezen en is er geen plaats voor een (vervangende) billijke vergoeding in plaats van herstel op de voet van artikel 7:683 lid 3 BW.
Grief 6, waarmee [appellant] zijn verzoek om toekenning van € 144.160,- als billijke vergoeding aan de orde stelt, kan dan ook onbesproken blijven.
€ 1.788,- voor salaris advocaat overeenkomstig het liquidatietarief (twee punten, tarief II in hoger beroep).
6.6. De beslissing
mr. O.E. Mulder en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 15 april 2016 in aanwezigheid van de griffier.