ECLI:NL:GHARL:2016:314

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
19 januari 2016
Publicatiedatum
19 januari 2016
Zaaknummer
200.172.137
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontslag van curator en benoeming van nieuwe curator in curatelezaak

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 19 januari 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep over het ambtshalve ontslag van de moeder als curator van haar dochter, curanda, en de benoeming van een nieuwe curator. De moeder was sinds 1991 curator van curanda, maar had verzuimd om rekening en verantwoording af te leggen over de jaren 2010 en 2011. Dit leidde tot een oproep van de kantonrechter om ter zitting te verschijnen, waar de moeder echter niet op verscheen. De kantonrechter heeft haar uiteindelijk ambtshalve ontslagen op 16 maart 2015, wat de moeder in hoger beroep aanvecht.

Het hof heeft vastgesteld dat de moeder niet moedwillig de administratie had verwaarloosd, maar dat haar onachtzaamheid voldoende gewichtige redenen opleverde voor het ontslag. De moeder heeft in hoger beroep verzocht om haar ontslag op eigen verzoek en de benoeming van haar zoon als nieuwe curator. Het hof heeft de voorkeur voor de benoeming van de broer van curanda, die zich al lange tijd om haar bekommert. Het hof heeft de beschikking van de kantonrechter vernietigd en de broer benoemd tot curator, met ingang van 1 februari 2016, en het ontslag van de moeder als curator eveneens met ingang van die datum vastgesteld. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.172.137
(zaaknummer rechtbank Gelderland, team bewind & erfrecht, zittingsplaats Zutphen, 876383)
beschikking van de familiekamer van 19 januari 2016
inzake
[verzoekster],
verblijf houdende te [woonplaats] ,
verzoekster in hoger beroep, verder te noemen: de moeder (van curanda),
advocaat: mr. J.M.G. Cox te Tilburg,
en
[curanda],
wonende te [woonplaats] ,
verder te noemen: curanda,
en
[curator],
kantoorhoudende te [plaats] ,
verder te noemen: [curator] .
Als overige belanghebbenden zijn aangemerkt:
[belanghebbende 1],
wonende te [woonplaats] ,
verder te noemen: de vader (van curanda),
en
[belanghebbende 2],
wonende te [woonplaats] ,
verder te noemen: de broer (van curanda).

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de kantonrechter in de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Zutphen, verder te noemen: de kantonrechter, van 16 maart 2015, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het beroepschrift met producties, ingekomen op 12 juni 2015;
- een journaalbericht van mr. Cox van 17 november 2015 met bijlagen, ingekomen op
18 november 2015.
2.2
De mondelinge behandeling heeft op 1 december 2015 plaatsgevonden. De moeder is in persoon verschenen, bijgestaan door haar advocaat. [curator] is in persoon verschenen evenals de vader. De broer en curanda zijn niet verschenen.

3.De vaststaande feiten

3.1
Curanda is geboren op [geboortedatum] 1971. Verzoekster in hoger beroep is de moeder van curanda.
3.2
Bij beschikking van 23 januari 1991 heeft de rechtbank Utrecht curanda onder curatele gesteld en de moeder benoemd tot curator.
3.3
Bij brieven van 3 maart 2011 en 27 augustus 2012 heeft de rechtbank Arnhem de moeder verzocht rekening en verantwoording af te leggen over het jaar 2010.
3.4
Naar aanleiding van de door de moeder ingediende rekening en verantwoording over 2012, alsmede de schriftelijke verklaring van de moeder de stukken van 2010 en 2011 te zijn kwijt geraakt, heeft de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Zutphen, de moeder bij brieven van 14 juli 2014 en 14 augustus 2014 opgeroepen om ter zitting te worden gehoord.
3.5
Bij brief van 15 september 2014 heeft de kantonrechter de moeder bericht dat zij zonder opgaaf van redenen niet op de zitting van 8 september 2014 is verschenen, dat de kantonrechter het niet verantwoord acht dat de moeder de bevoegdheid van curator nog langer uitoefent zonder daarover verantwoording af te leggen, en dat hij voornemens is haar te ontslaan en een andere curator te benoemen. Hierbij heeft de kantonrechter de moeder in de gelegenheid gesteld hierover te worden gehoord ter zitting van 24 oktober 2014. De moeder is ook op die zitting niet verschenen.
3.6
De kantonrechter heeft in de bestreden beschikking van 16 maart 2015 de moeder wegens gewichtige redenen ambtshalve ontslagen met ingang van 1 april 2015 en met ingang van diezelfde datum [curator] benoemd tot curator.

