Beoordeling
1. Aan de betrokkene is als kentekenhouder bij in totaal 27 inleidende beschikkingen een administratieve sanctie van € 220,- opgelegd ter zake van “handelen in strijd met een geslotenverklaring voor niet aan de eisen voldoende voertuigen bord C22a bijlage 1 RVV 1990 milieuzone”, welke gedragingen zouden zijn verricht op de in de bijlage opgenomen data en locaties in de periode van 2 juli 2013 tot en met 23 augustus 2013 te Amsterdam met het voertuig met het kenteken [kenteken] .
2. De kantonrechter heeft in zijn beslissing overwogen dat uit de stukken en de RDW-gegevens blijkt dat de eerste toelating van het betreffende voertuig 21 juli 2006 was, dat het voertuig viel onder milieuclassificatie Euro 3 en was uitgerust met een roetfilter, zodat de betrokkene ten onrechte wordt verweten dat hij de gedragingen heeft verricht. De kantonrechter heeft de beroepen gegrond verklaard en de inleidende beschikkingen vernietigd.
3. De officier van justitie heeft hoger beroep ingesteld tegen voornoemde beslissing van de kantonrechter en daartoe - kortgezegd - aangevoerd dat de betrokkene de gedragingen wel heeft verricht en de kantonrechter het beroep ongegrond had dienen te verklaren. Vanaf 1 juli 2013 voldeed het voertuig van de betrokkene niet meer aan de uitzondering in artikel 86d van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 (RVV 1990), zodat de geslotenverklaring krachtens bord C22a van bijlage 1 in het RVV 1990 op het voertuig van toepassing was.
4. Namens de betrokkene is aangevoerd dat er alles aan is gedaan om aan de gestelde normen te voldoen. Uit informatie op de website van de gemeente Amsterdam volgt dat het met een vrachtauto met Euronorm III die is voorzien van een roetfilter en jonger is dan 8 jaren, is toegestaan om in de milieuzone te rijden. De betrokkene is van mening dat daarom geen sprake is van een overtreding en de inleidende beschikkingen terecht door de kantonrechter zijn vernietigd.
5. De betreffende gedragingen zijn overtredingen van het bepaalde in artikel 62 juncto bord C22a in bijlage 1 van het RVV 1990. Met bord C22a wordt een milieuzone aangeduid die een geslotenverklaring inhoudt voor vrachtauto’s die niet voldoen aan de eisen, genoemd in artikel 86d van het RVV 1990.
6. Artikel 86d van het RVV 1990 zoals dat gold ten tijde van de gedragingen luidt als volgt, voor zover van belang:
“1. De geslotenverklaring krachtens bord C22a van bijlage I is niet van toepassing:
a. tot 1 januari 2010 op vrachtauto’s,
1°. waarvan de dieselmotor blijkens de aantekening in het kentekenregister of op het kentekenbewijs ten minste voldoet aan Euronorm IV, of
2°. waarvan de dieselmotor blijkens de aantekening in het kentekenregister of op het kentekenbewijs voldoet aan Euronorm II of III, en die blijkens de aantekening in het kentekenregister zijn uitgerust met een roetfilter, of
3°. die niet worden aangedreven door een dieselmotor;
b. vanaf 1 januari 2010 tot 1 juli 2013 op vrachtauto’s,
1°. waarvan de dieselmotor blijkens de aantekening in het kentekenregister of op het kentekenbewijs ten minste voldoet aan Euronorm IV, of
2°. waarvan de dieselmotor blijkens de aantekening in het kentekenregister of op het kentekenbewijs voldoet aan Euronorm III en, waarvoor geldt dat sedert de datum van de eerste toelating tot het verkeer niet meer dan acht jaar zijn verstreken, en die voorts blijkens de aantekening in het kentekenregister zijn uitgerust met een roetfilter, of
3°. die niet worden aangedreven door een dieselmotor;
c. vanaf 1 juli 2013 op vrachtauto’s,
1°. waarvan de dieselmotor blijkens de aantekening in het kentekenregister of op het kentekenbewijs ten minste voldoet aan Euronorm IV, of
2°. die niet worden aangedreven door een dieselmotor.”
7. Naar het oordeel van het hof brengt het voorgaande mee dat de gedragingen zijn verricht door de betrokkene, aangezien door de betrokkene - onder meer ter zitting van het hof - niet is bestreden dat met de betreffende Euronorm III vrachtauto met dieselmotor op de plaatsen en tijden als genoemd in de inleidende beschikkingen in de milieuzone is gereden en de gedragingen zijn verricht na 1 juli 2013.
