ECLI:NL:GHARL:2016:2449

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
25 maart 2016
Publicatiedatum
25 maart 2016
Zaaknummer
WAHV 200.174.177
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • M. Sekeris
  • M. Starreveld
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen beslissing kantonrechter inzake administratieve sanctie voor snelheidsoverschrijding

In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen de beslissing van de kantonrechter van de rechtbank Midden-Nederland, die op 26 juni 2015 een administratieve sanctie van € 82,- had opgelegd aan de betrokkene, Personal Car Lease, wegens overschrijding van de maximumsnelheid op autosnelwegen. De overtreding vond plaats op 10 januari 2014 om 4.29 uur op de A2 bij Baambrugge, waar de betrokkene met een snelheid van 111 km/u reed, terwijl de maximumsnelheid 100 km/u was. De gemachtigde van de betrokkene stelde dat de termijn voor het doorzenden van stukken door de Centrale Verwerking Openbaar Ministerie (CVOM) aan de rechtbank was overschreden, en dat dit gevolgen had moeten hebben voor de sanctie. Het hof oordeelde echter dat de termijnoverschrijding geen sanctie met zich meebracht, omdat de betrokkene niet in enig rechtens te respecteren belang was geschaad.

Het hof beoordeelde ook de geldigheid van het verkeersbord dat de lagere maximumsnelheid aangaf. De gemachtigde betoogde dat het bord niet voldeed aan de wettelijke eisen, maar het hof oordeelde dat het bord zich aan de gemiddelde weggebruiker duidelijk voordeed als een bord A1, en dat de maximumsnelheid dus 100 km/u was. Het hof verwierp het verweer van de gemachtigde dat de trajectcontrole ongeldig was vanwege een niet nageleefde minimumafstand tussen het bord en de meetlocatie, omdat het bord een reeds eerder in werking getreden maximumsnelheid herhaalde.

Uiteindelijk bevestigde het hof de beslissing van de kantonrechter en wees het verzoek tot vergoeding van kosten af. De uitspraak benadrukt het belang van duidelijke bebording en de verantwoordelijkheid van weggebruikers om zich aan de geldende verkeersregels te houden.

Uitspraak

WAHV 200.174.177
25 maart 2016
CJIB 178600773
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
locatie Leeuwarden
Arrest
op het hoger beroep tegen de beslissing
van de kantonrechter van de rechtbank Midden-Nederland
van 26 juni 2015
betreffende
Personal Car Lease (hierna te noemen: betrokkene),
gevestigd te Duivendrecht,
voor wie als gemachtigde optreedt [gemachtigde] , wonende te [woonplaats] .

De beslissing van de kantonrechter

De kantonrechter heeft het beroep van de betrokkene tegen de door de Centrale Verwerking Openbaar Ministerie namens de officier van justitie genomen beslissing ongegrond verklaard.

Het procesverloop

De gemachtigde van de betrokkene heeft tegen de beslissing van de kantonrechter hoger beroep ingesteld. Bij het beroepschrift is verzocht om een behandeling ter zitting. Tevens is verzocht om vergoeding van kosten.
De advocaat-generaal heeft een verweerschrift ingediend.
De gemachtigde van de betrokkene heeft schriftelijk een nadere toelichting gegeven op het beroep.
De advocaat-generaal heeft een reactie gegeven op de nadere toelichting op het beroep.
Op 9 februari 2016 is nog een proces-verbaal van bevindingen d.d. 2 februari 2016 binnengekomen.
Bij brief van 18 februari 2016, binnengekomen op 19 februari 2016, heeft de gemachtigde van de betrokkene gereageerd op bovengenoemd proces-verbaal. Tevens heeft hij bij die gelegenheid nadere stukken overgelegd.
De zaak is behandeld ter zitting van 14 maart 2016. De betrokkene is verschenen bij gemachtigde. Als gemachtigde van de advocaat-generaal is verschenen mr. De Ruijter.

