Uitspraak
MF,
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
Het hof heeft bij deze vaststelling rekening gehouden met
grief 1die betrekking heeft op de feitenvaststelling door de rechtbank en met
grief 3die richt zich tegen een kennelijke schrijffout in het vonnis, zodat MF bij een verdere bespreking van die grieven geen belang heeft.
Ter zake de ter beschikkingstelling van [X] aan [geïntimeerde] hebben partijen een (afzonderlijke) overeenkomst gesloten welke inhield dat [X] door MF ingaande 5 november 2007 aan [geïntimeerde] ter beschikking werd gesteld voor gemiddeld 38 uur per week (hierna: de uitzendovereenkomst). In de door MF opgestelde en door beide partijen ondertekende brief van 21 november 2007 (prod. 1 bij inleidende dagvaarding) is terzake die overeenkomst onder meer het volgende opgenomen:
en [X][hof: het woord “
eindigt”ontbreekt abusievelijk]
. Indien MF Horeca gehouden is de uitzendovereenkomst via een ontslagprocedure te eindigen, zullen de kosten van de ontslagprocedure eveneens voor uw rekening komen. U realiseert zich dat, indien de arbeidsovereenkomst ontbonden dient te worden via de Rechtbank, sector kanton, dit minimaal één maandsalaris per gewerkt jaar zal bedragen waarbij de hele periode dat de heer [X] bij u heeft gewerkt, ook de perioden voordat de heer [X] werkzaam was bij u via MF Horeca, meegeteld wordt.
De akte waarin de vaststellingsovereenkomst is vastgelegd, is gedateerd op 20 juli 2011. Daarin is (samengevat en voor zover van belang) opgenomen, (a) dat de arbeidsovereenkomst eindigt op 1 april 2012, (b) dat [X] zich per 1 augustus 2011 weer zal melden als hersteld en dat hij met behoud van zijn salaris tot einde dienstverband zal zijn vrijgesteld van zijn werkzaamheden, (c) dat [X] aan opgebouwde vakantiedagen tot 1 augustus 2011 een bedrag van € 4.853,71 bruto zal ontvangen, maar dat nadien op te bouwen vakantiedagen geacht worden te zijn genoten, (d) dat aan [X] een bedrag van € 3.600,- excl. btw ter beschikking zal worden gesteld voor scholing en een bedrag van € 2.500,- excl. btw aan kosten voor juridische bijstand. Verder is in de vaststellingsovereenkomst bepaald dat aan [X] geen ontbindingsvergoeding wordt toegekend.
4.4. De vorderingen in eerste aanleg en de beslissing daarop
5.De motivering van de beslissing in hoger beroep.
grieven 1 en 3zijn hiervoor reeds besproken. In de
grieven 2, 4, 5 en 6komt MF op verschillende gronden en vanuit verschillende invalshoeken op tegen de afwijzing van haar op de vaststellingsovereenkomst met [X] gebaseerde vorderingen. Het hof zal die vorderingen opnieuw beoordelen.
5.3 [geïntimeerde] heeft niet bestreden dat zij in beginsel jegens MF daartoe verplicht is, maar heeft aangevoerd dat MF zich in dit geval niet op het bestaan van deze verplichting kan beroepen. [geïntimeerde] voert daartoe aan dat MF zelf tekort is geschoten in de nakoming van haar verplichtingen en dat de gevorderde kosten daaruit voortvloeien.
heeft hiertegenover niet (gemotiveerd) aangevoerd dat MF ten tijde van haar instructie om [X] op staande voet te ontslaan, beschikte over voldoende bewijs voor [X] ’s (beweerdelijke) misdragingen om een ontslag op staande voet te rechtvaardigen. Ook niet waar het betreft het (beweerdelijk) seksueel misbruik van anderen dan de aangeefster wier verklaring tot zijn arrestatie heeft geleid. Verklaringen daarover zijn anoniem en dateren ook van na de afwikkeling van de arbeidsovereenkomst.
Dat onvoldoende bewijs voor de beweerdelijke misdragingen voorhanden was, vindt bevestiging in de omstandigheid dat op enig moment de aangifte die tot de voorlopige hechtenis leidde, is ingetrokken en dat de strafzaak tegen [X] is geseponeerd.
Dat het beëindigen van de arbeidsrelatie met [X] door middel van een (pro forma) ontbinding en een vaststellingsovereenkomst heeft geleid tot hogere kosten vergeleken met de situatie dat [X] op staande voet zou zijn ontslagen, kan op grond van het voorgaande niet worden aangenomen.
5.6.6 Anders dan [geïntimeerde] is het hof van oordeel dat de in de regeling opgenomen vergoedingen voor advocaatkosten en scholing niet ongebruikelijk zijn en ook in verhouding staan tot de duur van de onderhandelingen (de advocaatkosten) en de lengte van het dienstverband (de vergoeding voor scholing).
Bij brief van 7 maart 2012 (productie 4 bij dagvaarding) heeft MF namelijk al aan [geïntimeerde] geschreven dat zij in gebreke was, doordat de termijn voor de betaling van de desbetreffende factuur inmiddels was verstreken. Dat [geïntimeerde] toen meende niets verschuldigd komt voor haar risico en staat niet in de weg aan toewijzing van deze nevenvordering.
5.9 De vordering om [geïntimeerde] te veroordelen tot terugbetaling aan MF van al hetgeen zij aan [geïntimeerde] heeft voldaan ter uitvoering van het bestreden vonnis van de rechtbank is toewijsbaar, aangezien daartegen geen verweer is gevoerd.