ECLI:NL:GHARL:2016:2854

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
12 april 2016
Publicatiedatum
12 april 2016
Zaaknummer
21-001382-15
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake verkrachting en wederrechtelijke vrijheidsberoving met gevangenisstraf en contactverbod

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 12 april 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Gelderland. De verdachte is beschuldigd van verkrachting en wederrechtelijke vrijheidsberoving van de aangeefster op 17 mei 2014. De rechtbank had de verdachte eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier jaar. Het hof heeft het vonnis van de rechtbank vernietigd en een gevangenisstraf van 30 maanden opgelegd, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar. De bijzondere voorwaarde is een contactverbod met de aangeefster. Het hof oordeelde dat er voldoende bewijs was voor de beschuldigingen, onder andere op basis van de verklaringen van de aangeefster en getuigen. De verdachte heeft ontkend dat de seks niet vrijwillig was, maar het hof achtte de verklaringen van de aangeefster en getuigen geloofwaardig. De vordering van de benadeelde partij, die schadevergoeding eiste, werd toegewezen. Het hof heeft de verdachte ook verplicht om de schadevergoeding aan de benadeelde partij te betalen, vermeerderd met wettelijke rente.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-001382-15
Uitspraak d.d.: 12 april 2016
TEGENSPRAAK

Verkort arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken

gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Gelderland van 2 maart 2015 met parketnummer 05-740077-14 in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [1968] ,
wonende te [woonplaats] ,
thans verblijvende in [detentieadres] .

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 29 maart 2016 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennis genomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot veroordeling van verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur vier jaar, waarvan een jaar voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaar en een contactverbod als bijzondere voorwaarde, met de dadelijke uitvoerbaarheid daarvan. Voorts vordert de advocaat-generaal de toewijzing van de vordering van de benadeelde partij. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft voorts kennis genomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsvrouw, mr. J.M. Poortinga, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen omdat het tot een andere strafoplegging komt. Het hof zal daarom opnieuw recht doen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is -na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in eerste aanleg- tenlastegelegd dat:
1:
hij op of omstreeks 17 mei 2014 te [plaats] , in ieder geval in Nederland, door geweld en/of één of meer andere feitelijkheden en/of bedreiging met geweld en/of één of meer andere feitelijkheden, [aangeefster] heeft gedwongen tot het ondergaan van handelingen, bestaande uit het seksueel binnendringen van haar lichaam, te weten het brengen van zijn penis in de anus en/of in de mond van die [aangeefster] , en bestaande dat geweld en/of één of meer andere feitelijkheden en/of bedreiging met geweld en/of één of meer andere feitelijkheden, hierin dat verdachte
- die [aangeefster] tegen haar wil, in zijn auto, heeft meegenomen naar een afgelegen plek en/of
- die [aangeefster] aan de haren heeft getrokken en/of
- die [aangeefster] heeft verteld dat hij een pistool had en/of
- in het bijzijn van die [aangeefster] cocaïne heeft gesnoven en/of
- die [aangeefster] heeft uitgescholden en/of
- die [aangeefster] heeft geboden zich uit te kleden,
- voorbij is gegaan aan de (verbale en/of non-verbale) signalen van protest/onwil van die [aangeefster] , en verdachte (aldus) voor die [aangeefster] een bedreigende situatie heeft doen ontstaan.
2:
hij op of omstreeks 17 mei 2014 te gemeente [plaats] en/of [plaats] , in ieder geval in Nederland, opzettelijk [aangeefster] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en/of beroofd gehouden, immers heeft verdachte die [aangeefster] tegen haar wil meegenomen in zijn auto en/of haar (gedurende zekere tijd) verboden zijn auto te verlaten.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Overwegingen met betrekking tot het bewijs

