ECLI:NL:GHARL:2016:2129
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Benoeming bewindvoerder en mentor in het kader van onderbewindstelling met afwijking van de voorkeur van de rechthebbende
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 10 maart 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep over de onderbewindstelling van een moeder, waarbij de benoeming van een bewindvoerder en mentor aan de orde was. De moeder, die in een verzorgingshuis woont vanwege een angststoornis, had in eerste aanleg verzocht om haar zoon als bewindvoerder te benoemen en om een mentorschap in te stellen. De kantonrechter had echter een andere bewindvoerder en mentor benoemd, wat leidde tot het hoger beroep van de moeder. De dochters van de moeder bestreden het verzoek van de moeder en vroegen om niet-ontvankelijkheid van het hoger beroep.
Tijdens de mondelinge behandeling op 12 februari 2016 zijn de betrokken partijen verschenen, waaronder de advocaten van de moeder en de dochters. Het hof heeft de feiten en de argumenten van beide partijen zorgvuldig overwogen. Het hof concludeerde dat de moeder als gevolg van haar geestelijke toestand niet in staat is haar niet-vermogensrechtelijke belangen zelf te behartigen, wat grond vormt voor het instellen van een mentorschap. Het hof oordeelde dat, ondanks de voorkeur van de moeder voor haar zoon als bewindvoerder, de benoeming van een onafhankelijke derde noodzakelijk was vanwege de slechte verstandhouding tussen de zoon en de dochters.
Uiteindelijk heeft het hof de beschikking van de kantonrechter bekrachtigd en de proceskosten gecompenseerd, waarbij elke partij zijn eigen kosten draagt. De beslissing benadrukt het belang van een onafhankelijke bewindvoerder en mentor in situaties waar de belangen van de betrokkenen conflicteren.