Beoordeling
1. Aan de betrokkene is als kentekenhouder bij inleidende beschikking een administratieve sanctie van € 220,- opgelegd ter zake van “niet stoppen voor rood licht: driekleurig verkeerslicht”, welke gedraging zou zijn verricht op 31 maart 2012 om 18.43 uur op de Provinciale weg Zaandam - Castricum te Krommenie met het voertuig met het kenteken [kenteken] .
2. De betrokkene ontkent dat hij de gedraging heeft verricht en voert hiertoe aan dat het verkeerslicht oranje (het hof begrijpt: geel) straalde op het moment dat hij het verkeerslicht passeerde. De betrokkene twijfelt of de gegevens op de foto wel juist zijn. Het filmnummer op de beschikking is bovendien anders dan het nummer op de foto die is gemaakt van de gedraging. Voorts voert de betrokkene aan dat sterk remmen voor het oranje (het hof begrijpt: gele) verkeerslicht in verband met achteropkomend verkeer gevaarlijk is en de tijd van het oranje (het hof begrijpt: gele) verkeerslicht te kort is om te kunnen stoppen. De betrokkene vindt de sanctie bovendien in geen verhouding staan tot wat hem kan worden verweten.
3. In WAHV-zaken biedt de ambtsedige verklaring van de verbalisant in beginsel een voldoende grondslag voor de vaststelling dat de gedraging is verricht. Dat is anders indien de betrokkene voor zijn zaak specifieke feiten en omstandigheden aanvoert, die aanleiding geven te twijfelen aan de juistheid van één of meer onderdelen van de ambtsedige verklaring dan wel indien uit het dossier zulke feiten en omstandigheden blijken. Indien één en ander zich niet voordoet bestaat geen aanleiding voor ander onderzoek.
4. Naast de in de inleidende beschikking vermelde gegevens, houdt de ambtsedige verklaring van de verbalisant zoals opgenomen in het zaakoverzicht van het CJIB onder meer het volgende in:
“Fotofilmnummer 1203310204 (…)
Door middel van twee foto's van roodlichtapparatuur werd de overtreding fotografisch vastgelegd.
Foto 1: het betreffende voertuig activeert de lus achter de stopstreep cq. het rode verkeerslicht. Op het moment van de overtreding brandde het licht reeds 1,4 seconden.
Foto 2: een seconde later. De geelfase bedroeg 3 seconden. (…)
Rijrichting van: Wormerveer
Rijrichting naar: Uitgeest
Ter hoogte van hectometerpaal/pandnummer: 50.5R”.
5. In het dossier bevindt zich een printscreen met daarop de eerste foto van de gedraging. Het printscreen vermeldt als filmnummer 6019530 en fotonummer 004. Op de foto is het voertuig van de betrokkene voorzien van kenteken [kenteken] zichtbaar, terwijl het voertuig juist de stopstreep is gepasseerd. Het bovenste licht van het driekleurige verkeerslicht brandt op dat moment. Bij een driekleurig verkeerslicht, zoals hier het geval, straalt het bovenste licht rood. Uit de databalk van die foto blijkt dat de foto is gemaakt op 31 maart 2012 om 10.43 uur en dat op het moment dat de betrokkene de stopstreep passeerde het verkeerslicht 3,0 seconden geel licht en 1,4 seconde rood licht had uitgestraald. Op de foto is geen achteropkomend verkeer waar te nemen.
6. Het hof heeft geconstateerd dat het filmnummer op de printscreen van de foto niet overeenkomt met het fotofilmnummer dat in het zaakoverzicht van het CJIB staat vermeld. Naar aanleiding van het verzoek van het hof aan de advocaat-generaal om aanvullende informatie, verklaart de verbalisant in het aanvullend proces-verbaal d.d. 1 februari 2016 het volgende, voor zover van belang:
“U schrijft mij dat betrokkene twijfelt aan juistheid van gegevens omdat filmnummer met fotonummer op de foto niet overeenkomen met het fotofilmnummer in het zaakoverzicht van het CJIB. Het filmnummer 6019530 met het fotonummer 004 is een automatische toevoeging van de ROBOT visual systems (de software) bij de foto die is gemaakt met lussen, radar en camera van Gatso (de hardware). Het fotofilmnummer 1203310204 is een nummer dat door onze administratie wordt toegevoegd waardoor dit nummer wordt vermeld op, onder meer, het zaakoverzicht. Het filmnummer (Robot) bij de foto van de gedraging wordt in de verdere verwerking niet gebruikt. Ik zag bij bestudering van de foto en het zaakoverzicht dat de foto van de gedraging hoort bij de gegevens vermeld op het zaakverzicht.”
7. Gelet op de aanvullende verklaring van de verbalisant, de foto van de gedraging, de gegevens op de databalk van die foto en de daarmee corresponderende gegevens in het zaakoverzicht van het CJIB, bestaat bij het hof geen twijfel dat het in het zaakoverzicht genoemde fotofilmnummer 1203310204 en de overige in het zaakoverzicht opgenomen gegevens overeenkomen met de in het dossier aanwezige foto van de gedraging.
