In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 22 maart 2016 uitspraak gedaan op het verzet van [X] B.V. tegen een eerdere uitspraak van het Hof, waarbij het hoger beroep van belanghebbende kennelijk niet-ontvankelijk was verklaard. De zaak betreft een aanslag in de vennootschapsbelasting over het jaar 2012, waarbij ook heffingsrente en een verzuimboete zijn opgelegd. Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt tegen deze aanslag, maar de Inspecteur heeft de aanslag en beschikkingen gehandhaafd. Na een niet-ontvankelijk verklaring door de rechtbank Gelderland, heeft belanghebbende verzet aangetekend, dat door de rechtbank gegrond werd verklaard. Echter, het Hof verklaarde het hoger beroep opnieuw niet-ontvankelijk, waarop belanghebbende wederom verzet aantekende. Het Hof oordeelde dat de gemachtigde van belanghebbende in verzuim was, omdat hij niet tijdig de gronden van het hoger beroep had aangeleverd. De gemachtigde voerde aan dat gezondheidsproblemen hem belemmerden, maar het Hof oordeelde dat dit niet voldoende was om het verzuim te rechtvaardigen. De conclusie was dat het verzet ongegrond was en het Hof handhaafde de eerdere beslissing.