In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 19 april 2016 uitspraak gedaan in het hoger beroep van [X] BV tegen de uitspraak op bezwaar van de Inspecteur van de Belastingdienst. De zaak betreft de herziening van de indeling van het productiebedrijf in de sectoren voor de premieheffing werknemersverzekeringen. Belanghebbende, een productiebedrijf dat kunststof profielen, slangen en plakband produceert, heeft verzocht om herindeling van sector 55 (Overige takken van bedrijf en beroep) naar sector 51 (Algemene industrie) met terugwerkende kracht tot 1 januari 2009. De Inspecteur heeft dit verzoek afgewezen, waarna belanghebbende in beroep is gegaan.
Het Hof heeft vastgesteld dat de werkzaamheden van belanghebbende niet in de bijlage bij de Regeling Wfsv zijn vermeld, waardoor aansluiting bij een van de in de bijlage genoemde sectoren niet mogelijk is. Het Hof heeft geoordeeld dat de indeling van een werkgever in een sector moet plaatsvinden op basis van de aard van de verrichte werkzaamheden. Belanghebbende heeft betoogd dat haar werkzaamheden het meest overeenkomen met die van de rubberverwerkende industrie, terwijl de Inspecteur van mening is dat aansluiting bij sector 55 moet blijven bestaan.
Na beoordeling van de argumenten van beide partijen heeft het Hof geoordeeld dat de werkzaamheden van belanghebbende inderdaad meer overeenkomen met die van de rubberverwerkende industrie dan met de metaalindustrie. Het Hof heeft daarom het beroep van belanghebbende gegrond verklaard, de uitspraak van de Inspecteur vernietigd en bepaald dat belanghebbende met ingang van 1 januari 2009 ingedeeld dient te worden in sector 51 (Algemene industrie). Tevens is de Inspecteur veroordeeld in de proceskosten van belanghebbende.