In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 19 januari 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep over de waarde van een woonboerderij, gelegen aan [a-straat] 18 te [Z]. De heffingsambtenaar van de gemeente Borger-Odoorn had de waarde van de onroerende zaak per waardepeildatum 1 januari 2012 vastgesteld op € 393.000, waarbij rekening was gehouden met de aanwezigheid van asbest in de dakbedekking van de schuur. De belanghebbende, eigenaar van de woonboerderij, heeft bezwaar gemaakt tegen deze waardebepaling en is in beroep gegaan bij de rechtbank Noord-Nederland, die de waarde heeft verlaagd naar € 375.000. De heffingsambtenaar heeft hiertegen hoger beroep ingesteld.
Tijdens de zitting op 8 december 2015 heeft de gemachtigde van de belanghebbende, mr. [A], betoogd dat de heffingsambtenaar ten onrechte de Taxatiewijzer agrarische objecten heeft toegepast, aangezien de woning een woonboerderij is en geen agrarisch object. Tevens werd gesteld dat de kosten voor vervangende dakbedekking niet in de waardebepaling zijn meegenomen. De heffingsambtenaar heeft in zijn verdediging een taxatierapport overgelegd, waaruit blijkt dat de waarde van de onroerende zaak per 1 januari 2012 € 418.000 zou zijn.
Het Hof heeft geoordeeld dat de heffingsambtenaar voldoende rekening heeft gehouden met de aanwezigheid van asbest en dat de waarde van de onroerende zaak niet te hoog is vastgesteld. De heffingsambtenaar heeft een aftrek van € 17.640 toegepast voor de asbestverwijdering en dakvervanging, wat resulteert in een nieuwe waarde van € 398.608. Het Hof heeft het hoger beroep gegrond verklaard, de uitspraak van de rechtbank vernietigd en de uitspraak van de heffingsambtenaar bevestigd. De proceskosten zijn niet toegewezen.