ECLI:NL:GHARL:2016:3031
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Hoger beroep
- M. van Schuijlenburg
- A. Zomer
- Rechtspraak.nl
Bevestiging van de beslissing van de kantonrechter inzake administratieve sanctie voor verkeersgedrag
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 18 april 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de kantonrechter van de rechtbank Gelderland, die op 13 maart 2015 een administratieve sanctie had opgelegd aan de betrokkene voor het niet stoppen voor rood licht. De kantonrechter had het beroep van de betrokkene ongegrond verklaard en bepaald dat zij € 227,- moest betalen aan het Justitieel Incassobureau. De gemachtigde van de betrokkene heeft hoger beroep ingesteld, waarbij hij verzocht om een behandeling ter zitting en om vergoeding van kosten. De advocaat-generaal heeft een verweerschrift ingediend, maar de betrokkene en haar gemachtigde zijn niet verschenen tijdens de zitting op 4 april 2016.
Het hof heeft vastgesteld dat de betrokkene als kentekenhouder een administratieve sanctie van € 220,- was opgelegd voor het rijden door rood licht op 9 augustus 2013. De gemachtigde voerde aan dat de kantonrechter de sanctie had moeten matigen, omdat hij het draagkrachtverweer had gehonoreerd. Het hof oordeelde echter dat de enkele omstandigheid dat de betrokkene een sanctie had gekregen voor een vergelijkbaar feit op 6 augustus 2013, niet leidde tot dubbele sanctionering. Het hof bevestigde de beslissing van de kantonrechter en wees het verzoek om vergoeding van proceskosten af, omdat er geen aanleiding voor was.
De uitspraak benadrukt dat het vaststellen van een gedraging op zich al voldoende is voor het opleggen van een sanctie, en dat de kantonrechter niet verplicht is om de hoogte van de sanctie te matigen, zelfs niet als er financiële omstandigheden zijn die dit zouden kunnen rechtvaardigen. Het hof concludeert dat de beslissing van de kantonrechter terecht was en dat de betrokkene niet voldoende bewijs heeft geleverd voor haar beroep op financiële draagkracht.