Standpunt van het openbaar ministerie
De advocaat-generaal heeft tijdens haar requisitoir - kort gezegd - aangevoerd dat er voldoende wettig en overtuigend bewijs is om tot een bewezenverklaring van beide feiten te komen. Zij heeft daarbij met name verwezen naar de verklaring van aangeefster, de verklaring van [vriend van aangeefster] en het proces-verbaal van verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] . De verklaring van verdachte, namelijk dat de seks vrijwillig was, wordt volgens de advocaat-generaal op geen enkele wijze ondersteund.
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft - kort gezegd - betoogd dat het bewijs in onderhavige zaak onvoldoende overtuigend is, zodat vrijspraak dient te volgen voor het onder 1 en 2 aan verdachte tenlastegelegde. De verdediging heeft daartoe aangevoerd dat de verklaringen in het dossier op essentiële punten uiteen lopen en onvoldoende consistent zijn. De verdediging heeft zich voorts op het standpunt gesteld dat de verklaring van aangeefster onbetrouwbaar en ongeloofwaardig is, nu onder meer belangrijke details in deze verklaring ontbreken, en dat getuige [vriend van aangeefster] een uiterst onbetrouwbare getuige is. Verdachte heeft verklaard dat aangeefster vrijwillig met hem is meegereden en dat de seks die daarna heeft plaatsgevonden eveneens vrijwillig was.
Oordeel van het hof
Het hof is van oordeel dat het door de verdediging gevoerde verweer strekkende tot vrijspraak van het aan verdachte onder 1 en 2 tenlastegelegde wordt weersproken door de gebezigde bewijsmiddelen, zoals deze later in de eventueel op te maken aanvulling op dit arrest zullen worden opgenomen. Het hof heeft geen reden om aan de juistheid en betrouwbaarheid van de inhoud van die bewijsmiddelen te twijfelen.
Het hof overweegt daarbij in het bijzonder het volgende.
Aangeefster heeft aangifte gedaan van wederrechtelijke vrijheidsberoving en verkrachting. Ze heeft - kort gezegd - als volgt verklaard. Op 17 mei 2014 was aangeefster met haar vriend [vriend van aangeefster] in [naam café] in [plaats] . In dit café kwamen zij verdachte tegen die hen wel naar het station in [plaats] wilde brengen, want hun fiets(en) stond(en) op het station. Zij zijn in de auto van de man ingestapt en toen zij bij het station aankwamen, is [vriend van aangeefster] uitgestapt. Aangeefster wilde ook uitstappen, maar nog voordat dit kon, reed de verdachte snel weg. Ze riep nog: “He, wat doe jij dan, laat mij eruit”, maar hij gaf daar geen gehoor aan. Aangeefster hoorde ook [vriend van aangeefster] nog “He he” schreeuwen. Tegen haar wil is ze meegenomen naar een weiland. Ze schreeuwde dat ze eruit wilde en heeft de hele tijd geschreeuwd dat ze terug wilde naar de [straat] . Aangeefster heeft voorts verklaard dat haar telefoon heel vaak over ging en dat ze [vriend van aangeefster] 1 of 2 keer aan de lijn heeft gehad. Ze heeft toen heel snel gezegd dat ze niet goed wist waar ze was maar dat er gras was en een weiland en dat ze dacht dat ze ergens in [plaats] en [plaats] was. Ze kon de andere keren niet opnemen omdat verdachte haar telefoon had afgepakt. In het weiland heeft verdachte aangeefster verkracht. Zij heeft verklaard dat ze enorm bang was. Verdachte dreigde dat hij een pistool had en tevens was hij onder invloed van drugs.
Getuige [vriend van aangeefster] heeft meerdere verklaringen afgelegd. Hij heeft bij de politie als volgt verklaard. Hij is met aangeefster bij verdachte in de auto gestapt om vervolgens met haar te worden afgezet bij het station. [vriend van aangeefster] was net uitgestapt toen verdachte wegreed met aangeefster nog in de auto. Hij hoorde haar “He” roepen en hij schopte zijn klomp nog achter de auto aan. In de auto had verdachte al seksistische opmerkingen gemaakt over aangeefster. Verdachte zei dat hij niet snapte dat [vriend van aangeefster] telkens zulke mooie meiden om zich heen had, dat hij aangeefster ook wel een keer wilde neuken en ook dat hij haar wel thuis zou brengen. Toen verdachte dit zei, zag [vriend van aangeefster] het gezicht van aangeefster vertrekken, zo van ‘wat gaat er gebeuren’. Nadat aangeefster was meegenomen, is [vriend van aangeefster] gelijk naar huis gefietst om zijn lege telefoon op te laden. Toen heeft hij aangeefster gebeld en hoorde hij dat ze hartstikke in paniek was en zij niet wist waar ze reden. [vriend van aangeefster] heeft 112 gebeld om melding te maken van een ontvoering. Toen [vriend van aangeefster] , na een aantal vergeefse eerdere pogingen en een kwartier later, aangeefster weer aan de telefoon kreeg, hoorde hij haar schreeuwen en huilen. Ze was helemaal in paniek en ze had het over een weiland en een zandpad, maar wist niet waar ze was. [vriend van aangeefster] heeft deze informatie weer aan de politie doorgegeven.
Verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] hebben geverbaliseerd met betrekking tot het aantreffen van verdachte en aangeefster in het weiland naar aanleiding van de melding van getuige [vriend van aangeefster] . Toen de verbalisanten de auto hadden aangetroffen en tevens aangeefster en verdachte zagen, konden zij zien dat aangeefster dingen niet durfde te vertellen. Ze keek zeer angstig uit haar ogen, gaf geen antwoord op vragen en bleef maar kijken van verbalisant naar verdachte en weer terug. Ook had zij tranen op haar wangen en durfde zij niet te praten waar verdachte bij was. Daarom heeft verbalisant [verbalisant 1] aangeefster meegenomen naar de dienstauto en haar daar gevraagd wat er gebeurd was. Aangeefster vertelde zeer geëmotioneerd - kort gezegd - dat ze tegen haar zin in was meegenomen en dat verdachte dingen had gedaan die zij niet wilde, namelijk dat ze was verkracht.
Naar het oordeel van het hof vindt de verklaring van aangeefster, dat zij bij het station wilde uitstappen, maar daar tegen haar zin door verdachte in de auto is meegenomen, steun in de verklaring van [vriend van aangeefster] die dienovereenkomstig heeft verklaard. De verklaring van [vriend van aangeefster] , dat hij aangeefster door de telefoon hoorde schreeuwen en dat ze in paniek was, biedt steun aan aangeefsters verklaring dat zij in de auto schreeuwde dat ze eruit wilde en terug wilde. Dat aangeefster tegen haar zin is meegenomen vindt ook steun in het gegeven dat [vriend van aangeefster] die nacht al snel de politie heeft ingeschakeld en heeft gemeld dat er sprake was van een ontvoering. De verklaring van verdachte, dat aangeefster vrijwillig met hem is meegegaan, dat [vriend van aangeefster] bij het station is uitgestapt en dat aangeefster tegen [vriend van aangeefster] heeft gezegd dat zij met verdachte meereed, waarop zij voorin is gaan zitten, en dat [vriend van aangeefster] zei dat dat goed was, acht het hof niet aannemelijk, nu daarvoor geen enkele steun in het dossier is te vinden.
De verklaring van aangeefster dat de seks tegen haar wil en onder dwang heeft plaatsgevonden, vindt naar het oordeel van het hof met name steun in het proces-verbaal van de verbalisanten. Zij kwamen immers vlak daarna aan bij aangeefster en verdachte. De beschrijving van de (gemoeds)toestand van aangeefster en van haar angst dat verdachte mee luistert als ze iets zegt tegen de verbalisanten, sluiten naar het oordeel van het hof aan bij de verklaring van aangeefster dat ze is verkracht, en niet bij verdachtes verklaring dat er sprake is geweest van vrijwillige orale en anale seks. Dat aangeefster uit zichzelf onderweg in de auto al zou zijn begonnen met orale seks, zoals verdachte heeft verklaard, sluit niet aan bij de verklaring van [vriend van aangeefster] dat aangeefster in paniek was toen hij haar belde en zij op dat moment met verdachte nog in de auto onderweg was naar het weiland. Ook voor het overige is er in het dossier geen steun te vinden voor verdachtes verklaring op dit punt.
Het hof merkt hierbij nog op dat ook op andere punten de verklaring van verdachte geen steun vindt in andere verklaringen. Dat er in [naam café] reeds avances zijn gemaakt door en/of tussen hem en aangeefster vindt in geen enkele andere verklaring steun. Daarentegen blijkt, uit de verklaring van getuige [getuige] die aldaar aanwezig is geweest, dat juist aangeefster en [vriend van aangeefster] die avond erg close waren met elkaar.
De raadsvrouw heeft aangevoerd dat de verklaringen van aangeefster en [vriend van aangeefster] op essentiële punten uiteen lopen en niet voldoende consistent zijn. Het hof gaat daar niet in mee en heeft geen reden om aan de juistheid en de betrouwbaarheid van deze verklaringen te twijfelen. De verklaringen komen in grote lijnen overeen en tevens verschillen zij niet van elkaar op belangrijke (beslis)punten.
Het hof overweegt dat het gegeven dat er tussen [vriend van aangeefster] en anderen eventueel is gesproken over het aannemen door [vriend van aangeefster] van een geldbedrag in ruil voor de intrekking van zijn getuigenverklaring niet maakt dat zijn verklaring onjuist of onbetrouwbaar zou zijn; dat door de raadsvrouw ingenomen standpunt verwerpt het hof.
Voorts heeft de raadsvrouw aangevoerd dat het aan essentiële details ontbreekt in de verklaring van aangeefster. Het hof gaat daar niet in mee en is van oordeel dat zij voldoende gedetailleerd heeft verklaard over de handelingen van verdachte. Mogelijk is aangeefster zich niet bewust geweest van bepaalde details of heeft zij bepaalde dingen niet onthouden, vanwege haar gemoedstoestand tijdens de gebeurtenissen. Zo heeft ze zelf verklaard dat zij overstuur en in de war was en ook heeft [vriend van aangeefster] verklaard dat aangeefster in paniek was.
Daarbij merkt het hof nog op, voor zover de raadsvrouw als verweer heeft gevoerd dat aangeefster zich niet heeft verzet of verweerd en niet heeft getracht weg te komen, dat aangeefster heeft verklaard dat zij een spierziekte heeft, waardoor haar benen stijf zijn. Met kou en spanning wordt dit erger. Wellicht zal een eventuele vlucht of lichamelijk verzet voor aangeefster mede daarom lastig en niet goed mogelijk zijn geweest.
Gelet op al het voorgaande acht het hof het onder feit 1 en 2 aan verdachte tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen.

