ECLI:NL:GHARL:2016:2052

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
15 maart 2016
Publicatiedatum
15 maart 2016
Zaaknummer
21-003450-15
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor dodelijk ongeval op de A15 met een vrachtwagen

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 15 maart 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Gelderland. De verdachte, een beroepschauffeur, was betrokken bij een dodelijk verkeersongeluk op de A15 te Echteld op 18 augustus 2014. Tijdens het rijden draaide hij een sigaret en verloor hij zijn aandacht voor het verkeer, waardoor hij met zijn vrachtwagen tegen een stilstaande auto botste, waarbij het slachtoffer om het leven kwam. Het hof heeft het vonnis van de rechtbank vernietigd en een andere straf opgelegd. De advocaat-generaal had een voorwaardelijke gevangenisstraf van 2 maanden, een werkstraf van 240 uren en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor 2 jaren geëist. Het hof oordeelde dat de verdachte roekeloos en zeer onvoorzichtig had gereden, wat leidde tot het fatale ongeval. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 2 maanden, die niet ten uitvoer zal worden gelegd, en een taakstraf van 240 uren. Daarnaast werd de rijbevoegdheid voor 1 jaar onvoorwaardelijk en voor 1 jaar voorwaardelijk ontzegd. Het hof hield rekening met de ernst van het ongeval en de gevolgen voor de nabestaanden, maar ook met het feit dat de verdachte niet eerder was veroordeeld.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-003450-15
Uitspraak d.d.: 15 maart 2016
TEGENSPRAAK
Promis

Verkort arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken

gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Gelderland van 5 juni 2015 met parketnummer 05-820863-14 in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [1967] ,
wonende te [woonplaats] , [adres] .

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 1 maart 2016 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennis genomen van de vordering van de advocaat-generaal strekkende tot veroordeling van verdachte tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden met een proeftijd van 2 jaren, een werkstraf voor de duur van 240 uren, subsidiair 120 dagen hechtenis en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 2 jaren. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft voorts kennis genomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsvrouw,
mr. H.L.P. Fauser, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen omdat het tot een deels andere strafoplegging komt en daarom opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
primair:
hij op of omstreeks 18 augustus 2014 te Echteld, gemeente Neder-Betuwe, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (vrachtauto met aanhangwagen), daarmede rijdende over de weg, de autosnelweg A15, roekeloos, in elk geval zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig, onoplettend en/of onachtzaam heeft gereden, hierin bestaande dat verdachte
- aldaar heeft gereden met een snelheid van ongeveer 90 kilometer per uur, in elk geval met een (aanzienlijk) hogere snelheid dan de aldaar toegestane snelheid voor vrachtauto's van 80 kilometer per uur, en/of
- zijn aandacht gedurende enige tijd heeft gericht op het draaien van een sigaret en/of
- ( daarbij) niet, althans in onvoldoende mate, op het voor hem gelegen gedeelte van die weg en/of het overige verkeer heeft gelet en/of is blijven letten en/of
- ( daarbij) niet voortdurend in staat is geweest de handelingen te verrichten die van hem werden vereist, en/of
- met het door hem bestuurde motorrijtuig deels over de vluchtstrook heeft gereden, en/of
- een zich op de vluchtstrook bevindende persoon en/of (stilstaande) personenauto niet en/of te laat heeft opgemerkt, en/of
- ( vervolgens) is gebotst tegen, althans in aanrijding is gekomen met die zich op de vluchtstrook bevindende persoon en/of personenauto,
en aldus zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden waardoor een ander (genaamd [slachtoffer] ) werd gedood;
subsidiair:
hij op of omstreeks 18 augustus 2014 te Echteld, gemeente Neder-Betuwe, als bestuurder van een voertuig (vrachtauto met aanhangwagen), daarmee rijdende op de weg, de snelweg A15,
- aldaar heeft gereden met een snelheid van ongeveer 90 kilometer per uur, in elk geval met een (aanzienlijk) hogere snelheid dan de aldaar toegestane snelheid voor vrachtauto's van 80 kilometer per uur, en/of
- zijn aandacht gedurende enige tijd heeft gericht op het draaien van een sigaret en/of
- ( daarbij) niet, althans in onvoldoende mate, op het voor hem gelegen gedeelte van die weg en/of het overige verkeer heeft gelet en/of is blijven letten en/of
- ( daarbij) niet voortdurend in staat is geweest de handelingen te verrichten die van hem werden vereist, en/of
- met het door hem bestuurde motorrijtuig deels over de vluchtstrook heeft gereden, en/of
- een zich op de vluchtstrook bevindende persoon en/of (stilstaande) personenauto niet en/of te laat heeft opgemerkt, en/of
- ( vervolgens) is gebotst tegen, althans in aanrijding is gekomen met die zich op de vluchtstrook bevindende persoon en/of personenauto, door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Bewijsoverweging

