ECLI:NL:GHARL:2016:2364

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
18 maart 2016
Publicatiedatum
22 maart 2016
Zaaknummer
21-002206-14
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis van de politierechter inzake uitkeringsfraude

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 18 maart 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Nederland. De verdachte, geboren in 1965 en woonachtig in Heerenveen, had hoger beroep ingesteld tegen een vonnis van 31 maart 2014, waarin zij was veroordeeld voor uitkeringsfraude. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd en opnieuw recht gedaan. De verdachte werd verweten dat zij in de periode van 14 oktober 2008 tot en met 13 september 2011 opzettelijk had nagelaten tijdig de benodigde gegevens te verstrekken aan de sociale dienst van de gemeente Heerenveen, terwijl dit kon strekken tot bevoordeling van zichzelf of een ander. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte en haar medeverdachte, met wie zij een gezamenlijke huishouding voerde, niet de juiste informatie over hun woonsituatie hebben verstrekt, wat leidde tot een onterecht ontvangen uitkering.

Het hof heeft de vordering van de advocaat-generaal, die een taakstraf van 195 uren had geëist, in overweging genomen. Na het horen van de verdachte en haar raadsman, mr. P.T. Pel, heeft het hof geoordeeld dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan het tenlastegelegde feit. De bewezenverklaring steunde op verschillende bewijsmiddelen, waaronder verklaringen van de verdachte en de medeverdachte, die bevestigden dat zij gedurende de tenlastegelegde periode veelvuldig samen waren en gezamenlijke activiteiten ondernamen. Het hof heeft de verdachte uiteindelijk veroordeeld tot een taakstraf van 195 uren, waarvan 95 uren voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren. De beslissing is genomen met inachtneming van de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, die aangaf financieel in de problemen te zitten door de terugvordering van de onterecht ontvangen uitkering.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-002206-14
Uitspraak d.d.: 18 maart 2016
TEGENSPRAAK

Verkort arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken

gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Nederland van 31 maart 2014 met parketnummer 18-003982-13 in de strafzaak tegen

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1965,
wonende te [woonplaats].

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 8 maart 2016 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot veroordeling van verdachte tot een taakstraf voor de duur van 195 uren, waarvan 95 uren voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft voorts kennis genomen van hetgeen door verdachte en haar raadsman,
mr. P.T. Pel, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen en opnieuw rechtdoen, omdat het hof op grond van andere bewijsmiddelen tot een bewezenverklaring komt.

De tenlastelegging

Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
zij in of omstreeks de periode van 14 oktober 2008 tot en met 13 september 2011 te en in de gemeente Heerenveen en/of te IJhorst en/of in de gemeente Steenwijkerland, in elk geval in Nederland, in strijd met een haar bij of krachtens wettelijk voorschrift opgelegde verplichting, te weten artikel 17 van de Wet werk en bijstand, opzettelijk heeft nagelaten tijdig de benodigde gegevens te verstrekken, zulks terwijl dit feit kon strekken tot bevoordeling van zichzelf of een ander, terwijl verdachte wist, althans redelijkerwijze moest vermoeden dat die gegevens van belang waren voor de vaststelling van verdachtes of eens anders recht op een verstrekking of tegemoetkoming, te weten een WWB-uitkering via de gemeente Heerenveen, dan wel voor de hoogte of de duur van die verstrekking of tegemoetkoming, immers heeft zij, verdachte, aan die (sociale dienst van die) gemeente in het geheel niet gemeld dat zij in genoemde periode - met [betrokkene] samenwoonde, althans een gezamenlijke huishouding als bedoeld in artikel 3 van de Wet werk en bijstand voerde en/of voor een periode van 4 tot 6 weken, althans langere periode op een camping te IJhorst en/of op een camping in de gemeente Steenwijkerland, althans buiten de gemeente Heerenveen verbleef, zulks terwijl dat toen (telkens) wel het geval was.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Overweging met betrekking tot het bewijs

Het hof is van oordeel dat het door verdachte gevoerde vrijspraakverweer wordt weerlegd door de gebezigde bewijsmiddelen, zoals deze later in de eventueel op te maken aanvulling op dit arrest zullen worden opgenomen. Het hof heeft geen reden om aan de juistheid en betrouwbaarheid van de inhoud van die bewijsmiddelen te twijfelen.
Het hof overweegt daarbij in het bijzonder dat verdachte en medeverdachte [betrokkene] hebben erkend dat zij in de tenlastegelegde periode dagelijks bij elkaar waren, veelvuldig gezamenlijk activiteiten ondernamen en ook regelmatig samen hun maaltijden nuttigden. Ook deed [betrokkene] regelmatig betalingen voor verdachte, waarbij niet kan worden vastgesteld dat de door [betrokkene] betaalde bedragen door verdachte zijn terugbetaald. Over en weer hebben verdachte en medeverdachte elkaar ondersteund door samen boodschappen te doen, de honden uit te laten en klussen rond de woning te doen. Voorts maakte de medeverdachte gebruik van de internetvoorziening van verdachte. Ook is er sprake geweest van gezamenlijk campingbezoek gedurende meerdere jaren.
Het hof stelt vast dat er voorafgaand aan de tenlastegelegde periode contact is geweest tussen [betrokkene], verdachte en de sociale dienst van de gemeente over de persoonlijke situatie van [betrokkene] en verdachte en dat er sprake leek te zijn van een gemeenschappelijke huishouding. De sociale dienst was aldus op de hoogte van het feit dat medeverdachte [betrokkene] veel bij verdachte verbleef in haar woning aan de [a-straat] te Heerenveen. Er is daarom destijds gesproken over een constructie van kamerverhuur. Hier hebben verdachte en [betrokkene] echter uitdrukkelijk vanaf gezien. Verdachte had na de toekenning van haar WWB-uitkering op 14 oktober 2008 op de rechtmatigheidsformulieren de juiste informatie omtrent haar woonsituatie moeten verstrekken. Naast het feit dat [betrokkene] veel bij verdachte verbleef in haar woning, had verdachte tevens op de daarvoor bestemde formulieren moeten vermelden dat zij in de zomer enkele weken op een camping verbleef samen met medeverdachte. Door dit na te laten, wetende dat dergelijke inlichtingen aan de sociale dienst verschaft moeten worden, heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan het tenlastegelegde.