8. De verklaring van de betrokkene houdt in dat het verkeerslicht nog geen rood licht straalde op het moment dat de betrokkene het verkeerslicht passeerde. Gelet op de foto van de gedraging en de gegevens op de databalk van de foto waaruit volgt dat het verkeerslicht 1,4 seconde rood licht straalde, bestaat bij het hof geen aanleiding te twijfelen aan de juistheid van de gegevens op de databalk op de foto en de vaststelling van de verbalisant dat de gedraging is verricht met het voertuig van de betrokkene. Naar het oordeel van het hof is derhalve komen vast te staan dat de gedraging is verricht.
9. Dat het voor de betrokkene onder de gegeven omstandigheden niet mogelijk zou zijn geweest om zijn voertuig tijdig tot stilstand te brengen, is voor het hof niet aannemelijk geworden. Bij een geellichtfase van 1,4 seconden en een roodlichtfase van 3 seconden, moet het bij een snelheid van 50 km/h mogelijk zijn geweest veilig en tijdig tot stilstand te komen.
10. De vraag of de geellichtfase in de gegeven omstandigheden zodanig is dat op verantwoorde wijze voor het rode verkeerslicht kan worden gestopt, dient te worden beantwoord aan de hand van de stopafstand van het betreffende voertuig. De stopafstand bestaat uit de remweg van het voertuig plus de afstand die nog wordt afgelegd in de reactietijd van één seconde voordat na het signaleren van het gele licht begonnen wordt met remmen. Het is het hof ambtshalve bekend dat de remweg wordt bepaald door toepassing van de formule S=V²/2xA. Daarbij staat S voor de remweg, V voor de beginsnelheid en A voor de remvertraging.
11. Het voertuig van de betrokkene betreft een personenauto die in gebruik genomen is na 30 juni 1967. Artikel 5.2.38, eerste lid, Regeling Voertuigen bepaalt dat een dergelijk voertuig moet beschikken over een bedrijfsrem waarvan de remvertraging tenminste 5,2 m/s² bedraagt, welke remvertraging door moderne voertuigen als dat van de betrokkene ruimschoots wordt gehaald.
12. Toepassing van de remwegformule op een beginsnelheid van 50 km per uur (13,88 m/s), zijnde de geldende maximumsnelheid, en een remvertraging van 5,2 m/s² levert een remweg op van 18,52 meter. Wanneer daar de reactieafstand van 13,88 meter bij opgeteld wordt, blijkt dat de stopafstand van het voertuig 32,40 meter is. Het hof merkt daarbij nog op dat bij verreweg de meeste voertuigen de remvertraging een stuk groter is dan minimaal vereist, zodat de remweg en dus ook de stopafstand feitelijk nog korter is.
13. Uitgaande van de omstandigheid dat de betrokkene op het moment dat het verkeerslicht geel licht begon uit te stralen reed met de maximaal toegestane snelheid van 13,88 m/s, zou de betrokkene - gelet op de tijd waarin het gele en het rode verkeerslicht uitstraalden - op dat moment 4,4 seconden (3 + 1,4) x 13,88 = 61,07 meter van de stopstreep verwijderd zijn. Derhalve is de stopafstand van 32,40 meter ruimschoots voldoende geweest om tijdig voor de stopstreep te kunnen stoppen.
14. Voorts merkt het hof op dat op grond van artikel 2, derde lid, van de WAHV de hoogte van de sanctie voor elke gedraging is vastgesteld in de bij de wet behorende bijlage. Deze in hoge mate tariefsmatige afdoening van gedragingen brengt mee dat de omstandigheden van het concrete geval niet licht van invloed zullen zijn op de hoogte van de opgelegde sanctie. Slechts bijzondere omstandigheden kunnen aanleiding geven om van de vastgestelde tarieven af te wijken.
15. Van bijzondere omstandigheden als hiervoor bedoeld is het hof niet gebleken. Het had op de weg van de betrokkene gelegen om oplettend te zijn op het aanwezige verkeerslicht en tijdig tot stilstand te komen voor het verkeerslicht. Bovendien is het hof van oordeel dat de omstandigheid dat de betrokkene niet doelbewust het rode licht heeft genegeerd en evenmin het overige verkeer in gevaar heeft gebracht geen omstandigheden zijn die aanleiding geven af te wijken van de vastgestelde tarieven. De mogelijkheid tot oplegging van een sanctie als de onderhavige heeft de wetgever niet afhankelijk gesteld van opzet of gevaarzetting. Om die reden kan niet worden gezegd dat de omstandigheden dusdanig zijn dat de sanctie dient te worden gematigd of in zijn geheel achterwege dient te blijven.
16. Gelet op het voorgaande is het hof van oordeel dat de kantonrechter het beroep terecht ongegrond heeft verklaard. Het hof zal de beslissing van de kantonrechter daarom bevestigen.