Beoordeling

1. Aan de betrokkene is als kentekenhouder bij inleidende beschikking een administratieve sanctie van € 82,- opgelegd ter zake van “Overschrijding maximum snelheid op autosnelwegen, met 11 km/h (verkeersbord A1)”, welke gedraging zou zijn verricht op
10 januari 2014 om 4.29 uur op de trajectcontrole A2 links te Baambrugge, gemeente
De Ronde Venen met het voertuig met het kenteken [kenteken] .
2. De gemachtigde van de betrokkene stelt zich op het standpunt dat sprake is van een overschrijding van de termijn als bedoeld in artikel 11, eerste lid, van de WAHV en dat de kantonrechter ten onrechte heeft geoordeeld dat hier het gaat om een termijn van orde. Volgens de gemachtigde betreft het namelijk een fatale termijn, zodat de kantonrechter gevolgen had moeten verbinden aan die termijnoverschrijding. De gemachtigde verwijst daarbij naar de wetsgeschiedenis en de bedoeling van de wetgever die daaruit blijkt. Voorts is de gemachtigde van mening dat de kantonrechter ten onrechte heeft geoordeeld dat bij de beoordeling van de consequenties van de termijnoverschrijding van belang is of de gemachtigde daardoor in enig rechtens te respecteren belang is geschaad.
3. Ingevolge artikel 11, eerste lid, van de WAHV worden het beroepschrift en de op de zaak betrekking hebbende stukken door de officier van justitie aan de rechtbank ter kennis gebracht binnen zes weken nadat de indiener zekerheid heeft gesteld voor de betaling van de sanctie en de administratiekosten, dan wel nadat de termijn daarvoor is verstreken.
4. Uit het dossier blijkt dat het beroepschrift, gericht tegen de beslissing van de officier van justitie d.d. 24 maart 2014, is gedateerd op 11 april 2014 en blijkens het op de envelop gesteld stempel op 14 april 2014 bij de CVOM is ingekomen. Blijkens het zaakoverzicht van het CJIB is de zekerheidstelling op 24 maart 2014 ontvangen. Vervolgens is het beroep op
5 september 2014 naar de rechtbank gestuurd ter verdere behandeling.
5. Uit het bovenstaande volgt dat de stukken niet binnen de bij artikel 11, eerste lid, van de WAHV gestelde termijn naar de rechtbank zijn verzonden. In vaste jurisprudentie heeft het hof bepaald dat in de wet geen sanctie is gesteld op de overschrijding van deze termijn en dat er geen reden is om aan de termijnoverschrijding gevolgen te verbinden wanneer niet blijkt dat de betrokkene hierdoor in enig rechtens te respecteren belang is geschaad. Het hof ziet geen aanleiding om in de onderhavige zaak van deze vaste jurisprudentie af te wijken, ook niet in het licht van de omstandigheid dat - naar de gemachtigde heeft betoogd - de overschrijding van deze termijn door de CVOM geen incident meer is, doch structureel voorkomt.
6. Dat uit de wetgeschiedenis, waarnaar door de gemachtigde is verwezen, naar voren komt dat de wetgever ervoor gekozen heeft geen wettelijke sanctie te stellen op overschrijding van de termijn als bedoeld in artikel 11, eerste lid, van de WAHV, maar om het aan de kantonrechter over te laten om daaraan de gevolgtrekking te verbinden die hij desgeraden acht, maakt niet dat er in dit geval aan de termijnoverschrijding de door de gemachtigde genoemde gevolgen moeten worden verbonden. Nu is gesteld noch gebleken dat de gemachtigde door de termijnoverschrijding in enig rechtens te respecteren belang is geschaad, kon de kantonrechter volstaan met de enkele constatering dat sprake is van een termijnoverschrijding.
7. Met betrekking tot de gedraging heeft de gemachtigde aangevoerd dat het verkeersbord dat zich ter hoogte van hectometerpaal 44.1, afslag Vinkeveen, op de A2 bevindt niet is opgenomen in bijlage I (verkeersborden) van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 (RVV 1990) en dus geen rechtsgeldig bord betreft, zodat daar geen rechtsgevolgen aan kunnen worden verbonden. Op grond van wet- en regelgeving is bepaald dat een A1 verkeersbord rond en wit dient te zijn met een rode buitenrand, terwijl het onderhavige bord vierkant en zwart is met daarop een rode ring en in deze rode ring een wit vlak. Dit betekent dat na hectometerpaal 44.1 - en dus ook nog bij hectometerpaal 39.7 - de maximum toegestane snelheid tussen 19.00 en 06.00 uur niet 100 km per uur was, maar