Bewezenverklaring

Door wettige bewijsmiddelen, waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
zij in de periode van 14 oktober 2008 tot en met 13 september 2011 te en in de gemeente Heerenveen, in strijd met een haar bij of krachtens wettelijk voorschrift opgelegde verplichting, te weten artikel 17 van de Wet werk en bijstand, opzettelijk heeft nagelaten tijdig de benodigde gegevens te verstrekken, zulks terwijl dit feit kon strekken tot bevoordeling van zichzelf of een ander, terwijl verdachte wist dat die gegevens van belang waren voor de vaststelling van verdachtes of eens anders recht op een verstrekking of tegemoetkoming, te weten een WWB-uitkering via de gemeente Heerenveen, dan wel voor de hoogte of de duur van die verstrekking of tegemoetkoming, immers heeft zij, verdachte, aan die (sociale dienst van die) gemeente in het geheel niet gemeld dat zij in genoemde periode
- met [betrokkene] een gezamenlijke huishouding als bedoeld in artikel 3 van de Wet werk en bijstand voerde en
- voor een periode van 4 tot 6 weken op een camping te IJhorst en op een camping in de gemeente Steenwijkerland verbleef, zulks terwijl dat toen (telkens) wel het geval was.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
in strijd met een haar bij of krachtens wettelijk voorschrift opgelegde verplichting, opzettelijk nalaten tijdig de benodigde gegevens te verstrekken, terwijl het feit kan strekken tot bevoordeling van zichzelf of een ander, en terwijl zij weet dat de gegevens van belang zijn voor de vaststelling van haar of eens anders recht op die verstrekking of tegemoetkoming dan wel voor de hoogte of de duur van een dergelijke verstrekking of tegemoetkoming.

Strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.

Oplegging van straf

De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken. Hierbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan uitkeringsfraude door niet de juiste inlichtingen te verstrekken aan de sociale dienst van de gemeente Heerenveen. Verdachte ontving in de bewezenverklaarde periode een uitkering op grond van de alleenstaande norm. Zij heeft echter niet gemeld dat zij een gezamenlijke huishouding voerde met medeverdachte [betrokkene] en tevens niet dat zij in de zomer enkele weken op campings verbleef (met [betrokkene]). Daardoor heeft de gemeente het recht op een uitkering niet voldoende kunnen toetsen. Voor een periode van bijna drie jaren heeft verdachte een (te hoge) uitkering ontvangen en is de gemeente Heerenveen benadeeld.
Blijkens een uittreksel uit het justitieel documentatieregister d.d. 1 februari 2016 is verdachte voor de bewezenverklaarde periode niet eerder onherroepelijk veroordeeld. Wel is verdachte op 11 februari 2015 onherroepelijk veroordeeld door de kantonrechter ter zake van een verkeersovertreding, met welke strafoplegging het hof in het kader van artikel 63 Sr rekening houdt.
Bij de strafoplegging heeft het hof ook de persoonlijke omstandigheden van verdachte in aanmerking genomen. Verdachte heeft daaromtrent verklaard dat zij moet rondkomen van een WWB-uitkering, waarop maandelijks een bedrag wordt ingehouden wegens terugvordering van het bedrag van de uitkering die haar in de delictsperiode is toegekend. Hoewel zij vindt dat zij geen straf verdient, zou een taakstraf, mede gelet op haar financiële positie, haar arbeidsongeschiktheid en de zorg voor haar jongste zoon, het meest in aanmerking komen, aldus verdachte.
Alles afwegende, is het hof van oordeel dat de in eerste aanleg opgelegde taakstraf passend is. Het hof ziet geen aanleiding om van die straf af te wijken.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 63 en 227b van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
195 (honderdvijfennegentig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
97 (zevenennegentig) dagen hechtenis.
Bepaalt dat een gedeelte van de taakstraf, groot
95 (vijfennegentig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
47 (zevenenveertig) dagenhechtenis, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering zal worden gebracht, volgens de maatstaf van twee uren taakstraf per in voorarrest doorgebrachte dag, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Aldus gewezen door
mr. H.J. Deuring, voorzitter,
mr. A. van Holten en mr. J.H. Bosch, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. G.M. Fondse, griffier,
en op 18 maart 2016 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Mr. J.H. Bosch is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.