In deze zaak gaat het om een hoger beroep van [X] B.V. tegen de uitspraak van de rechtbank Overijssel van 20 februari 2015, waarin de waarde van de onroerende zaak aan de [a-straat] 36 te [A] werd vastgesteld op € 1.404.000. De heffingsambtenaar had deze waarde vastgesteld op basis van de Wet waardering onroerende zaken (Wet WOZ) en de onroerendezaakbelasting (OZB) voor het jaar 2014. De rechtbank had het beroep van belanghebbende gegrond verklaard en de waarde verlaagd, evenals de aanslag OZB. Belanghebbende heeft hoger beroep ingesteld, waarbij de waarde opnieuw ter discussie werd gesteld. Tijdens de zitting van het Hof op 23 maart 2016 werd de taxateur van belanghebbende gehoord, die als gemachtigde optrad. Het Hof oordeelde dat de taxateur als gemachtigde moet worden aangemerkt en niet als deskundige, wat betekent dat de kosten voor zijn bijstand als beroepsmatig verleende rechtsbijstand moeten worden vergoed. Uiteindelijk is het Hof tot de conclusie gekomen dat de waarde van de onroerende zaak per waardepeildatum 1 januari 2013 moet worden vastgesteld op € 1.300.000. De uitspraken van de rechtbank en de heffingsambtenaar zijn vernietigd, en de proceskostenvergoeding is vastgesteld op € 2.708,50.