Uitspraak
de moeder,
de vader,
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 14 januari 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep over een verzoek van de moeder om vervangende toestemming te verhuizen met haar minderjarige kind. De moeder, vertegenwoordigd door advocaat mr. T. Hermans, verzocht het hof om de beschikking van de rechtbank Overijssel van 16 juni 2015 te vernietigen, waarin haar verzoek tot verhuizing was afgewezen. De vader, vertegenwoordigd door mr. A. Hurenkamp, heeft het verzoek bestreden en verzocht om de moeder niet-ontvankelijk te verklaren in haar hoger beroep.
De mondelinge behandeling vond plaats op 6 november 2015, waarbij beide ouders aanwezig waren, evenals een vertegenwoordiger van de Raad voor de Kinderbescherming. De moeder stelde dat de verhuizing noodzakelijk was voor haar welzijn en toekomst, terwijl de vader betoogde dat de verhuizing schadelijk zou zijn voor de minderjarige, gezien de afstand en de impact op de zorgregeling.
Het hof heeft de belangen van het kind, de ouders en de huidige zorgregeling zorgvuldig afgewogen. Het hof concludeerde dat de verhuizing van de moeder niet in het belang van het kind was, omdat dit de stabiliteit van de huidige zorgregeling zou ondermijnen. De moeder had weliswaar een nieuwe relatie in Zeeland en wilde daar een nieuw leven opbouwen, maar het hof oordeelde dat de belangen van het kind en de vader zwaarder wogen. De verzoeken van de moeder werden afgewezen, en de beschikking van de rechtbank werd bekrachtigd. De proceskosten in hoger beroep werden gecompenseerd, waarbij elke partij de eigen kosten droeg.