8. Vervolgens dient het hof te beoordelen of er andere redenen zijn een sanctie achterwege te laten of het bedrag van de sanctie te matigen.
9. De betrokkene stelt zich op het standpunt dat - als het hof tot het oordeel komt dat de gedragingen zijn verricht - de omstandigheden waaronder de gedragingen zijn verricht aanleiding zouden moeten zijn om sanctieoplegging achterwege te laten dan wel het bedrag van de sanctie te matigen. De betrokkene voert hiertoe aan dat hij er alles aan heeft gedaan om te voldoen aan de milieunormen. De betrokkene is zich er niet van bewust geweest dat hij overtredingen beging en is uitgegaan van de aan hem verstrekte informatie van de gemeente Amsterdam. Op het moment dat omstreeks 19 juli 2013 de eerste inleidende beschikking werd ontvangen, heeft de betrokkene direct actie ondernomen door zich te oriënteren op een ander voertuig, vervolgens op 22 augustus 2013 een voertuig met Euronorm VI te bestellen en op 26 augustus 2013 een ontheffing aan te vragen bij de gemeente voor de periode dat het nieuwe voertuig nog niet was geleverd. Vooruitlopend op de aanscherping van de milieunormen heeft hij in een eerder stadium ook al een roetfilter laten plaatsen. Hieruit blijkt ook de bereidheid van de betrokkene om zich aan de gestelde normen te houden.
10. Het hof stelt het volgende voorop. Op grond van artikel 2, derde lid, van de WAHV is de hoogte van de sanctie voor elke gedraging vastgesteld in de bij de wet behorende bijlage. Deze in hoge mate tariefsmatige afdoening van gedragingen brengt mee dat de omstandigheden van het concrete geval niet licht van invloed zullen zijn op de hoogte van de opgelegde sanctie. Slechts bijzondere omstandigheden kunnen aanleiding geven om van de vastgestelde tarieven af te wijken.
11. Naar het oordeel van het hof is er in het onderhavige geval geen sprake van bijzondere omstandigheden als vorenbedoeld. De omstandigheid dat de betrokkene niet doelbewust de gedraging heeft begaan, is geen omstandigheid die aanleiding geeft af te wijken van de vastgestelde tarieven. Het verrichten van een gedraging als de onderhavige kan op zichzelf al het opleggen van een sanctie rechtvaardigen. De mogelijkheid tot oplegging van een sanctie als de onderhavige heeft de wetgever niet afhankelijk gesteld van opzet. Om die reden kan niet worden gezegd dat de omstandigheden dusdanig zijn dat de sanctie dient te worden gematigd of in zijn geheel achterwege dient te blijven.
Dat de betrokkene zich heeft gebaseerd op de informatie op de website van de gemeente Amsterdam, geeft hiertoe evenmin aanleiding. Uit het door de vertegenwoordiger van de betrokkene overgelegde stuk, gedateerd 26 november 2012, blijkt dat de gemeente Amsterdam ontheffing verleende van de in het tijdvak vanaf 1 januari 2010 tot 1 juli 2013 geldende eis dat Euro III-voertuigen niet ouder mochten zijn dan 8 jaar. Dat laat onverlet dat - ook voor vrachtwagens waarvoor een dergelijke ontheffing kan zijn verleend - met ingang van 1 juli 2013 een ander regime ging gelden. Hoezeer het hof begrijpt dat de betrokkene zich door die - per 1 juli 2013 achterhaalde - informatie heeft laten leiden, is het de verantwoordelijkheid van de betrokkene om op de hoogte te zijn van de voor hem geldende wet- en regelgeving en kan dit geen aanleiding vormen voor matiging of het achterwege laten van de sanctie.
12. Gelet op het voorgaande zal het hof de beslissing van de kantonrechter vernietigen en doen wat de kantonrechter had behoren te doen, te weten het beroep ongegrond verklaren.
13. Ten behoeve van de betrokkene merkt het hof op dat de vertegenwoordiger van de advocaat-generaal ter zitting van het hof heeft medegedeeld dat zij, in de omstandigheid dat de betrokkene op 19 juli 2013 de eerste inleidende beschikking heeft ontvangen en op dat moment al meerdere gedragingen waren verricht, aanleiding ziet om het CJIB te verzoeken de inning van de sancties te staken voor de gedragingen die zijn begaan op 19 juli 2013 en daarvoor. Dat betreft derhalve de sancties die zijn opgelegd in de in de bijlage onder de nummers 4, 7, 10, 14, 17, 18, 19, 20, 24 en 26 opgenomen zaken.