ECLI:NL:GHARL:2016:2367

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
18 maart 2016
Publicatiedatum
22 maart 2016
Zaaknummer
21-003412-14
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis politierechter inzake hennepteelt in Almere

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 18 maart 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Midden-Nederland. De verdachte, geboren in 1977 en woonachtig in Almere, had hoger beroep ingesteld tegen een vonnis van 17 april 2014, waarin hij was veroordeeld voor het telen en aanwezig hebben van hennepplanten. Het hof heeft de zaak behandeld op de terechtzittingen van 1 december 2015 en 8 maart 2016, waarbij het hof kennisnam van de vordering van de advocaat-generaal, die een geldboete van € 1000,- had geëist, subsidiair 20 dagen hechtenis.

Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd en opnieuw recht gedaan. De verdachte was ten laste gelegd dat hij in de periode van 1 januari 2012 tot en met 17 juni 2013 opzettelijk hennepplanten had geteeld en aanwezig had gehad in zijn woning aan de [a-straat 1] te Almere. Het hof oordeelde dat er voldoende bewijs was voor de tenlastelegging, ondanks de verdediging van de verdachte dat de doorzoeking onrechtmatig was en dat er onvoldoende bewijs was voor zijn betrokkenheid bij de hennepkwekerij.

Het hof heeft vastgesteld dat de politie op basis van een anonieme melding en een netwerkmeting voldoende reden had om de woning van de verdachte te doorzoeken. De verdachte heeft niet kunnen aantonen dat de hennepbenodigdheden in zijn woning niet voor illegale doeleinden waren. Uiteindelijk heeft het hof de verdachte schuldig bevonden aan het primair tenlastegelegde en hem een geldboete van € 750,- opgelegd, met de mogelijkheid van vervangende hechtenis bij niet-betaling.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-003412-14
Uitspraak d.d.: 18 maart 2016
TEGENSPRAAK
Promis

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken

gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Midden-Nederland van 17 april 2014 met parketnummer 16-653810-13 in de strafzaak tegen

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1977,
wonende te [woonplaats].

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van het hof van 1 december 2015 en 8 maart 2016 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot een geldboete van € 1000,-, subsidiair 20 dagen hechtenis. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft voorts kennis genomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsman, mr. D.L.A.M. Pluijmakers, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen, omdat het tot een andere strafoplegging komt en daarom opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
primair:
hij op één of meerdere tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 01 januari 2012 tot en met 17 juni 2013 in de gemeente Almere tezamen en in vereniging met een ander of anderen, en/of alleen, (telkens) opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een pand aan de [a-straat 1]) een hoeveelheid van (in totaal) ongeveer 26, althans een (groot) aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval (telkens) een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet;
subsidiair:
een of meer onbekend gebleven personen in of omstreeks de periode van 01 januari 2012 tot en met 17 juni 2013 in de gemeente Almere met elkaar, althans één van hen, opzettelijk heeft/hebben geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft/hebben gehad in een pand aan de [a-straat 1] (een) hoeveelheid/hoeveelheden van (in totaal) ongeveer 26, althans een (groot) aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval (telkens) een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, tot en/of bij het plegen van welk(e) misdrijf/misdrijven verdachte in of omstreeks de periode van 01 januari 2012 tot en met 17 juni 2013 in de gemeente Almere, in elk geval in Nederland, meermalen, althans eenmaal (telkens) opzettelijk gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest, door aan die onbekend gebleven persoon/personen voornoemd pand voor de teelt/het kweken van hennepplanten ter beschikking te stellen.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Overweging met betrekking tot het bewijs

De raadsman heeft ter terechtzitting van het hof bepleit dat verdachte vrijgesproken dient te worden van het hem tenlastegelegde, omdat de doorzoeking ter inbeslagneming in de woning van verdachte onrechtmatig heeft plaatsgevonden, nu er geen redelijk vermoeden van schuld was. De melding van een anoniem gebleven persoon die in 2011 in de woning voor hennepteelt geschikte voorwerpen had aangetroffen, daar foto’s van heeft gemaakt en een en ander heeft gemeld bij de politie en een veel later uitgevoerde blok/netmeting is daarvoor onvoldoende. Derhalve dienen de voorwerpen die in beslag zijn genomen van het bewijs te worden uitgesloten. Daarnaast blijkt uit de bewijsmiddelen onvoldoende dat verdachte de aangetroffen voorwerpen heeft gebruikt voor een hennepkwekerij. Tot slot heeft de raadsman betoogd dat bij een eventuele bewezenverklaring rekening moet worden gehouden met het feit dat het begin van pleegperiode niet uit de bewijsmiddelen blijkt en derhalve het aantal oogsten moet worden gemaximeerd tot één oogst.
Het hof overweegt hieromtrent als volgt.
De politie is, voorzien van een machtiging tot binnentreden ter inbeslagneming, binnengetreden in voornoemd perceel [a-straat 1] te Almere, in welk perceel de verdachte woonachtig was. Aldaar werd in een ruimte een gerooide hennepkwekerij aangetroffen.
Deze machtiging tot binnentreden is gebaseerd op een anonieme melding en een netwerkmeting. De anonieme melding d.d. 21 april 2010 betreft een vermoedelijke hennepkwekerij in de woning aan de [a-straat 1] te Almere. Bij de melding zijn diverse foto’s van goederen die gebruikt worden voor een hennepkwekerij gevoegd. Vervolgens is een netwerkmeting gedaan tussen 15 mei 2013 en 21 mei 2013. De desbetreffende meting laat zien dat er sprake was van een zogenaamde 12-uurscyclus in de kabelbelasting. Een dergelijke 12-uurscyclus in de kabelbelasting komt overeen met de belichtingsperiode die gehanteerd wordt bij de binnenteelt van hennepplanten onder kunstlicht.
Het hof is van oordeel dat de anonieme melding en de netwerkmeting in onderlinge samenhang voldoende grond bieden voor het aannemen van een redelijk vermoeden van schuld.
Verdachte heeft gesteld dat hij de hennepkwekerijbenodigdheden in huis had in verband met het houden van al aanwezige reptielen en een nog aan te schaffen varaan. Zowel bij de rechtbank als bij het hof heeft verdachte nagelaten zijn stelling met bescheiden of op andere wijze aannemelijk te maken. Aldus heeft verdachte zijn stelling op generlei wijze onderbouwd. Voor de aanwezigheid van hennepresten, een droogrek en hennepknipscharen heeft verdachte geen verklaring gegeven.
De politie heeft de aanvang van de pleegperiode vastgesteld op 1 januari 2012. Deze vaststelling is gebaseerd op de productiedatum van bij de kwekerij aangetroffen materialen, namelijk 14 november 2011. Tevens is rekening gehouden met de tijd benodigd voor de opbouw van de hennepkwekerij. Gelet hierop is het hof van oordeel dat de datum van 1 januari 2012 als reële aanvangsdatum kan worden beschouwd.

Bewezenverklaring

Door wettige bewijsmiddelen, waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
primair:
hij in de periode van 01 januari 2012 tot en met 17 juni 2013 in de gemeente Almere, telkens opzettelijk heeft geteeld en opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een pand aan de [a-straat 1]) een hoeveelheid van ongeveer 26 hennepplanten en/of delen daarvan zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het primair bewezen verklaarde levert op:
opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd
en
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder C van de Opiumwet gegeven verbod.

Strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.

Oplegging van straf en/of maatregel

De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het telen en het aanwezig hebben van hennepplanten. Door zijn handelen heeft verdachte meegewerkt aan de bevordering en instandhouding van het illegale circuit betreffende de productie, handel en het gebruik van softdrugs, door welk circuit ook andere vormen van criminaliteit in de hand worden gewerkt.
De advocaat-generaal heeft gevorderd – net als in eerste aanleg – een geldboete op te leggen van € 1.000,-.
In de woning van verdachte zijn 26 hennepstronken aangetroffen.
De oriëntatiepunten voor straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafsectoren (LOVS) vermelden een op te leggen straf voor 50 tot 100 hennepplanten een geldboete van € 1.000,-.
Bij de straftoemeting heeft het hof tevens in aanmerking genomen de omstandigheid dat verdachte, blijkens een hem betreffend uittreksel Justitiële Documentatie niet eerder voor Opiumwetdelicten is veroordeeld.
Het bovenstaande in aanmerking genomen acht het hof oplegging van een geldboete van een bedrag van € 750,- passend. Daarbij heeft het hof rekening gehouden met de financiële draagkracht van de verdachte, voor zover daarvan ter terechtzitting is gebleken.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 3 en 11 van de Opiumwet en de artikelen 23, 24, 24a, 24c en 57 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het primair bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
geldboetevan
€ 750,00 (zevenhonderdvijftig euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
15 (vijftien) dagen hechtenis.
Bepaalt dat de
geldboetemag worden voldaan in 3
(drie) termijnenvan 2
maanden, elke termijn groot
€ 250,00 (driehonderdvijftig euro).
Aldus gewezen door
mr. H.J. Deuring, voorzitter,
mr. A. van Holten en mr. J.H. Bosch, raadsheren,
in tegenwoordigheid van D.A. Rietkerk, griffier,
en op 18 maart 2016 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Mr. Bosch is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen