Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
wonende te [woonplaats],
hierna: [verzoekster],
[geïntimeerde],
gevestigd te [vestigingsplaats],
in eerste aanleg: verzoekster,
1.1. Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
- het beroepschrift met producties, ingekomen bij de griffie van het hof op 15 december 2015,
- het verweerschrift, tevens incidenteel verzoekschrift in hoger beroep, met producties,
- de brief van 12 februari 2016 van mr. Dijks met producties 6 tot en met 10,
primair: de maatschap zal veroordelen de arbeidsovereenkomst met haar met terugwerkende kracht te herstellen met ingang van 1 december 2015;
subsidiair: aan haar ten laste van de maatschap een billijke vergoeding toe zal kennen van
€ 30.402,86 inclusief de toegekende transitievergoeding van € 11.818,-, althans een zodanige billijke vergoeding die het hof juist acht;
de maatschap zal veroordelen in de kosten van beide procedures.
3.3. De vaststaande feiten
“Met mevr. naar UWV geweest.Ze heeft de tijd tot aug 2012 voor de reintergratie.Arb. deskundige gaat eea met werkgever bespreken.”
gesproken nav het werkbezoek van de arbeidsdeskundige van het UWV op de praktijk.Nu is itt de afspraken die zijn gemaakt afgesproken dat [verzoekster] miv1 april volledig het werk hervat.De afspraak was dat ze tot augustus de tijd zou hebben.De dierenartsen zetten opeens druk en [verzoekster] heeft juridisch weinig om op terug te vallen.(…)”
“Gesprek gehad met werkgever over [verzoekster]’s reintergratieproces.Dat loopt goed. Vanaf1 april werkt ze weer de volle week van 35 uur.Ons voorstel om 1 april 100% hersteld te verklaren werd niet accoord bevonden.Ze jouden liever een slag om de arm en kiezen voor
rapportage 12 april 2012
“Mevr. gesproken die weer ft werkt.Dat gaat goed verteld ze al blijft de vermoeidheid altijd op de achtergrond aanwezig. (…) Haar wereldje blijft klein en er is weinig kans op het verkennen van nieuwe horizonten. (…)”- rapportage 20 april 2012
“Eindgesprek gehad met [verzoekster] en de werkgevers.De reintergratie is geslaagd en ze werkt weer volledig. Wel dient vermeld dat het [verzoekster] nog veel energie kost en vooral de laatste week was zwaar.(…)”
“Gesprek gehad met [verzoekster] en haar werkgevers (twee dierenartsen(echtpaar) in praktijk in [vestigingsplaats]). In het gesprek komen een aantal voorbeelden aan de orde die enerzijds illustreren waar het om gaat, maar waarbij ook een verschil van mening blijft bestaan tussen een vd. dieren artsen en [verzoekster] over hoe zaken gelopen zijn. Om niet in de rol van scheidsrechter te moeten vervallen heb ik de situatie geformuleerd in termen van wensen. Werkgevers die overigens aangeven dat [verzoekster] een groot deel van haar werk goed doet , verwachten meer flexibiliteit van [verzoekster]. Ervaren regelmatig dat [verzoekster] het moeilijk vindt als zaken niet gaan zoals zij ze gepland en/of bedacht heeft. Daarnaast vinden ze ook de wijze waarop [verzoekster] haar kritiek kenbaar maakt ook voor verbetering vatbaar (toon maakt de muziek). [verzoekster] verwacht daar tegenover meer duidelijkheid van haar werkgever en beter nakomen van beloftes. Daarmee het gesprek afgerond en met [verzoekster] vervolgafspraak gepland om nog eens te kijken wat zij kan met de wensen van haar werkgever. Werkgever geeft overigens wel aan dat als [verzoekster] hier niets aan kan veranderen, hij van mening is dat uitkijken naar een andere werkplek met meer structuur dan een optie is.”
20 mei 2015 dat geen sprake is van arbeidsongeschiktheid, maar van een arbeidsconflict en adviseert mediation.
“Het spijt mij te moeten constateren dat de onderlinge samenwerking moeizaam is.
“Subject: verloop praktijkwerkzaamheden woensdag tm vrijdag(…)
“Cliënte heeft mij verzocht op te reageren op het gedane voorstel. Helaas hebben de vakanties van zowel cliënte als van mijzelf tot enige vertraging geleid, excuus daarvoor.
:“Mevrouw [verzoekster] ervaart toename van de stressklachten door het niet komen tot overeenstemming.(…)Ik adviseer een time-out van 14 dagen om te komen tot een oplossing van het probleem.”
