ECLI:NL:GHARL:2016:2207

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
15 maart 2016
Publicatiedatum
17 maart 2016
Zaaknummer
15/00466
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de ontvankelijkheid van bezwaar tegen aanslagen in de watersysteemheffing en zuiveringsheffing

In deze zaak gaat het om de ontvankelijkheid van het bezwaar van belanghebbende tegen aanslagen in de watersysteemheffing en de zuiveringsheffing voor het jaar 2013. Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt tegen de aanslagen, maar de heffingsambtenaar heeft deze bezwaren niet-ontvankelijk verklaard. De rechtbank Overijssel heeft het beroep van belanghebbende tegen deze beslissing ongegrond verklaard. Belanghebbende is in hoger beroep gegaan bij het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.

Het Hof heeft vastgesteld dat de aanslagen zijn verzonden naar het adres waar belanghebbende stond ingeschreven in de Gemeentelijke Basisadministratie. Belanghebbende heeft aangevoerd dat hij het aanslagbiljet nooit heeft ontvangen, omdat het door de bewoner van het adres waar hij ingeschreven stond, is achtergehouden. Het Hof oordeelt dat de bekendmaking van de aanslag op de juiste wijze heeft plaatsgevonden en dat de termijn voor het indienen van bezwaar is aangevangen op de dag na de dagtekening van het aanslagbiljet.

Het Hof concludeert dat belanghebbende terecht niet-ontvankelijk is verklaard in zijn bezwaren, omdat het bezwaarschrift niet tijdig is ingediend. De rechtbank heeft de juiste beslissing genomen en het Hof bevestigt de uitspraak van de rechtbank. Er zijn geen kosten aan de wederpartij opgelegd, en belanghebbende kan binnen zes weken na de verzenddatum van de uitspraak beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

Afdeling belastingrecht
Locatie Arnhem
nummer 15/00466
uitspraakdatum: 15 maart 2016
nummer /
Uitspraak van de tweede meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
[X]te
[Z](hierna: belanghebbende)
tegen de uitspraak van rechtbank Overijssel van 19 maart 2015, nummer Awb 14/132,
in het geding tussen belanghebbende en
de heffingsambtenaar van het Gemeenschappelijk Belastingkantoor Lococensus-Tricijn (GBLT)(hierna: de heffingsambtenaar).

1.Ontstaan en loop van het geding

1.1.
Aan belanghebbende zijn voor het jaar 2013 aanslagen in de watersysteemheffing en de zuiveringsheffing opgelegd.
1.2.
Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt tegen de aanslagen. Bij in één geschrift verenigde uitspraken op bezwaar heeft de heffingsambtenaar de bezwaren niet-ontvankelijk verklaard.
1.3.
Belanghebbende is tegen de uitspraken van de heffingsambtenaar in beroep gekomen bij de rechtbank Overijssel (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.
1.4.
Het beroepschrift tegen de uitspraak van de Rechtbank is op 29 april 2015 ter griffie ingekomen.
1.5.
De heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend.
1.6.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 16 februari 2016 te Arnhem. Belanghebbende is verschenen. Namens de heffingsambtenaar is verschenen mr. [A] , bijgestaan door [B] . Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat aan deze uitspraak is gehecht.

2.De vaststaande feiten

2.1.
Belanghebbende stond tot 2 april 2013 in de Gemeentelijke Basisadministratie van de gemeente Steenwijkerland ingeschreven op het adres [a-straat] 5 te [C] .
2.2.
Met dagtekening 28 januari 2013 heeft de heffingsambtenaar aan belanghebbende voor het jaar 2013 aanslagen in de watersysteemheffing en de zuiveringsheffing opgelegd. Het aanslagbiljet is verzonden naar het adres [a-straat] 5 te [C] .
2.3.
Naar aanleiding van de uitschrijving uit de Gemeentelijke Basisadministratie heeft de heffingsambtenaar op 11 april 2013 de aanslag zuiveringsheffing ambtshalve verminderd. Een kennisgeving van deze vermindering heeft hij gezonden naar het adres [b-straat] 89 te [Z] .
2.4.
Belanghebbende heeft met dagtekening 11 juni 2013 bezwaar gemaakt tegen de in geding zijnde aanslagen. De heffingsambtenaar heeft het bezwaarschrift ontvangen op 24 juni 2013 (volgens het verweerschrift voor de Rechtbank), dan wel op 3 juli 2013 (volgens de aan belanghebbende gezonden ontvangstbevestiging).
2.5.
De heffingsambtenaar heeft de bezwaren niet-ontvankelijk verklaard, omdat het bezwaarschrift niet tijdig is ingediend.

3.Het geschil, de standpunten en conclusies van partijen

3.1.
Tussen partijen is in geschil of de heffingsambtenaar belanghebbende terecht niet‑ontvankelijk heeft verklaard.
3.2.
Beide partijen hebben voor hun standpunten aangevoerd wat is vermeld in de van hen afkomstige stukken. Hetgeen daaraan ter zitting is toegevoegd, is vermeld in het aan deze uitspraak gehechte proces-verbaal van de zitting.
3.3.
Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank, gegrondverklaring van het beroep tegen de uitspraak op bezwaar, ontvankelijkverklaring van de bezwaren en vernietiging van de aanslagen. De heffingsambtenaar concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.

4.Beoordeling van het geschil

4.1.
Belanghebbende stelt dat hij niet daadwerkelijk woonde op het adres [a-straat] 5 te [C] , maar in een appartement aan de [c-straat] te [D] . Omdat aan dat appartement geen adres was toegekend, kon hij niet op dat adres worden ingeschreven in de Gemeentelijke Basisadministratie. Hij heeft zich daarom, met instemming van [E] , laten inschrijven op diens adres: [a-straat] 5 te [C] . Hoewel belanghebbende ten minste eenmaal per week de voor hem bestemde post ophaalde bij [E] , heeft hij het aanslagbiljet nimmer ontvangen. [E] heeft dat biljet achtergehouden, aldus nog steeds belanghebbende.
4.2.
Het ten name van belanghebbende gestelde aanslagbiljet is gezonden naar het adres waar belanghebbende stond ingeschreven in de Gemeentelijke Basisadministratie. Belanghebbende heeft de heffingsambtenaar of de invorderingsambtenaar niet verzocht voor hem bestemde stukken naar een ander adres te zenden. Naar het oordeel van het Hof is door de verzending van het aanslagbiljet aan het adres [a-straat] 5 te [C] de aanslag op de juiste wijze bekendgemaakt.
4.3.
Er is geen reden om aan te nemen dat de bekendmaking heeft plaatsgevonden na de dagtekening van het aanslagbiljet. De termijn van zes weken voor het maken van bezwaar is daarom aangevangen op de dag na die van de dagtekening, (maandag) 28 januari 2013. De termijn eindigde derhalve op (maandag) 11 maart 2013. Aangezien de heffingsambtenaar het bezwaarschrift op of na 24 juni 2013 heeft ontvangen, is het niet tijdig ingediend.
4.4.
Belanghebbende stelt dat redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat hij ter zake van de termijnoverschrijding in verzuim is geweest. Hij voert daartoe aan dat hij het aanslagbiljet nooit heeft ontvangen, omdat buiten zijn toedoen de bewoner van [a-straat] 5 het aan belanghebbende geadresseerde aanslagbiljet heeft achtergehouden. De heffingsambtenaar betwist deze stellingen.
4.5.
Het Hof zal in het midden laten of de stellingen van belanghebbende aannemelijk zijn en veronderstellenderwijs uitgaan van de juistheid ervan. Naar het oordeel van het Hof komt deze gestelde omstandigheid voor rekening en risico van belanghebbende. Het gaat immers om een stuk dat is gezonden aan het adres waar belanghebbende stond ingeschreven in de Gemeentelijke Basisadministratie, terwijl belanghebbende niet heeft verzocht voor hem bestemde stukken aan een ander adres te sturen. Uit de omstandigheid dat hij zijn post wekelijks op dat adres placht op te halen, blijkt dat hij wist dat voor hem bestemde stukken aan dat adres werden gestuurd. De omstandigheid dat de bewoner van dat adres een stuk zou hebben achtergehouden komt onder die omstandigheden voor rekening en risico van belanghebbende.
4.6.
Belanghebbende heeft geen andere omstandigheden aangevoerd die zouden kunnen meebrengen dat redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat hij in verzuim was. Hij is dan ook terecht niet-ontvankelijk verklaard in zijn bezwaren tegen de aanslagen.
4.7.
Voor zover het bezwaar is gericht tegen de ambtshalve vermindering van de aanslag zuiveringsheffing, is het terecht niet-ontvankelijk verklaard, nu tegen die vermindering geen bezwaar openstaat.
4.8.
Gelet op het vorenoverwogene heeft de Rechtbank een juiste beslissing genomen. Het Hof zal dan ook de uitspraak van de Rechtbank bevestigen.

5.Kosten

Het Hof ziet geen aanleiding een partij te veroordelen in de kosten die de wederpartij in verband met de behandeling van het hoger beroep voor het Hof heeft moeten maken.

6.Beslissing

Het Hof bevestigt de uitspraak van de Rechtbank.
Deze uitspraak is gedaan door mrs. J. van de Merwe, voorzitter, J.P.M. Kooijmans en R.A.V. Boxem, in tegenwoordigheid van mr. N.G.U. Wasch als griffier.
De beslissing is op 15 maart 2016 in het openbaar uitgesproken.
De griffier, De voorzitter,
(N.G.U. Wasch) (J. van de Merwe)
Afschriften zijn aangetekend per post verzonden op: 17 maart 2016
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie instellen bij:
de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer),
Postbus 20303,
2500 EHDen Haag.
Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:
1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. de dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;
d. de gronden van het beroep in cassatie.
Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad.
In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.