Uitspraak
Verkort arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken
[verdachte] ,
Het hoger beroep
Onderzoek van de zaak
Ontvankelijkheid van het hoger beroep
Het vonnis waarvan beroep
De tenlastelegging
hij op of omstreeks 14 december 2013 te Laren, althans in het arrondissement Midden-Nederland, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig, daarmede rijdende over de weg, de Rijksweg A27, zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door roekeloos, in elk geval zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend, (na voorafgaand gebruik van alcohol) op een rijbaan van die genoemde Rijksweg A27 die bestemd was voor het tegemoetkomende verkeer, is gaan rijden en blijven rijden en/of aldus tegen het verkeer/de rijrichting in is gaan rijden (zogenaamd spookrijden) en/of waardoor hij, verdachte, in aanrijding/botsing is gekomen met een hem, verdachte tegemoetkomende personenauto, waardoor een ander, te weten de bestuurder van die tegemoetkomende personenauto, genaamd [slachtoffer] , werd gedood, terwijl hij verkeerde onder invloed van alcoholhoudende drank, te weten de toestand als bedoeld in artikel 8, tweede lid van de Wegenverkeerswet 1994;
hij, op of omstreeks 14 december 2013, te Laren, althans in het arrondissementsparket Midden-Nederland, als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), heeft gereden op de voor het openbaar verkeer openstaande weg, Laren, (na voorafgaand gebruik van alcohol) op een rijbaan van die genoemde Rijksweg A27 die bestemd was voor het tegemoetkomende verkeer, is gaan rijden en blijven rijden en/of aldus tegen het verkeer/de rijrichting in is gaan rijden (zogenaamd spookrijden) en/of waardoor hij, verdachte, in aanrijding/botsing is gekomen met een hem, verdachte tegemoetkomende personenauto, door welke gedraging(en) gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd.
Overweging met betrekking tot het bewijs
Verdachte heeft verklaard dat hij op de avond voorafgaand aan het ongeval alcoholische dranken heeft genuttigd. Hoeveel glazen dit waren weet verdachte niet. Omdat het resultaat van het bloedonderzoek niet als bewijsmiddel kan worden gebruikt, kan het hof de exacte hoeveelheid niet vaststellen. Het hof zal verdachte dan ook vrijspreken van het onderdeel van de tenlastelegging dat verdachte zich bevond in de toestand als bedoeld in artikel 8, tweede lid van de Wegenverkeerswet 1994.
Bewezenverklaring
hij op
of omstreeks14 december 2013 te Laren,
althans in het arrondissement Midden-Nederland,als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig, daarmede rijdende over de weg, de Rijksweg A27, zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door
roekeloos, in elk gevalzeer
, althans aanmerkelijk,onvoorzichtig en
/ofonoplettend,
(na voorafgaand gebruik van alcohol
)op een rijbaan van die genoemde Rijksweg A27 die bestemd was voor het tegemoetkomende verkeer, is gaan rijden en blijven rijden en
/ofaldus tegen
het verkeer/de rijrichting in is gaan rijden (zogenaamd spookrijden)
en/ofwaardoor hij, verdachte, in aanrijding/botsing is gekomen met een hem, verdachte tegemoetkomende personenauto, waardoor een ander, te weten de bestuurder van die tegemoetkomende personenauto, genaamd [slachtoffer] , werd gedood,
terwijl hij verkeerde onder invloed van alcoholhoudende drank, te weten de toestand als bedoeld in artikel 8, tweede lid van de Wegenverkeerswet 1994.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Strafbaarheid van de verdachte
Oplegging van straf en/of maatregel
Toepasselijke wettelijke voorschriften
BESLISSING
gevangenisstrafvoor de duur van
12 (twaalf) maanden.
6 (zes) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
bevoegdheid motorrijtuigen te besturenvoor de duur van
2 (twee) jaren.
teruggaveaan de rechthebbenden van de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten: