Beoordeling
1. Aan de betrokkene is als kentekenhouder bij inleidende beschikking een administratieve sanctie van € 220,- opgelegd ter zake van “als bestuurder de doorgetrokken streep overschrijden (verkeer in beide richtingen)”, welke gedraging zou zijn verricht op 15 augustus 2013 om 12.15 uur op de [straat] ter hoogte van hectometerpaal 14.5 te [vestigingsplaats] met het voertuig met het kenteken [kenteken].
2. De gemachtigde voert aan dat niet vastgesteld kan worden dat de gedraging buiten de bebouwde kom is verricht. De betrokkene heeft gedurende de procedure aangevoerd dat buiten de bebouwde kom, ter hoogte van hectometerpaal 14.4, alwaar de gedraging zou zijn begaan, geen sprake is van een doorgetrokken streep. Hiermee stelt de betrokkene dat de door de verbalisant geconstateerde gedraging niet is begaan. De kantonrechter heeft de behandeling ter zitting van 13 oktober 2014 aangehouden en de verbalisant verzocht een foto over te leggen van de plek waar de gedraging is begaan, meer specifiek een foto van de situatie buiten de bebouwde kom. In reactie op het aanvullend proces-verbaal van de verbalisant en de bijgevoegde foto's voert de betrokkene aan dat op de foto's geen hectometerpaal te zien is en dat eveneens niet zichtbaar is dat de locatie buiten de bebouwde kom is gelegen. De gemachtigde stelt dat de verbalisant niet is geslaagd om aan de (bewijs)opdracht te voldoen. De kantonrechter had op grond hiervan moeten twijfelen aan de waarneming van de verbalisant. In ieder geval is de kantonrechter hieraan ten onrechte ongemotiveerd voorbijgegaan en is het ter zitting getoonde beeldmateriaal ten onrechte onbesproken gelaten. Voorts heeft de gemachtigde aangevoerd dat de verbalisant wisselend heeft verklaard ten aanzien van de hectometerpaal waar de gedraging zou zijn verricht.
Ter zitting in hoger beroep heeft de gemachtigde zijn standpunt gehandhaafd en (subsidiair) een beroep op overmacht gedaan. Er was sprake van een ''urgentie 1 melding'' en de betrokkene bevond zich als brandweerman in een overmachtssituatie in de zin van noodtoestand. Enerzijds moest hij vanuit zijn verplichtingen als brandweerman de bejaarden die mogelijk in acuut levensgevaar verkeerden te hulp schieten en zich daarbij aan de wettelijke aanrijtijden houden. Anderzijds moest hij zich houden aan de verkeersregels. Hierbij heeft de betrokkene gekozen om op een zo veilig mogelijk punt zijn voorganger in te halen.
3. Ten aanzien van de motivering van de beslissing van de kantonrechter stelt het hof voorop dat de kantonrechter niet is gehouden om op alle door een betrokkene aangedragen verweren te responderen. Uit deze motivering blijkt voldoende dat alle door en namens de betrokkene aangedragen gronden voor het beroep in de beslissing zijn betrokken, maar dat de kantonrechter hierin geen aanleiding heeft gezien te twijfelen aan de waarneming. Dat de kantonrechter niet expliciet op alle door de betrokkene aangedragen argumenten is ingegaan, houdt niet in dat er sprake is van strijd met het motiveringsbeginsel. Gelet hierop is het hof van oordeel dat de klacht over het motiveringsgebrek moet worden afgewezen.
4. In WAHV-zaken biedt de ambtsedige verklaring van de verbalisant in beginsel een voldoende grondslag voor de vaststelling dat de gedraging is verricht. Dat is anders indien de betrokkene voor zijn zaak specifieke feiten en omstandigheden aanvoert, die aanleiding geven te twijfelen aan de juistheid van één of meer onderdelen van de ambtsedige verklaring dan wel indien uit het dossier zulke feiten en omstandigheden blijken.
5. Naast de in de inleidende beschikking vermelde gegevens, houdt de ambtsedige verklaring van de verbalisant zoals opgenomen in de aankondiging van beschikking onder meer het volgende in:
“[straat] thv (het hof leest: ter hoogte van) hectometerpaal 14.5. Buiten de bebouwde kom.
Ik, verbalisant, zag dat de bestuurder van dit motorvoertuig, komende vanaf [vestigingsplaats] en gaande richting [plaats], net buiten [vestigingsplaats] na de rotonde een (dubbele) doorgetrokken streep overschreed. Dit was in een overzichtelijke bocht.
Genoemde bestuurder reed met hoge snelheid en haalde in een onoverzichtelijke bocht een voor hem rijdend voertuig in, en overschreed hierbij de doorgetrokken streep.”
6. De ambtsedige verklaring van de verbalisant zoals opgenomen in de aanvullende informatie d.d. 7 mei 2014 houdt onder meer het volgende in:
“Alle gegevens m.b.t. (het hof leest: met betrekking tot) de elektronische aankondiging van beschikking zijn in uw bezit, dit geheel heb ik ook toegestuurd gekregen.
Het enige wat ik mij nog kan voorstellen is het feit dat de genoemde hectometer aanduiding iets af kan wijken. Dit zou ook 14.4 kunnen zijn i.p.v. (het hof leest: in plaats van) 14.5. Juiste hectometerpaal is daar niet goed te zien vandaar dat n.a.v. (naar aanleiding van) kaartmateriaal dit is bepaald.”