4.De omvang van het geschil

4.1
In geschil zijn het ambtshalve verleende ontslag van de moeder als curator en de benoeming van [curator] tot curator.
4.2
De moeder is met drie grieven in hoger beroep gekomen van de bestreden beschikking. De moeder verzoekt het hof bij beschikking, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, de bestreden beschikking te vernietigen en, opnieuw rechtdoende, haar op eigen verzoek ontslag te verlenen als curator en een nog nader door haar voor te dragen derde te benoemen tot curator over curanda.
4.3
De moeder heeft bij journaalbericht van 17 november 2015 verzocht de broer (van curanda) tot curator te benoemen.

5.De motivering van de beslissing

5.1
Ingevolge artikel 3, aanhef en sub a, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering komt de Nederlandse rechter rechtsmacht toe, reeds omdat curanda in Nederland haar gewone verblijfplaats heeft. Aansluiting zoekend bij de internationale rechtsontwikkeling, meer in het bijzonder artikel 13 lid 1 van het door Nederland ondertekende maar tot op heden niet geratificeerde Verdrag inzake de internationale bescherming van volwassenen van 13 januari 2000 (Trb. 2000, nr. 10), acht het hof Nederlands recht toepasselijk.
5.2
Op grond van artikel 1:385 lid 1, aanhef en onder d, van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de curator te allen tijde hetzij op eigen verzoek, hetzij wegens gewichtige redenen of omdat hij niet meer voldoet aan de eisen om curator te kunnen worden, door de kantonrechter worden ontslagen, zulks op verzoek van de medecurator of degene die gerechtigd is de curatele te verzoeken als bedoeld in artikel 1:379 BW, dan wel ambtshalve.
5.3
Op grond van artikel 1:383 lid 2 BW volgt de rechter die de curatele instelt bij de benoeming van de curator de uitdrukkelijke voorkeur van de betrokkene, tenzij gegronde redenen zich tegen zodanige benoeming verzetten. Ingevolge het derde lid van voornoemd artikel wordt, tenzij lid 2 is toegepast, indien de betrokkene is gehuwd, een geregistreerd partnerschap is aangegaan of anderszins een levensgezel heeft, bij voorkeur de echtgenoot, de geregistreerde partner dan wel andere levensgezel tot curator benoemd. Is het voorgaande niet van toepassing, dan wordt bij voorkeur een van zijn ouders, kinderen, broers of zusters tot curator benoemd.
5.4
De moeder stelt dat zij altijd de belangen van haar dochter, curanda, goed en naar beste vermogen heeft behartigd en dat door allerlei communicatieproblemen zij wellicht niet goed geïnformeerd is geweest over de afwikkeling van de rekening en verantwoording, maar dat sprake is van onvoldoende gewichtige redenen om haar ambtshalve ontslag te verlenen.
5.5
Het hof oordeelt hierover als volgt. Ter mondelinge behandeling in hoger beroep heeft de moeder uitleg gegeven hoe het is gekomen dat zij een groot deel van de administratie van curanda over de jaren 2010 en 2011 is kwijtgeraakt. De moeder heeft voldoende aannemelijk gemaakt dat zij die administratieve gegevens niet moedwillig verloren heeft laten gaan, maar dit laat onverlet dat sprake is van verregaande onachtzaamheid. Het lag op de weg van de moeder ook tijdens een verhuizing die administratie niet te veronachtzamen, waardoor verlies daarvan zou zijn voorkomen. Door die eigen onachtzaamheid heeft de moeder niet kunnen voldoen aan haar verplichting om rekening en verantwoording af te leggen over de jaren 2010 en 2011. De overgelegde administratieve gegevens over die jaren geven een volstrekt onvolledig beeld. Het tekortschieten in de nakoming van de verplichting om de kantonrechter van de gewenste informatie te voorzien zodat deze diens wettelijke controlerende taak kan uitvoeren, vormt naar het oordeel van het hof een