130 km per uur, zodat de gemachtigde de maximum toegestane snelheid niet heeft overschreden. Als het de bedoeling was geweest om de maximum snelheid te wijzigen van 100 km per uur naar 130 km per uur, had dit volgens de gemachtigde moeten worden aangegeven met het bord A2. Door een vierkant zwart bord neer te zetten is sprake van onduidelijke bebording. Voor de weggebruiker is het dan namelijk niet duidelijk dat sprake is van een wijziging van de maximumsnelheid. Voorts heeft de gemachtigde aangevoerd dat - indien ter hoogte van hectometerpaal 42.8 pas sprake zou zijn geweest van een rechtsgeldige snelheidsovergang - de trajectcontrole ongeldig is. Op grond van artikel 2.2. van de Aanwijzing snelheidsoverschrijdingen en snelheidsbegrenzers (hierna: de Aanwijzing) dient er bij een trajectcontrole namelijk een minimumafstand in acht te worden genomen tussen de plaats van inwerkingtreding van de lagere maximumsnelheid en de meetlocatie. Bij een maximumsnelheid van 100 km/u is die minimumafstand 280 meter. Nu de onderhavige trajectcontrole is aangevangen bij hectometerpaal 42.8 voldoet deze niet aan de in de Aanwijzing genoemde minimumafstand.
8. De onderhavige gedraging betreft een overtreding van artikel 62 van het RVV 1990 j° bord A1. Artikel 62 RVV 1990 houdt in: "Weggebruikers zijn verplicht gevolg te geven aan de verkeerstekens die een gebod of verbod inhouden." Het bord A1 duidt een maximale snelheid aan.
9. In WAHV-zaken biedt de ambtsedige verklaring van de verbalisant in beginsel een voldoende grondslag voor de vaststelling dat de gedraging is verricht. Dat is anders indien de betrokkene voor zijn zaak specifieke feiten en omstandigheden aanvoert, die aanleiding geven te twijfelen aan de juistheid van één of meer onderdelen van de ambtsedige verklaring dan wel indien uit het dossier zulke feiten en omstandigheden blijken.
10. Naast de in de inleidende beschikking vermelde gegevens, houdt de ambtsedige verklaring van de verbalisant zoals opgenomen in het zaakoverzicht van het CJIB onder meer het volgende in:
“Gedragingsgegevens:
(…) De werkelijke snelheid stelde ik vast met behulp van een voor de meting geteste, geijkte en op de voorgeschreven wijze gebruikte trajectsnelheidsmeter op basis van de factoren tijd en afstand.
Gemeten (afgelezen) gemiddelde snelheid : 115 km per uur
Werkelijke (gecorrigeerde) gemiddelde snelheid : 111 km per uur
Toegestane snelheid : 100 km per uur
Overschrijding met : 11 km per uur
(…)
Rijrichting van: Maarssen
Rijrichting naar: Abcoude
Ter hoogte van hectometerpaal: 39.7L”
11. Het hof stelt voorop dat voor de vraag of er sprake is van een bord A1, waaraan de gemachtigde gevolg moest geven door z'n snelheid aan te passen, bepalend wordt geacht of het bord zich aan de gemiddelde weggebruiker voordoet als een bord A1 in de zin van bijlage 1 van het RVV 1990. Daarbij staat het niet ter beoordeling van de weggebruiker of een verkeersteken overeenkomstig de voorschriften - daaronder te begrijpen: overeenkomstig een geldig verkeersbesluit - en terecht is geplaatst. Dat is slechts anders in het geval de situatie klaarblijkelijk zo afwijkend is van die waarop het verkeersteken betrekking heeft dat bij gevolg geven aan dat teken de veiligheid op de weg in gevaar zou worden gebracht (vgl. HR 4 december 1984, VR 1985, 39 en Hof Leeuwarden 14 oktober 2003, WAHV 03/00637, LJN AO0697). Van dat laatste is in het onderhavige geval geen sprake.
12. In het onderhavige geval gaat het om een vierkant zwart bord met daarop de afbeelding van het bord A1 met daarop "100". Naar het oordeel van het hof heeft het bord zich daarmee aan de weggebruiker duidelijk voorgedaan als een bord A1. Dat het bord mogelijk niet voldoet aan de vereisten van het Besluit administratieve bepalingen inzake het wegverkeer (BABW) en de paragrafen 5 en 6 van norm NEN 3381, zoals door de gemachtigde is aangevoerd, doet daar niet aan af, nu deze regelgeving zich slechts richt tot de wegbeheerder. Het hof is dan ook van oordeel dat in het onderhavige geval sprake was van een bord A1, waaraan de gemachtigde gevolg diende te geven. Hieruit volgt dat de maximaal toegestane snelheid ter plaatse 100 km per uur was. Daarmee was het voor de weggebruiker voldoende duidelijk dat sprake was van een wijziging van de maximumsnelheid van 130 km per uur naar 100 km per uur. Het hof volgt de gemachtigde dan ook niet in zijn stelling dat de wijziging van de maximum snelheid had moeten worden aangegeven met een bord A2.
