Beoordeling
1. Aan de betrokkene is als kentekenhouder bij inleidende beschikking een administratieve sanctie van € 360,- opgelegd ter zake van “parkeren op gehandicaptenparkeerplaats zonder duidelijk zichtbare geldige gehand.parkeerkaart”, welke gedraging zou zijn verricht op 13 februari 2013 om 7.35 uur op de Holiday Avenue te Schiphol met het voertuig met het kenteken [kenteken] .
2. De betrokkene ontkent niet de gedraging te hebben verricht, maar voert aan dat de gedraging is verricht op privéterrein. Het betrof parkeerplaats P3 van Schiphol, welke parkeerplaats is afgesloten met een slagboom. Er moet eerst via internet een plaats worden gereserveerd en betaald, waarna men pas de slagboom kan passeren. Het betrof dus geen openbare weg. De algemene voorwaarden van SNBV waren van kracht en worden door privé personen gehandhaafd. De betrokkene stelt dat de verbalisant daarom niet bevoegd was te handhaven.
De betrokkene heeft ter onderbouwing van zijn stelling de door hem afgesloten parkeerovereenkomst en de bijbehorende 'Algemene Voorwaarden behorend bij Eenmalige Parkeerovereenkomsten' overgelegd.
3. Naast de in de inleidende beschikking vermelde gegevens, houdt de ambtsedige verklaring van de verbalisant zoals opgenomen in het zaakoverzicht van het CJIB onder meer het volgende in:
“Soort weg: een weg, zijnde een voor het openbaar verkeer openstaande weg.”
4. In het geding is de vraag of de plaats waar het betreffende voertuig zich bevond als een voor het openbaar verkeer openstaande weg in de zin van artikel 1, eerste lid, aanhef en onder b, van de Wegenverkeerswet 1994 (WVW 1994) dient te worden aangemerkt, en derhalve of de bepalingen bij of krachtens de WVW 1994 van toepassing zijn en de verbalisant bevoegd was de onderhavige sanctie op te leggen.
5. Allereerst wijst het hof erop dat in de door de betrokkene overgelegde Algemene Voorwaarden behorend bij Eenmalige Parkeerovereenkomsten in artikel 5 onder 5.1. is opgenomen dat de parkeerder zich dient te gedragen conform de bepalingen van (onder meer) de Wegenverkeerswet en het Reglement Verkeersregels en verkeerstekens.
6. Ingevolge artikel 1, eerste lid, aanhef en onder b, van de Wegenverkeerswet 1994 (WVW 1994) moet onder "wegen" worden verstaan: alle voor het openbaar verkeer openstaande wegen of paden met inbegrip van de daarin liggende bruggen en duikers en de tot die wegen behorende paden en bermen of zijkanten.”
7. Niet in geding is dat de betreffende parkeerplaats behoort bij het vliegveld Schiphol. Beslissend voor de vraag of het terrein als een voor het openbaar verkeer openstaande weg dient te worden aangemerkt, is echter de vraag of dit ten tijde van de gedraging feitelijk voor het openbaar verkeer openstond. Daarvoor zijn mede van belang de verdere feitelijke omstandigheden zoals of door de rechthebbende wordt geduld dat het algemene verkeer gebruik maakt van dat terrein (vgl. het arrest van de Hoge Raad van 8 april 1997, LJN ZD0686, gepubliceerd op www.rechtspraak.nl).
8. Het hof stelt vast dat de betreffende parkeerplaats P3, behorend bij vliegveld Schiphol en bestemd voor lang parkeren, is afgesloten door middel van slagbomen.
Gesteld noch gebleken is dat de rechthebbende zich op kenbare wijze, bijvoorbeeld door de borden "verboden toegang" en "eigen weg", het recht heeft voorbehouden en de feitelijke mogelijkheid heeft geschapen om desgewenst weggebruikers de toegang te ontzeggen (vgl. Hoge Raad 16 januari 2001, LJN AA9494, gepubliceerd op www.rechtspraak.nl). Het hof leidt uit hetgeen de betrokkene heeft aangevoerd af, dat de slagbomen uitsluitend zijn geplaatst met het oog op de heffing van het parkeergeld en dat zij geenszins de functie hebben om bepaalde weggebruikers de toegang te ontzeggen.
De betrokkene heeft gesteld dat eerst via internet een plaats moet worden gereserveerd en betaald, waarna men pas de slagboom kan passeren. Uit de door de betrokkene overgelegde voorwaarden blijkt dat er meerdere wijzen zijn waarop een Eenmalige Parkeerovereenkomst, zoals door de betrokkene aangegaan, kan worden gesloten, onder meer via een bij de ingang van de Parkeeraccomodatie getrokken parkeerkaart (artikel 2.3).
Deze omstandigheden in aanmerking genomen is het hof van oordeel dat het parkeerterrein dient te worden aangemerkt als een voor het openbaar verkeer openstaande weg.
9. Het voorgaande brengt mee dat de bepalingen bij en krachtens de WVW 1994 van toepassing zijn op het parkeerterrein en dat de betrokkene zich diende te houden aan het voorschrift van artikel 26, eerste lid, aanhef en onder b, van het RVV 1990. Voorts brengt dit met zich mee dat de verbalisant bevoegd was de onderhavige sanctie op te leggen. De omstandigheid dat in de Algemene Voorwaarden is bepaald dat Schiphol Nederland B.V. bevoegd is om motorvoertuigen die in strijd met toepasselijke voorschriften zijn geparkeerd te verwijderen, doet niet af aan de bevoegdheid van de verbalisant, als wachtmeester bij de Koninklijke Marechaussee.
10. Nu de betrokkene niet heeft ontkend dat hij zijn voertuig op een gehandicaptenparkeerplaats had geparkeerd en in dat voertuig geen geldige gehandicaptenparkeerkaart was aangebracht, stelt het hof vast dat de gedraging is verricht. Het hof zal de beslissing van de kantonrechter dan ook bevestigen.