ECLI:NL:GHARL:2016:2379

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
23 maart 2016
Publicatiedatum
23 maart 2016
Zaaknummer
21-004912-13
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevestiging van een vonnis inzake witwassen met aanvulling van bewijsmotivering

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 23 maart 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Gelderland van 23 april 2013. De verdachte, geboren in Turkije en zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland, was aangeklaagd voor het medeplegen van witwassen van een bedrag van € 283.879. Het hof heeft het vonnis van de rechtbank bevestigd, maar met een aanvulling van de bewijsmotivering en een verbetering van de gronden van de bewezenverklaring.

Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het witwassen van geld dat afkomstig was uit misdrijf. De verdachte had kennis van de criminele herkomst van het geld en heeft handelingen verricht die erop gericht waren deze herkomst te verhullen. Dit blijkt uit de overboekingen van verzekeringssommen op rekeningen die niet op zijn naam stonden, maar waarover hij wel de beschikking had.

De uitspraak van het hof is gedaan na onderzoek op de terechtzittingen van 1 april 2015 en 9 maart 2016, waarbij het hof de vordering van de advocaat-generaal heeft overwogen. De verdachte was niet aanwezig tijdens de uitspraak. Het hof heeft de bewezenverklaring van de rechtbank bevestigd, maar heeft de motivering van het bewijs verder uitgewerkt, waarbij het hof de relevante jurisprudentie heeft betrokken.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-004912-13
Uitspraak d.d.: 23 maart 2016
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken

gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Gelderland van 23 april 2013 met parketnummer 05-701604-11 in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] (Turkije) op [1961] ,
wonende te [woonplaats] (Turkije), [adres 1] ,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland.

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van het hof van 1 april 2015 en 9 maart 2016 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, inhoudende dat het gerechtshof verdachte zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van drie jaren met aftrek van voorarrest. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft voorts kennis genomen van hetgeen namens verdachte door zijn raadsvrouw, mr. P.M. Breukink, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

Het hof is van oordeel dat de eerste rechter op goede gronden heeft geoordeeld en op juiste wijze heeft beslist met inachtneming van het hierna volgende. Daarom dient het vonnis waarvan beroep met aanvulling van de bewijsmotivering en een verbetering van de gronden van de bewezenverklaring te worden bevestigd.
Gezien het vorenstaande zal het vonnis op die onderdelen worden vernietigd en zal in zoverre opnieuw worden rechtgedaan.

Nadere bewijsoverweging van het hof.

Uit de in het vonnis van de rechtbank Gelderland van 23 april 2013 onder paragraaf 3 " de beslissing inzake het bewijs", aangehaalde bewijsmiddelen leidt het hof af dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt het medeplegen van witwassen van € 283.879 waarbij verdachte wist dat het door hem verworven en voorhanden gekregen geld onmiddellijk uit misdrijf afkomstig was.
De Hoge Raad heeft in het arrest 21 april 2015 [1] beslist dat in het geval het witwassen de opbrengsten van eigen misdrijf betreft, van de witwasser in beginsel een handeling wordt gevergd die op verhullen/verbergen is gericht en dat dan uit de motivering door de rechter moet kunnen worden afgeleid dat de verdachte het voorwerp niet slechts heeft verworven of voorhanden heeft gehad, maar dat zijn gedragingen ook (kennelijk) gericht zijn geweest op het daadwerkelijk verbergen of verhullen van de criminele herkomst van het voorwerp.
Door een medewerker van [verzekeringsmaatschappij] NV zijn op 11 februari 2011 en
15 februari 2011 vrijgevallen verzekeringssommen van lijfrenteverzekeringen van derden, tot een totaal bedrag van € 283.879, overgeboekt op de bankrekeningnummer [rekeningnummer] van [betrokkene] , die niet gerechtigd was tot het ontvangen van die verzekeringssommen. Kort daarna is een deel van het geld dat werd gestort op de rekening van die [betrokkene] overgeboekt naar andere bankrekeningen die ook op naam van [betrokkene] stonden. Verdachte heeft van [betrokkene] de bankrekeningnummers, bankpassen en inlogcodes verkregen. Kort na het storten van de gelden is een deel van het geld door [betrokkene] contant opgenomen en vervolgens overhandigd aan verdachte.
Het rekeningnummer [rekeningnummer] werd op 11 februari 2011 veelvuldig geraadpleegd vanaf een IP-adres verbonden aan de [adres 2] te [plaats] in België. Ook zijn vanaf dit adres op 11 februari 2011 twee overboekingen gedaan. Het IP-adres in België staat op naam van de broer van verdachte. Daarnaast werd het rekeningnummer [rekeningnummer] rond die tijd ook geraadpleegd vanaf het IP adres verbonden aan [adres 3] te [plaats] waar verdachte veelvuldig verbleef. Ook dit adres staat op naam van de broer van verdachte. Verdachte heeft verklaard dat hij regelmatig in de woning aan [adres 3] verbleef. Bij zijn aanhouding heeft verdachte zich voorgedaan als zijn broer. Hij was ook in het bezit van een vals rijbewijs op naam van zijn broer. Gelet op het vorenstaande is het hof van oordeel dat het verdachte is geweest die bedoelde raadplegingen en overboekingen heeft verricht en de huur op valse naam is aangegaan.
Op grond van de hiervoor opgesomde feiten en omstandigheden, in hun onderlinge samenhang bezien, is het hof van oordeel dat de verdachte handelingen heeft verricht die er naar hun uiterlijke verschijningsvorm op gericht zijn geweest de criminele herkomst van de gelden te verbergen of te verhullen door die gelden niet te laten overboeken op zijn eigen rekening, maar op een rekening die niet op zijn naam stond maar waarover hij wel de beschikking had.

Bewezenverklaring

hij inof omstreeksde periode van 11 t/m 15 februari 2011,althans in de
periode van 11 februari 2011 tot en met 5 juli 2011,te [plaats] , althans in
Nederland, tezamen en in vereniging met een anderof anderen, althans alleen,
een voorwerp, te weten een geldbedrag (ongeveer 283.879,- euro, althans
ongeveer 85.500,- euro), heeft verworven, voorhanden heeft gehaden/of heeft
overgedragen, terwijl hij wist dat bovenomschreven voorwerp - onmiddellijkof
middellijk - afkomstig was uit enig misdrijf.

BESLISSING

Het hof:
Bevestigt het vonnis waarvan beroep met inachtneming van het hiervoor overwogene.
Aldus gewezen door
mr. R. de Groot, voorzitter,
mr. G. Dam en mr. P.L.M van Gorkom, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. G.W. Jansink, griffier,
en op 23 maart 2016 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Mr. Van Gorkom is buiten staat dit arrest te ondertekenen.

Proces-verbaal terechtzitting

Proces-verbaal van het in dezelfde zaak voorgevallene ter openbare terechtzitting van het gerechtshof van 23 maart 2016.
Tegenwoordig:
mr. A.H. Garos, voorzitter,
mr. M. van Leent, advocaat-generaal,
mr. T. Faber, griffier.
De voorzitter doet de zaak uitroepen.
De verdachte

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] (Turkije) op [1961] ,
wonende te [woonplaats] (Turkije), [adres 1] ,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
is niet in de zaal van de terechtzitting aanwezig.
De voorzitter spreekt het arrest uit.
Waarvan is opgemaakt dit proces-verbaal, dat door de voorzitter en de griffier is vastgesteld en ondertekend.