Namens verdachte is aangevoerd dat de bewezenverklaring van de rechtbank aangepast zou moeten worden in die zin dat verdachte met een aanmerkelijke mate van verwijtbare onvoorzichtigheid heeft gehandeld in plaats van zeer onvoorzichtig, dus een lichter schuldverwijt. Volgens de advocaat-generaal is het handelen van verdachte wel degelijk als zeer onvoorzichtig aan te merken.
Het hof oordeelt hierover als volgt.
Verdachte heeft verklaard dat hij op 18 augustus 2014 als vrachtwagenchauffeur op de rechterbaan van de A15 te Echteld heeft gereden.
Hij draaide al rijdende een sigaret (shaggie) en bestuurde de vrachtwagen op dat moment met zijn ellebogen. Verdachte heeft naar eigen zeggen te lang naar de sigaret gekeken en toen hij opkeek, schrok hij van de auto op de vluchtstrook. Hij gaf een ruk aan het stuur en is toen met de achterzijde van zijn vrachtwagen en aanhanger tegen [slachtoffer] en diens auto gebotst. In het proces-verbaal Verkeers Ongevallen Analyse is gerelateerd dat uit onderzoek is gebleken dat de vrachtwagen van verdachte vlak voor en tijdens het ongeval met een snelheid gelegen tussen 86 tot 90 kilometer per uur reed. Ter plaatse gold een maximum toegestane snelheid voor vrachtauto’s van 80 kilometer per uur.
Getuige [getuige] heeft verklaard dat hij zag dat de vrachtwagen langzaam naar rechts stuurde en over de lijn tussen de rechter rijstrook en de vluchtstrook kwam en over die lijn heen reed.
Met de rechtbank is het hof van oordeel dat het handelen van verdachte als zeer onvoorzichtig, onoplettend en/of onachtzaam dient te worden aangemerkt, waardoor een ernstig gevaar in het leven werd geroepen.
Verdachte heeft tijdens het rijden een sigaret gedraaid en daarbij zijn aandacht niet voortdurend (bij het verkeer) op de weg gehad. Verdachte reed met een hogere snelheid dan de ter plaatse toegestane snelheid. Hij is met zijn vrachtwagen deels op de vluchtstrook terechtgekomen en heeft het slachtoffer en diens auto te laat opgemerkt. Van een beroepschauffeur mag naar het oordeel van het hof extra voorzichtigheid en alertheid worden verwacht.

Bewezenverklaring

Door wettige bewijsmiddelen, waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op
of omstreeks18 augustus 2014 te Echteld, gemeente Neder-Betuwe, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (vrachtauto met aanhangwagen), daarmede rijdende over de weg, de autosnelweg A15,
roekeloos, in elk gevalzeer
, althans aanmerkelijk,onvoorzichtig, onoplettend en/of onachtzaam heeft gereden, hierin bestaande dat verdachte
- aldaar heeft gereden met
een snelheid van ongeveer 90 kilometer per uur, in elk geval met een (aanzienlijk)hogere snelheid dan de aldaar toegestane snelheid voor vrachtauto's van 80 kilometer per uur, en
/of
- zijn aandacht gedurende enige tijd heeft gericht op het draaien van een sigaret en
/of
-
(daarbij
) niet, althansin onvoldoende mate, op het voor hem gelegen gedeelte van die weg en/of het overige verkeer heeft gelet en/of is blijven letten en
/of
-
(daarbij
)niet voortdurend in staat is geweest de handelingen te verrichten die van hem werden vereist, en
/of
- met het door hem bestuurde motorrijtuig deels over de vluchtstrook heeft gereden, en
/of
- een zich op de vluchtstrook bevindende persoon en/of (stilstaande) personenauto
niet en/ofte laat heeft opgemerkt, en
/of
-
(vervolgens
)is gebotst tegen
, althans in aanrijding is gekomen metdie zich op de vluchtstrook bevindende persoon en
/ofpersonenauto,
en aldus zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden waardoor een ander (genaamd [slachtoffer] ) werd gedood.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het primair bewezen verklaarde levert op:
overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander wordt gedood.

Strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.

Oplegging van straf en/of maatregel

De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft een zeer ernstig verkeersongeluk veroorzaakt, waarbij [slachtoffer] om het leven is gekomen. Verdachte, een beroepschauffeur, had zijn aandacht onvoldoende bij de weg toen hij bezig was een sigaret te draaien.
Het aan de schuld van verdachte te wijten verkeersongeval waarbij [slachtoffer] is overleden heeft veel leed veroorzaakt bij de nabestaanden van het slachtoffer. Zijn echtgenote, die ten tijde van het ongeval in verwachting was, heeft blijkens haar schriftelijke slachtofferverklaring sinds die tijd te kampen met verschillende lichamelijke en psychische problemen. Drie jonge kinderen moeten zonder hun vader opgroeien. Ook de overige familieleden van het slachtoffer is veel leed berokkend.
Het hof rekent dit verdachte als beroepschauffeur zwaar aan, gelet op de omstandigheden waaronder het ongeval heeft plaatsgevonden. Ook verdachte zal met de gevolgen hiervan moeten leven.
In het bijzonder in aanmerking genomen hetgeen omtrent de persoon van verdachte is gebleken, is het hof van oordeel dat oplegging van een voorwaardelijke gevangenisstraf en een taakstraf, beide van de hierna aan te geven duur, passend en geboden is. Bij de strafoplegging houdt het hof tevens rekening met de omstandigheid dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor een strafbaar feit.
Namens verdachte is aangevoerd dat een onvoorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid voor verdachte een heel zware sanctie is, omdat hij voor zijn werk als vrachtwagenchauffeur afhankelijk is van zijn rijbewijs. Op de zitting is niet duidelijk geworden of verdachte, die al jaren bij een groot transportbedrijf werkzaam is, zijn baan bij het bedrijf kwijt zal raken als hij een onvoorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid zou krijgen.
Hoewel verdachte als beroepschauffeur is aangewezen op zijn rijbewijs, is het hof van oordeel dat, gelet op de ernst van het ongeval en de gevolgen daarvan, een deels onvoorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid van na te melden duur, onvermijdelijk en daarom geboden is. Anders dan de rechtbank en de vordering van de advocaat-generaal zal het hof de duur van de onvoorwaardelijke ontzegging niet op twee jaar bepalen, maar zal het onvoorwaardelijk deel van de ontzegging beperken tot één jaar en het andere jaar voorwaardelijk opleggen.

De benadeelde partij

[benadeelde] heeft haar vordering in hoger beroep niet gehandhaafd. Gebleken is dat het schadebedrag door de verzekering is voldaan.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c en 22d van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 6, 175 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het primair bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
2 (twee) maanden.
Bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
240 (tweehonderdveertig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
120 (honderdtwintig) dagen hechtenis.
Ontzegt de verdachte ter zake van het primair bewezen verklaarde de
bevoegdheid motorrijtuigen te besturenvoor de duur van
2 (twee) jaren.
Bepaalt dat een gedeelte van de bijkomende straf van ontzegging, groot
1 (één) jaar, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Aldus gewezen door
mr. C. Caminada, voorzitter,
mr. M. Barels en mr. M.S. Koppert, raadsheren,
in tegenwoordigheid van J.R.M. Roetgerink, griffier,
en op 15 maart 2016 ter openbare terechtzitting uitgesproken.