4.Het geschil en de beslissing in eerste aanleg
5.De beoordeling in hoger beroep
“Onder een redelijke grond voor ontslag wordt tevens verstaan (…) een verstoorde arbeidsverhouding die zodanig is dat het in stand laten van de arbeidsovereenkomst in redelijkheid niet van de werkgever kan worden gevergd. Ook hier geldt dat een werkgever aannemelijk moet maken dat er geen mogelijkheden zijn tot herplaatsing in een andere passende functie, al dan niet met behulp van scholing. Meer in het bijzonder wordt met betrekking tot een verstoorde arbeidsverhouding nog het volgende opgemerkt. In het Ontslagbesluit gelden als criteria voor het verlenen van toestemming voor ontslag dat de verstoring ernstig en duurzaam moet zijn. Beide criteria gelden in beginsel nog steeds en komen tot uitdrukking in de formulering «zodanig dat van de werkgever redelijkerwijs niet gevergd kan worden de arbeidsovereenkomst te laten voortduren». In beginsel, omdat ook bij een minder duurzaam verstoorde arbeidsverhouding de arbeidsovereenkomst opgezegd moet kunnen worden als de ernst daarvan zodanig is dat voorzetting van de arbeidsovereenkomst in redelijkheid niet van de werkgever kan worden gevergd.”Memorie van Toelichting Kamerstukken II 2013/2014, 33 818 nr 3 p. 98:
“De hoofdregel in Boek 7 van het BW luidt dat een arbeidsovereenkomst opgezegd kan worden. In artikel 7:669, eerste lid, BW wordt geregeld dat de werkgever voor die opzegging wel een redelijke grond dient te hebben. Bovendien dient de werkgever aannemelijk te maken dat herplaatsing van de werknemer binnen een redelijke termijn, al dan niet met behulp van scholing, in een andere passende functie niet mogelijk is of niet in de rede ligt. Deze vereisten zijn ontleend aan het huidige Ontslagbesluit, dat zal komen te vervallen. Met het voorgestelde artikel 7:669 BW en de daarop gebaseerde lagere regelgeving wordt geen wijziging beoogd ten opzichte van hetgeen in het huidige Ontslagbesluit en de daarop gebaseerde Beleidsregels Ontslagtaak UWV is geregeld.”
“Wat betreft de vraag van deze leden hoe de criteria zich verhouden tot de criteria die nu door de rechter bij ontbinding van de arbeidsovereenkomst worden gehanteerd, wordt opgemerkt dat de rechter nu niet gehouden is de criteria die voor UWV gelden te hanteren maar dat deze criteria wel reflexwerking hebben in de ontbindingsprocedure. Met andere woorden, de rechter houdt daar wel rekening mee, maar is niet verplicht tot het toepassen daarvan. Dat laatste komt met onderhavig wetsvoorstel te vervallen, nu deze criteria in de wet worden opgenomen en aldus ook door de rechter moeten worden toegepast. In dit verband is het van belang op te merken dat het karakter van de ontbindingsprocedure wijzigt, in zoverre dat dit een reguliere ontslagroute wordt met bijbehorende criteria. De afspraak uit het sociaal akkoord dat de ontslagcriteria niet wijzigen, betekent dan ook dat de huidige criteria gaan gelden voor zowel UWV als de rechter. Daarmee komt ook de toetsing aan de redelijkheid en billijkheid van het ontslag in zijn huidige vorm te vervallen, een toetsing die overigens niet alleen ziet op het ontslag als zodanig maar ook op de gevolgen van het ontslag. Als er een redelijke grond is voor ontslag, kan UWV toestemming verlenen voor opzegging van de arbeidsovereenkomst en kan de kantonrechter de arbeidsovereenkomst ontbinden.”
“2.Toetsingskader
3.Aannemelijk maken en onderbouwenEr hoeven geen ‘harde’ bewijzen op tafel te komen om aan te tonen dat sprake is van een verstoorde arbeidsrelatie. Voldoende is dat de werkgever de verstoorde arbeidsrelatie aannemelijk maakt. UWV kan aan de hand van de aangevoerde ontslagmotieven en het daartegen gevoerde verweer tot het oordeel komen dat bepaalde stellingen voldoende aannemelijk zijn geworden.
a. een (autistische) klant met een hond met voedselintolerantie was haar spaarkaart kwijt. Een van de dierenartsen gaf opdracht aan [verzoekster] om de klant te voorzien van een nieuwe spaarkaart, hetgeen [verzoekster] in het bijzijn van de klant weigerde onder het motto: de klant had maar beter moeten opletten;
- [verzoekster] is in juli 2015 min of meer door de maatschap “kaltgestellt”. Zo mocht zij alleen nog maar schoonmaakwerkzaamheden verrichten;
Memorie van Toelichting Kamerstukken II 2013/2014 33818 nr 3, pag. 32 en 34
Het hof zal [verzoekster], als de in het ongelijk te stellen partij, in de kosten van het principaal hoger beroep veroordelen. Deze kosten aan de zijde van de maatschap zullen tot aan deze beschikking worden vastgesteld op € 311,- voor griffierecht en op € 1.788,- voor salaris advocaat overeenkomstig het liquidatarief (twee punten, tarief II in hoger beroep).