ECLI:NL:GHARL:2016:2029

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
14 maart 2016
Publicatiedatum
14 maart 2016
Zaaknummer
WAHV 200.152.935
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • M. Dijkstra
  • M. Vlieger-Dijkstra
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen beslissing kantonrechter inzake administratieve sanctie voor parkeren op verkeerde locatie

In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen een beslissing van de kantonrechter van de rechtbank Amsterdam, die op 6 mei 2014 een beroep van de betrokkene ongegrond verklaarde. De betrokkene had een administratieve sanctie van € 90,- opgelegd gekregen voor het parkeren van een voertuig op een locatie waar dit niet was toegestaan. De gedraging vond plaats op 11 juli 2013. De betrokkene stelde dat hij niet verantwoordelijk was voor de gedraging, omdat het voertuig ten tijde van de overtreding was verhuurd. De kantonrechter oordeelde dat alleen de kentekenhouder een beroep kan doen op artikel 8, aanhef en onder b, van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (WAHV). De vertegenwoordiger van de betrokkene, die vennoot is van de betrokkene, voerde aan dat hij de kentekenhouder kon vertegenwoordigen en dat de huurovereenkomst moest worden erkend.

Het hof oordeelt dat de vennoot inderdaad de kentekenhouder kan vertegenwoordigen, maar dat de huurovereenkomst die is overgelegd niet voldoet aan de eisen van artikel 8, aanhef en onder b, WAHV. De huurovereenkomst was namelijk niet aangegaan door de kentekenhouder zelf, maar door een ander bedrijf. Het hof vernietigt de beslissing van de kantonrechter en verklaart het beroep tegen de inleidende beschikking ongegrond, omdat de huurovereenkomst niet als zodanig kan worden erkend. De beslissing van de officier van justitie wordt ook vernietigd, maar het beroep tegen de inleidende beschikking blijft ongegrond.

Uitspraak

WAHV 200.152.935
14 maart 2016
CJIB 174174741
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
locatie Leeuwarden
Arrest
op het hoger beroep tegen de beslissing
van de kantonrechter van de rechtbank Amsterdam
van 6 mei 2014
betreffende
[betrokkene] (hierna te noemen: betrokkene),
gevestigd te [vestigingsplaats],
vertegenwoordigd door [vennoot van betrokkene], wonende te [plaats].

De beslissing van de kantonrechter

De kantonrechter heeft het beroep van de betrokkene tegen de door de Centrale Verwerking Openbaar Ministerie namens de officier van justitie genomen beslissing ongegrond verklaard.

Het procesverloop

De betrokkene heeft tegen de beslissing van de kantonrechter hoger beroep ingesteld.
De advocaat-generaal is in de gelegenheid gesteld een verweerschrift in te dienen. Hiervan is geen gebruik gemaakt.

Beoordeling

1. Aan de betrokkene is als kentekenhouder bij inleidende beschikking een administratieve sanctie van € 90,- opgelegd ter zake van “parkeren op parkeergelegenheid, terwijl voertuig niet tot de aangegeven categorie of groep voertuigen behoorde”, welke gedraging zou zijn verricht op 11 juli 2013 om 09.19 uur op de [straat] te [plaats] met het voertuig met het kenteken [kenteken].
2. De betrokkene voert aan dat de kantonrechter zijn beroep ten onrechte ongegrond heeft verklaard. De kantonrechter heeft geoordeeld dat slechts de kentekenhouder een beroep kan doen op artikel 8, aanhef en onder b, van de WAHV en dat de gemachtigde niet als zodanig kan worden beschouwd. De vertegenwoordiger van de betrokkene voert aan dat hij vennoot is van [betrokkene] Hij voegt daartoe een uittreksel van de Kamer van Koophandel bij. Voorts heeft de vertegenwoordiger aangevoerd dat het voertuig ten tijde van de gedraging was verhuurd, zodat niet de betrokkene maar de huurder van het voertuig ter zake van deze gedraging dient te worden aangesproken. De vertegenwoordiger heeft hiertoe een kopie van het huurcontract en een kopie van het rijbewijs van de huurder bijgevoegd.
3. Artikel 8, aanhef en onder b, WAHV luidt als volgt: "De officier van justitie vernietigt de beschikking indien, in het geval van artikel 5 onderscheidenlijk artikel 5a, degene op wiens naam het kenteken in het kentekenregister is ingeschreven:
b. een voor een termijn van ten hoogste drie maanden schriftelijk bedrijfsmatig aangegane huurovereenkomst overlegt waaruit blijkt wie ten tijde van de gedraging de huurder van het motorrijtuig onderscheidenlijk de aanhangwagen was."
4. De door de kantonrechter als gemachtigde aangeduide persoon heeft in hoger beroep een uittreksel van de Kamer van Koophandel overlegd, waaruit blijkt dat hij - samen met twee anderen - vennoot is van [betrokkene] Het is onbetwist dat het voertuig op naam staat van [betrokkene] De vennoot kan de kentekenhouder vertegenwoordigen en derhalve een beroep doen op artikel 8 van de WAHV.
5. Het hof zal derhalve de beslissing van de kantonrechter vernietigen en doen hetgeen de kantonrechter had behoren te doen, te weten - met vernietiging van de beslissing van de officier van justitie - het beroep tegen de inleidende beschikking beoordelen.
6. De vraag die thans ter beoordeling ligt is of voornoemde huurovereenkomst is aan te merken als een huurovereenkomst in de zin van artikel 8, aanhef en onder b, van de WAHV.
7. Niet gebleken is dat de kentekenhouder - [betrokkene] - een huurovereenkomst is aangegaan met de heer [huurder]. Uit de huurovereenkomst die de gemachtigde heeft overgelegd, blijkt dat het voertuig met voornoemd kenteken is verhuurd aan de heer [huurder] door [bedrijf]. Nu [bedrijf] niet de kentekenhouder van voornoemd voertuig is, gaat het derhalve niet om een huurovereenkomst als bedoeld in artikel 8, aanhef en onder b, WAHV. Dat de vertegenwoordiger kennelijk ook bedrijfsmatig betrokken is bij [bedrijf], maakt dat naar het oordeel van het hof niet anders.
8. Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, zal het hof het beroep tegen de inleidende beschikking ongegrond verklaren.
9. Gesteld noch gebleken is dat de betrokkene kosten heeft gemaakt die voor vergoeding in aanmerking komen.

Beslissing

Het gerechtshof:
vernietigt de beslissing van de kantonrechter;
verklaart het beroep tegen de beslissing van de officier van justitie gegrond;
vernietigt de beslissing van de officier van justitie d.d. 25 november 2013;
verklaart het beroep tegen de inleidende beschikking ongegrond.
Dit arrest is gewezen door mr. Dijkstra, in tegenwoordigheid van mr. Vlieger-Dijkstra als griffier, en uitgesproken ter openbare zitting.