ECLI:NL:GHARL:2016:298

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
19 januari 2016
Publicatiedatum
19 januari 2016
Zaaknummer
200.123.950/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep over bewijslevering en vorderingen in civiele zaak tussen Rias B.V. en geïntimeerde

In deze zaak, die voor het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden diende, ging het om een hoger beroep van Rias B.V. tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank. Rias B.V. had in eerste aanleg een vordering ingesteld tegen een geïntimeerde partij, waarbij zij stelde dat de geïntimeerde opdracht had gegeven voor de levering en plaatsing van materialen, zoals vermeld in een factuur van 19 maart 2007. Het hof oordeelde dat Rias B.V. niet in het bewijs was geslaagd dat de geïntimeerde daadwerkelijk een opdracht had gegeven. De getuigenverklaringen die door Rias B.V. waren ingebracht, waaronder die van een middellijk bestuurder en voormalige werknemers, waren onvoldoende om de stelling van Rias B.V. te onderbouwen. Het hof concludeerde dat de verklaring van de getuige niet op eigen waarneming was gebaseerd en dat er geen aanvullend bewijs was dat de stelling van Rias B.V. kon ondersteunen. Hierdoor werd de vordering van Rias B.V. afgewezen en het vonnis van de rechtbank bekrachtigd. Rias B.V. werd veroordeeld in de proceskosten van het hoger beroep, die werden vastgesteld op een totaal van € 2.471,-. Het arrest werd uitgesproken op 19 januari 2016.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Leeuwarden
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.123.950/01
(zaaknummer rechtbank Assen 91542 / HA ZA 12-67)
arrest van 19 januari 2016
in de zaak van:
Rias B.V.,
gevestigd te Roden,
appellante,
in eerste aanleg: eiseres,
hierna:
Rias,
advocaat: mr. P.L. Verhulst, kantoorhoudend te Vries,
tegen
[geïntimeerde],
wonende te [woonplaats] ,
geïntimeerde,
in eerste aanleg: gedaagde,
hierna:
[geïntimeerde],
advocaat: mr. S.G. Rissik, kantoorhoudend te Groningen.
Het tussenarrest van 16 september 2014 wordt hier overgenomen.

1.De verdere loop van het geding in hoger beroep

1.1
In voormeld tussenarrest is Rias opgedragen te bewijzen dat [geïntimeerde] aan Rias (dan wel aan Rias B.V. i.o.) opdracht heeft gegeven voor de levering en plaatsing van de materialen die zijn vermeld in de factuur van 19 maart 2007 en dat Rias (dan wel Rias B.V. i.o.) deze materialen ook heeft geleverd en geplaatst.
1.2
Rias heeft op 18 december 2014 de volgende getuigen doen horen:
- [getuige 1] , middellijk bestuurder van Rias (hierna: [getuige 1] );
- [getuige 2] , voormalig werknemer van Rias (hierna: [getuige 2] );
- [getuige 3] , voormalig werknemer van Rias (hierna: [getuige 3] );
- [getuige 4] , voormalig werknemer van Rias (hierna: [getuige 4] ).
1.3
Na beraad heeft [geïntimeerde] op de rol aangegeven af te zien van contra-enquête.
1.4
Rias heeft een memorie na enquête genomen. [geïntimeerde] heeft een antwoordmemorie na enquête genomen.
1.5
Ten slotte hebben partijen arrest gevraagd en daartoe (aanvullend) de stukken overgelegd.

2.De verdere beoordeling in hoger beroep

2.1
Ten aanzien van de vraag of [geïntimeerde] aan Rias (dan wel aan Rias B.V. i.o.) opdracht heeft gegeven voor de levering en plaatsing van de materialen die zijn vermeld in de factuur van 19 maart 2007, heeft [getuige 1] verklaard:
"De mondelinge afspraak tussen [geïntimeerde] en mijn broer [naam broer] is eind 2006 waarschijnlijk gemaakt. Ik was daar niet bij en ik weet het ook niet meer precies, maar mijn broer heeft tegen mij gezegd: ik moet voor [geïntimeerde] materialen bestellen. Mijn broer had een vriendschappelijke band met meneer [geïntimeerde] . Ik was in die tijd elke dag op kantoor bij Rias. (…)"
2.2
Uit deze verklaring blijkt dat [getuige 1] niet uit eigen waarneming kan verklaren dat tussen [geïntimeerde] en Rias dan wel Rias B.V. i.o. een opdracht tot stand is gekomen zoals gesteld door Rias. Dat [getuige 1] van haar broer, [naam broer] , zou hebben gehoord dat laatstgenoemde een mondelinge afspraak met [geïntimeerde] heeft gemaakt, is naar 's hofs oordeel onvoldoende om het bewijs geleverd te achten. Dit geldt te meer aangezien de verklaring van [getuige 1] als partijgetuige de beperkte bewijskracht van art. 164 lid 2 Rv heeft, zodat voor het oordeel dat Rias geslaagd zou zijn in de bewijslevering aanvullende bewijzen nodig zijn die zodanig sterk zijn en zodanig essentiële punten betreffen, dat zij de verklaring van [getuige 1] als partijgetuige voldoende geloofwaardig maken (ECLI:NL:HR:1995:ZC1688). De getuigen [getuige 2] , [getuige 3] en [getuige 4] hebben echter niets verklaard over de totstandkoming van de opdracht tussen [geïntimeerde] en Rias (dan wel Rias B.V. i.o.). Aanvullend bewijs in vorenbedoelde zin ontbreekt derhalve.
2.3
Op grond hiervan oordeelt het hof dat niet bewezen is dat [geïntimeerde] aan Rias (dan wel aan Rias B.V. i.o.) opdracht heeft gegeven voor de levering en plaatsing van de materialen die zijn vermeld in de factuur van 19 maart 2007, zodat dit niet komt vast te staan. Of de desbetreffende materialen door Rias (of Rias B.V. i.o.) aan [geïntimeerde] geleverd zijn, kan verder onbesproken blijven. De slotsom luidt dat de vordering van Rias niet voor toewijzing in aanmerking komt. De grief stuit hierop af. Het vonnis waarvan beroep zal worden bekrachtigd.
2.4
Rias zal als de in het ongelijk te stellen partij worden veroordeeld in de kosten van het hoger beroep. De proceskosten in hoger beroep zullen worden vastgesteld op € 683,- aan verschotten en op € 1.788,- aan geliquideerd salaris van de advocaat (2 punten in tarief II).
De beslissing
Het gerechtshof, rechtdoende in hoger beroep:
bekrachtigt het vonnis van de rechtbank van 21 november 2012;
veroordeelt Rias in de proceskosten van het geding in hoger beroep en stelt deze
kosten aan de zijde van [geïntimeerde] vast op € 683,- aan verschotten en op € 1.788,- aan geliquideerd salaris van de advocaat;
verklaart dit arrest uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af hetgeen meer of anders is gevorderd.
Dit arrest is gewezen door mr. H. de Hek, mr. M.E.L. Fikkers en mr. D.H. de Witte en is door de rolraadsheer in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op dinsdag 19 januari 2016.