voldoende gewichtige reden om de moeder als curator ambtshalve te ontslaan. De bestreden beschikking dient op dit punt te worden bekrachtigd, met dien verstande dat het hof een nieuwe datum dient te bepalen met ingang waarvan het ontslag van de moeder als curator zal ingaan. Het door de kantonrechter bepaalde ontslag van de moeder is namelijk op de door hem bepaalde datum niet ingegaan omdat de bestreden beschikking niet in kracht van gewijsde is gegaan noch uitvoerbaar bij voorraad is verklaard (zie artikel 1:385 lid 1, aanhef, jo artikel 1:281 lid 1, onder a, en lid 2 BW). Grief 1 faalt en grief 3 faalt deels. Grief 2 heeft in verband hiermee geen belang meer en behoeft daarom geen afzonderlijke bespreking.
5.6
In grief 3 heeft de moeder tevens bezwaar gemaakt tegen de benoeming van [curator] tot curator. Zij heeft de voorkeur uitgesproken voor de benoeming van de broer tot curator over curanda. Volgens de verklaring van de moeder ter zitting is de broer van jongs af aan en ook thans nog zeer betrokken bij curanda en bekommert hij zich om haar. Dit blijkt ook uit de schriftelijke verklaring van de broer, bijlage bij journaalbericht van 17 november 2015, waarin de broer aan het hof kenbaar heeft gemaakt dat hij bereid is de taak van curator van curanda op zich te nemen.
Ook de vader van curanda heeft ter mondelinge behandeling bij het hof zijn voorkeur uitgesproken voor de benoeming van de broer tot curator.
[curator] heeft tijdens de mondelinge behandeling in hoger beroep verklaard dat hij, bij gebleken geschiktheid van de broer, kan instemmen met benoeming van de broer tot curator over curanda.
5.7
Gelet op artikel 1:383 lid 3 BW geniet de benoeming van de broer van curanda de voorkeur boven de benoeming van een buitenstaander. Het hof acht de broer voldoende gekwalificeerd om de taak van curator op zich te nemen. Het hof zal de broer dan ook tot curator benoemen met ingang van na te melden datum, op welke datum het hof tevens het ontslag van de moeder als curator zal laten ingaan. De beschikking van de kantonrechter is niet in kracht van gewijsde gegaan noch uitvoerbaar bij voorraad verklaard, zodat tot op heden de taak van [curator] als opvolgend curator geen aanvang heeft kunnen nemen. Grief 3 slaagt gedeeltelijk.
5.8
Nu de benoeming van [curator] tot curator zal worden vernietigd, volgen de aan diens benoeming gekoppelde beslissingen inzake het afleggen van rekening en verantwoording, de jaarbeloning en de beloning voor de aanvangswerkzaamheden hetzelfde lot. Dat neemt niet weg dat [curator] aanspraak kan maken op vergoeding van de door hem gemaakte kosten die verband houden met het waarnemen van de zaken van curanda. Het hof heeft geen inzicht in de omvang van de gemaakte kosten en gaat ervan uit dat [curator] zich met de kantonrechter zal verstaan omtrent een redelijke vergoeding.
5.9
Voor de overzichtelijkheid zal het hof de bestreden beschikking in haar geheel vernietigen en het dictum opnieuw formuleren.

6.De beslissing

Het hof, beschikkende in hoger beroep:
vernietigt de beschikking van de kantonrechter in de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Zutphen, van 16 maart 2015, en opnieuw beschikkende:
ontslaat met ingang van 1 februari 2016 wegens gewichtige redenen [verzoekster] van Delft als curator over [curanda] , geboren op [geboortedatum] 1971;
benoemt met ingang van 1 februari 2016 tot curator: [belanghebbende 2] , geboren op [geboortedatum] 1973, wonende te [woonplaats] , [adres en postcode] ;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. P.M.M. Mostermans, G.P.M. van den Dungen en K.J. Haarhuis, bijgestaan door W.W.M.W. van den Bosch als griffier, en is op 19 januari 2016 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.