13. Met betrekking tot het verweer van de gemachtigde dat de trajectcontrole ongeldig is, omdat deze niet voldoet aan de in de Aanwijzing genoemde minimumafstand, overweegt het hof het volgende. In artikel 2.2 van de Aanwijzing is - voor zover relevant - bepaald dat bij een snelheid van 100 kilometer per uur de minimale afstand tussen de plaats waarop de lagere maximumsnelheid ingaat en de meetlocatie 280 meter moet zijn. Aan de hand van het schouwrapport dat de advocaat-generaal als bijlage bij het verweerschrift heeft overgelegd, stelt het hof vast dat bij hectometerpaal 44.1 het bord A1 was geplaatst op grond waarvan, zoals hiervoor is overwogen, de lagere maximumsnelheid was gaan gelden. Bij hectometerpaal 42.8 werd deze lagere maximumsnelheid door middel van een bord A1 herhaald en startte de trajectcontrole. Het hof is van oordeel dat - daargelaten de vraag of de Aanwijzing van toepassing is op trajectcontroles als de onderhavige - de trajectcontrole daarmee voldoet aan de in de Aanwijzing genoemde minimumafstand. Dat de afstand tussen het bord A1 bij hectometerpaal 42.8 en de start van de trajectcontrole niet aan die afstand voldoet, doet daar niet aan af, nu dit bord een reeds eerder in werking getreden maximumsnelheid herhaalde. De in de Aanwijzing voorgeschreven minimumafstand ziet namelijk slechts op de situatie waarbij sprake is van een gewijzigde maximumsnelheid en daarvan was bij hectometerpaal 42.8 geen sprake. Het verweer van de gemachtigde wordt derhalve verworpen.
14. Gelet op het bovenstaande en in aanmerking genomen dat de betrokkene niet heeft betwist dat hij op voornoemde locatie en voornoemd tijdstip 111 km per uur heeft gereden, is het hof van oordeel dat is komen vast te staan dat de gedraging is verricht.
15. Vervolgens dient het hof te beoordelen of de door de gemachtigde aangevoerde omstandigheden van dien aard zijn dat deze het opleggen van een administratieve sanctie niet billijken, dan wel aanleiding geven de sanctie te matigen.
16. Zoals hiervoor reeds is overwogen is het hof van oordeel dat ter plaatse sprake was van voldoende duidelijke bebording. Op een automobilist rust de plicht om te allen tijde - ook als het donker is - tijdig de voor hem geldende verkeerstekens op te merken en daaraan te voldoen. De omstandigheid dat de gemachtigde de bebording ter plaatse niet heeft opgemerkt of daaraan geen gevolg heeft gegeven, dient dan ook voor zijn rekening en risico te blijven. Het hof ziet in de omstandigheid dat de Tweede Kamer de door de gemachtigde overgelegde motie, waarin staat dat de snelheid op de A2 tussen Utrecht en Amsterdam nu varieert tussen 100 km/u en 130 km/u en dat wisselende snelheidslimieten onwenselijk zijn, heeft aangenomen, geen aanleiding te oordelen dat de situatie ter plaatse zo onduidelijk is dat het opleggen van een sanctie in het onderhavige geval niet billijk is. Het hof ziet derhalve in hetgeen de betrokkene heeft aangevoerd geen aanleiding de opgelegde sanctie achterwege te laten dan wel te matigen.
17. In hoger beroep heeft de gemachtigde voorts nog aangevoerd dat de kantonrechter ten onrechte zonder enige motivering de stelling van de gemachtigde heeft gepasseerd dat, indien er sprake was van een wijziging van de maximum snelheid, een bord A2 in plaats van het bord A1 had dienen te staan.
18. Het hof overweegt hieromtrent het volgende. De beslissing van de kantonrechter is overeenkomstig het bepaalde in artikel 13, tweede lid WAHV met redenen omkleed. De wet stelt geen nadere eisen aan de motivering en derhalve ook niet de eis dat op alle argumenten van de betrokkene en/of de vertegenwoordiger van de officier van justitie dient te worden gereageerd. Het enkele feit dat de kantonrechter niet uitgebreid en expliciet op alle specifieke argumenten die zijn aangedragen is ingegaan, maakt niet dat er sprake is van schending van het motiveringsbeginsel.
19. Nu is komen vast te staan dat de gedraging is verricht en het hof geen reden ziet de sanctie achterwege te laten of te matigen, zal het hof de beslissing van de kantonrechter bevestigen.
20. Nu de betrokkene niet in het gelijk wordt gesteld, zal het hof het verzoek tot vergoeding van kosten afwijzen.

Beslissing

Het gerechtshof:
bevestigt de beslissing van de kantonrechter;
wijst het verzoek tot vergoeding van kosten af.
Dit arrest is gewezen door mr. Sekeris, in tegenwoordigheid van mr. Starreveld als griffier, en uitgesproken ter openbare zitting.