7. De ambtsedige verklaring van de verbalisant zoals opgenomen in het aanvullend proces-verbaal van 21 november 2014 houdt onder meer het volgende in:
“De verweerder heeft een andere kijk op de overtreding gegeven, aangezien hij een foto aangeleverd heeft in zijn bezwaarschrift die een verkeerde kijk op de overtreding geeft. Dit omdat de foto is genomen vanuit de richting [plaats] naar [vestigingsplaats]. Er is door verweerder genoemd een hectometer 14.4, echter in het proces-verbaal staat 14.5, dit is de juiste hectometeraanduiding van de overtreding. Als bewijs heb ik verbalisant, bijgevoegd 4 foto's genummerd van 1 tot 4.
Op foto 1 is de plaats van de overtreding te zien waarbij u nog juist op de rand aan de linkerzijde een hectometerpaal ziet staan. Dit is hectometerpaal 14.5. Tevens ziet u op de foto dat er daadwerkelijk een doorgetrokken streep aanwezig is.
Op foto 2 is te zien dat voor de doorgetrokken streep een verdrijvingsvlak aanwezig is die vanaf de vluchtheuvel loopt. Dit is de juiste locatie waar verweerder een voor hem rijdend voertuig inhaalde, dus beginnend op het verdrijvingsvlak en vervolgens over de doorgetrokken streep.
Op foto 3 is deze locatie te zien vanaf de andere kant, dus vanuit de richting [plaats]. Dit is ook de richting waarvan de verweerder een foto van de locatie heeft gemaakt, echter een groot stuk terug en daar is al weer een onderbroken lijn aangebracht op het wegdek. Als u de foto van verweerder goed bekijkt ziet u ook dat voorbij de plaatsnaamborden er weer een doorgetrokken streep is.
Op foto 4 ziet u een bovenaanzicht van de genoemde rotonde met daarop het verdrijvingsvlak.
Vermeld dient te worden dat de verweerder met zeer hoge snelheid aan kwam rijden en hierbij zeer dicht op zijn voorganger reed en zodra de verweerder de vluchtheuvel voorbij was, met eveneens hoge snelheid hier het voor hem rijdende voertuig in ging halen en daarbij zowel het verdrijvingsvlak alsmede de doorgetrokken streep overschreed.”
8. Het hof ziet in het betoog van de betrokkene, dat in feite neerkomt op de enkele ontkenning dat de gedraging is verricht, geen aanleiding om aan de verklaring van de verbalisant te twijfelen. Dat de verbalisant in een nadere verklaring d.d. 17 mei 2014 heeft aangegeven dat de genoemde hectometerpaal iets kan afwijken en dat dit ook hectometerpaal 14.4 zou kunnen zijn in plaats van 14.5, is daartoe onvoldoende. Gelet op de (eerdere) verklaring in de aankondiging van beschikking en de verklaring van de verbalisant in het aanvullend proces-verbaal, inhoudende dat 14.5 de juiste hectometeraanduiding betreft, is naar het oordeel van het hof komen vast te staan dat de betrokkene op voormelde datum ter hoogte van hectometerpaal 14.5 de doorgetrokken streep heeft overschreden. Dat de verbalisant ten onrechte verklaart dat de gedraging buiten de bebouwde kom is verricht, kan daaraan niet afdoen. Deze opmerking betreft enkel een toelichting op de waarneming van de verbalisant. Voor de vraag of de gedraging is verricht is niet relevant of een en ander binnen of buiten de bebouwde kom is gebeurd. Nu de betrokkene door deze onjuistheid niet in enig rechtens te respecteren belang is geschaad, zal het hof daar geen gevolgen aan verbinden.
9. Vervolgens dient het hof te beoordelen of er sprake is van omstandigheden die het opleggen van de sanctie niet billijken of matiging van die sanctie rechtvaardigen.
10. Voor zover de gemachtigde aanvoert dat de bij de bestuurder van de betrokkene bestaande onduidelijkheid over de exacte pleeglocatie dient te leiden tot vernietiging van de inleidende beschikking, overweegt het hof als volgt. In de inleidende beschikking is de plaatsaanduiding op juiste wijze vermeld. Dat daarna verwarring is ontstaan doordat de verbalisant in de aanvullende informatie d.d. 7 mei 2014 heeft verklaard dat de hectometeraanduiding mogelijk 14,4 is, in plaats van 14,5, omdat dit ter plaatse niet goed te zien is, maakt niet dat sprake is van een onjuistheid in de inleidende beschikking. Bovendien heeft de verbalisant in het aanvullend proces-verbaal d.d. 21 november 2014 uitvoerig verklaard over de exacte locatie waar de gedraging is verricht en benadrukt dat de gedraging is verricht ter hoogte van hectometerpaal 14,5. Voor vernietiging van de inleidende beschikking is daarom geen aanleiding.
11. Met de betrekking tot het beroep op overmacht in de zin van noodtoestand, overweegt het hof als volgt. De betrokkene stelt dat hij als vrijwillige brandweerman een urgentie 1 melding kreeg en snel naar de kazerne moest, in verband met een brandmelding in een bejaardentehuis. Als uitgangspunt heeft te gelden dat ook een brandweerman die in het kader van hulpverlening onderweg is naar de kazerne zich aan de verkeersvoorschriften dient te houden. Ontheffing van die verplichting is in het kader van hulpverlening immers voorbehouden aan voorrangsvoertuigen die voldoen aan wettelijk gestelde voorwaarden. Voorts is niet gebleken dat de betrokkene onder de gegeven omstandigheden niet anders heeft kunnen handelen dan hij heeft gedaan. Naar het oordeel van het hof dient het beroep van de gemachtigde van de betrokkene op overmacht in de zin van noodtoestand dan ook te worden verworpen.
12. Nu vaststaat dat de gedraging is verricht en niet gebleken is van omstandigheden die tot het achterwege laten of matigen van de sanctie zou moeten leiden, zal het hof de beslissing van de kantonrechter bevestigen.
13. Nu de betrokkene niet in het gelijk wordt gesteld is er geen aanleiding tot vergoeding van proceskosten