Bewezenverklaring

Door wettige bewijsmiddelen, waarbij de inhoud van elk bewijsmiddel -ook in onderdelen- slechts wordt gebezigd tot het bewijs van dat tenlastegelegde feit waarop het blijkens de inhoud kennelijk betrekking heeft, en waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
1:
hij op
of omstreeks17 mei 2014 te [plaats] ,
in ieder geval in Nederland,door geweld en
/of één of meerandere feitelijkheden en
/ofbedreiging met geweld
en/of één of meer andere feitelijkheden, [aangeefster] heeft gedwongen tot het ondergaan van handelingen, bestaande uit het seksueel binnendringen van haar lichaam, te weten het brengen van zijn penis in de anus en
/ofin de mond van die [aangeefster] , en bestaande dat geweld en
/of één of meerandere feitelijkheden en
/ofbedreiging met geweld
en/of één of meer andere feitelijkheden, hierin dat verdachte
- die [aangeefster] tegen haar wil, in zijn auto, heeft meegenomen naar een afgelegen plek en
/of
- die [aangeefster] aan de haren heeft getrokken en
/of
- die [aangeefster] heeft verteld dat hij een pistool had en
/of
- in het bijzijn van die [aangeefster] cocaïne heeft gesnoven en
/of
- die [aangeefster] heeft uitgescholden en
/of
- die [aangeefster] heeft geboden zich uit te kleden,
- voorbij is gegaan aan de (verbale en
/ofnon-verbale) signalen van protest/onwil van die [aangeefster] , en verdachte (aldus) voor die [aangeefster] een bedreigende situatie heeft doen ontstaan.
2:
hij op
of omstreeks17 mei 2014 te gemeente [plaats] en/of [plaats] ,
in ieder geval in Nederland,opzettelijk [aangeefster] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en
/ofberoofd gehouden, immers heeft verdachte die [aangeefster] tegen haar wil meegenomen in zijn auto en
/ofhaar (gedurende zekere tijd) verboden zijn auto te verlaten.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het onder 1 bewezen verklaarde levert op:

verkrachting.

Het onder 2 bewezen verklaarde levert op:

opzettelijk iemand wederrechtelijk van de vrijheid beroven en beroofd houden.

Strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.

