ECLI:NL:GHARL:2016:2333

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
22 maart 2016
Publicatiedatum
22 maart 2016
Zaaknummer
WAHV 200.145.554
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • J. van Schuijlenburg
  • M. Landstra
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake kostenvergoeding voor rechtsbijstand in bestuursrechtelijke procedure

In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen een beslissing van de kantonrechter van de rechtbank Rotterdam, die op 8 februari 2013 een verzoek om kostenvergoeding voor rechtsbijstand heeft afgewezen. De betrokkene, vertegenwoordigd door een gemachtigde van [B.V. X], heeft in hoger beroep aangevoerd dat de door hem gemaakte kosten voor juridische bijstand vergoed dienen te worden. Het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden heeft in een tussenarrest van 7 januari 2016 overwogen dat de kantonrechter de betrokkene ten onrechte niet in de gelegenheid heeft gesteld zijn draagkrachtverweer toe te lichten. Het hof heeft de beslissing van de kantonrechter vernietigd en de zaak terugverwezen naar de rechtbank Rotterdam.

In het vervolg van de procedure heeft het hof de gemachtigde verzocht aan te tonen dat zijn werkzaamheden een vast onderdeel vormen van een duurzame, op het vergaren van inkomsten gerichte taakuitoefening, en dat er sprake is van beroepsmatig verleende rechtsbijstand. De gemachtigde heeft informatie overgelegd, waaronder een uittreksel van de Kamer van Koophandel, waaruit blijkt dat [B.V. X] ook op commerciële basis juridische adviezen verstrekt. Het hof heeft echter geconcludeerd dat het verlenen van rechtsbijstand geen vast onderdeel is van de werkzaamheden van de gemachtigde en dat het slechts een bijkomstig karakter heeft.

Daarom heeft het hof geoordeeld dat er in dit geval geen sprake is van beroepsmatig verleende rechtsbijstand in de zin van het Besluit proceskosten bestuursrecht. Het verzoek om vergoeding van de kosten is afgewezen. Het hof heeft de bestreden beslissing vernietigd en de zaak terugverwezen naar de rechtbank Rotterdam voor verdere behandeling en beslissing.

Uitspraak

WAHV 200.145.554
22 maart 2016
CJIB 156587605
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
locatie Leeuwarden
Arrest
op het hoger beroep tegen de beslissing
van de kantonrechter van de rechtbank Rotterdam
van 8 februari 2013
betreffende
[betrokkene] (hierna te noemen: betrokkene),
wonende te [woonplaats] ,
voor wie als gemachtigde optreedt [gemachtigde] ,
werkzaam voor [B.V. X] te [vestigingsplaats] .

Het tussenarrest

De inhoud van het tussenarrest van 7 januari 2016 wordt hier overgenomen.

Het verdere procesverloop

Ingevolge het tussenarrest van het hof is de gemachtigde verzocht om aannemelijk te maken dat zijn werkzaamheden een vast onderdeel vormen van een duurzame, op het vergaren van inkomsten gerichte taakuitoefening en dat derhalve sprake is van beroepsmatig verlenen van rechtsbijstand.
Bij brief van 12 februari 2016 heeft de gemachtigde van deze gelegenheid gebruik gemaakt.
De advocaat-generaal is in de gelegenheid gesteld hierop te reageren. Van deze gelegenheid is geen gebruik gemaakt.

Beoordeling

1. In het tussenarrest van 7 januari 2016 heeft het hof overwogen dat de kantonrechter de betrokkene ten onrechte niet in de gelegenheid heeft gesteld zijn draagkrachtverweer ten overstaan van een rechter toe te lichten. De beslissing van de kantonrechter kan daarom niet in stand blijven. Het hof zal de beslissing van de kantonrechter vernietigen en de zaak terugwijzen naar de rechtbank Rotterdam.
2. Gelet op het bovenstaande dient het hof te onderzoeken of aan de betrokkene een kostenvergoeding dient te worden toegekend. De betrokkene is van mening dat de door hem gemaakte kosten voor juridische bijstand dienen te worden vergoed.
3. Het hof dient de vraag te beantwoorden of in dit geval sprake is van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand in de zin van artikel 1, onder a, van het van toepassing zijnde Besluit proceskosten bestuursrecht. Desgevraagd heeft de gemachtigde van de betrokkene informatie overgelegd waaruit blijkt dat hij geslaagd is voor zijn doctoraalexamen rechtsgeleerdheid. Voorts heeft de gemachtigde aangevoerd dat [B.V. X] tevens op commerciële basis juridische adviezen verstrekt, ten bewijze waarvan hij een uittreksel van de Kamer van Koophandel heeft overgelegd.
4. Uit het uittreksel van de Kamer van Koophandel blijkt dat de activiteiten van [B.V. X] bestaan uit:
"Human resource management, waaronder het voeren en verwerken van een salarisadministratie, het houden van functioneringsgesprekken, het begeleiden bij het opstellen en vervullen van vacatures, het geven van advies en begeleiding bij reorganisaties. Het coachen van individuen, groepen en organisaties. Het geven van juridisch advies en ondersteuning op aller gebied, in het bijzonder ondernemings- en arbeidsrecht."
5. Uit de door de gemachtigde overgelegde informatie blijkt niet dat het verlenen van rechtsbijstand een vast onderdeel vormt van een duurzame, op het vergaren van inkomsten gerichte, taakuitoefening. Het verlenen van rechtsbijstand is, gelet op de overgelegde informatie, bijkomstig van aard. Zeker waar het betreft het onderhavige rechtsgebied heeft het niet meer dan een incidenteel karakter. Het hof is derhalve van oordeel dat in casu niet sprake is geweest van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand. Het verzoek om vergoeding zal daarom worden afgewezen.

Beslissing

Het gerechtshof:
vernietigt de bestreden beslissing en wijst de zaak terug naar de rechtbank Rotterdam ter behandeling en beslissing met inachtneming van dit arrest;
wijst het verzoek tot vergoeding van kosten af.
Dit arrest is gewezen door mr. Van Schuijlenburg, in tegenwoordigheid van mr. Landstra als griffier, en uitgesproken ter openbare zitting.