Oplegging van straf en/of maatregel

De advocaat-generaal heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur vier jaar, waarvan een jaar voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaar en een contactverbod als bijzondere voorwaarde, met de dadelijke uitvoerbaarheid daarvan.
De raadsvrouw heeft het hof verzocht om bij een veroordeling rekening te houden met de oriëntatiepunten voor straftoemeting en LOVS-afspraken. Tevens heeft zij aangevoerd dat er geen sprake is van strafverzwarende omstandigheden en heeft zij verzocht om bij de strafoplegging rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
De rechtbank heeft verdachte in eerste aanleg tot een gevangenisstraf voor de duur van vier jaar veroordeeld.
De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan wederrechtelijke vrijheidsberoving en verkrachting. Het hof neemt bij de straftoemeting in het bijzonder in aanmerking -en vindt daarin de redenen die tot de keuze van een deels onvoorwaardelijke vrijheidsstraf van de hierna aan te geven duur leiden- dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan twee zeer ernstige misdrijven. Uit de slachtofferverklaringen blijkt dat aangeefster enorm heeft geleden door wat haar is aangedaan en momenteel nog steeds negatieve gevolgen ondervindt van alles wat er is gebeurd. De feiten hebben een zeer grove inbreuk gemaakt op de lichamelijke en psychische integriteit van aangeefster. Door onderhavige feiten te plegen, heeft verdachte enkel aan zijn eigen behoeftebevrediging gedacht. Voorts gaat het om feiten die voor ophef en onrust in de samenleving zorgen.
Het hof houdt rekening met de justitiële documentatie van verdachte, waaruit blijkt dat hij zich recent niet schuldig heeft gemaakt aan andere strafbare feiten en dat hij geen recidive heeft op het gebied van zedendelicten. Voorts neemt het hof in aanmerking de oriëntatiepunten voor straftoemeting en LOVS-afspraken. Het oriëntatiepunt voor verkrachting is 24 maanden gevangenisstraf. Het hof overweegt dat er weinig strafverzwarende omstandigheden zijn. Daar staat echter tegenover dat verdachte zich tevens schuldig heeft gemaakt aan wederrechtelijke vrijheidsberoving.
Gelet op al het voorgaande, is het hof van oordeel dat een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden, waarvan 6 voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar, passend en geboden is. Het voorwaardelijk deel van de straf dient als stok achter de deur, teneinde te voorkomen dat de verdachte zich nogmaals schuldig maakt aan (soortgelijke) strafbare feiten.
Het hof legt daarbij als bijzondere voorwaarde een contactverbod op ten aanzien van aangeefster. Deze bijzondere voorwaarde dient ter bescherming van aangeefster.

Vordering van de benadeelde partij [aangeefster]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 6.179,34. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de vordering van de benadeelde partij wordt toegewezen. De raadsvrouw heeft, behoudens het verweer tot vrijspraak, de vordering van de benadeelde partij niet uitdrukkelijk gemotiveerd betwist.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 1 en 2 bewezenverklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden. Voorts komt het gevorderde bedrag het hof niet voor als onevenredig hoog. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de gehele vordering zal worden toegewezen.
Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 57, 242 en 282 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 en 2 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
30 (dertig) maanden.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot
6 (zes) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jaren:- aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt;
- of de verdachte gedurende de proeftijd van 2 (twee) jaren of ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit geen medewerking heeft verleend aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of geen identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage heeft aangeboden of geen medewerking heeft verleend aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
- dan wel de hierna te noemen bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd:
Stelt als
bijzondere voorwaardedat het de veroordeelde gedurende de volledige proeftijd verboden is contact te leggen of te laten leggen met [aangeefster] , zolang de reclassering dit noodzakelijk acht.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.

Vordering van de benadeelde partij [aangeefster]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [aangeefster] ter zake van het onder 1 en 2 bewezen verklaarde tot het bedrag van
€ 6.179,34 (zesduizend honderdnegenenzeventig euro en vierendertig cent) bestaande uit € 179,34 (honderdnegenenzeventig euro en vierendertig cent) materiële schade en € 6.000,00 (zesduizend euro) immateriële schadeen veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Bepaalt dat voormeld toegewezen bedrag aan materiële schadevergoeding vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 17 mei 2014 tot aan de dag der algehele voldoening.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Bepaalt dat voormeld toegewezen bedrag aan immateriële schadevergoeding vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 17 mei 2014 tot aan de dag der algehele voldoening.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [aangeefster] , ter zake van het onder 1 en 2 bewezen verklaarde een bedrag te betalen van
€ 6.179,34 (zesduizend honderdnegenenzeventig euro en vierendertig cent) bestaande uit € 179,34 (honderdnegenenzeventig euro en vierendertig cent) materiële schade en € 6.000,00 (zesduizend euro) immateriële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
65 (vijfenzestig) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat voormelde betalingsverplichting ter zake van de materiële schade vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 17 mei 2014 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Bepaalt dat voormelde betalingsverplichting ter zake van de immateriële schade vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 17 mei 2014 tot aan de dag der algehele voldoening.
Aldus gewezen door
mr. R.W. van Zuijlen, voorzitter,
mr. C. Caminada en mr. E.G. Smedema, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. A.C. Jochems, griffier,
en op 12 april 2016 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Proces-verbaal van het in dezelfde zaak voorgevallene ter openbare terechtzitting van het gerechtshof van 12 april 2016.
Tegenwoordig:
mr. R.W. van Zuijlen, voorzitter,
mr. M.J.M van der Mark, advocaat-generaal,
G. Heeres, griffier.
De voorzitter doet de zaak uitroepen.
De verdachte is niet in de zaal van de terechtzitting aanwezig.
De voorzitter spreekt het arrest uit.
Waarvan is opgemaakt dit proces-verbaal, dat door de voorzitter en de griffier is vastgesteld en ondertekend.