ECLI:NL:GHARL:2016:178

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
13 januari 2016
Publicatiedatum
13 januari 2016
Zaaknummer
WAHV 200.170.106
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursstrafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • M. van Schuijlenburg
  • Terhell
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de niet-ontvankelijkheid van het beroep wegens gebrek aan machtiging

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 13 januari 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de kantonrechter van de rechtbank Den Haag van 30 maart 2015. De kantonrechter had het beroep van [naam B] tegen een beslissing van de officier van justitie niet-ontvankelijk verklaard, omdat er geen schriftelijke machtiging was overgelegd waaruit bleek dat [naam B] gerechtigd was om beroep in te stellen. Het hof heeft vastgesteld dat [naam B] in de gelegenheid was gesteld om de vereiste machtiging over te leggen, maar dat dit niet is gebeurd. Hierdoor heeft de kantonrechter terecht geoordeeld dat het beroep niet-ontvankelijk was. Het hof bevestigt de beslissing van de kantonrechter en komt niet toe aan de inhoudelijke beoordeling van de bezwaren van [naam B] tegen de beslissing van de officier van justitie. De uitspraak benadrukt het belang van een geldige machtiging bij het indienen van beroep door een derde partij.

Uitspraak

WAHV 200.170.106
13 januari 2016
CJIB 172746915
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
locatie Leeuwarden
Arrest
op het hoger beroep tegen de beslissing
van de kantonrechter van de rechtbank Den Haag
van 30 maart 2015
betreffende
[naam B]
wonende te [woonplaats] (Duitsland)

De beslissing van de kantonrechter

De kantonrechter heeft het beroep tegen de door de Centrale Verwerking Openbaar Ministerie namens de officier van justitie genomen beslissing niet-ontvankelijk verklaard.

Het procesverloop

[naam B] heeft tegen de beslissing van de kantonrechter hoger beroep ingesteld.
De advocaat-generaal heeft een verweerschrift ingediend.
[naam B] is in de gelegenheid gesteld het beroep schriftelijk nader toe te lichten. Hiervan is geen gebruik gemaakt.

Beoordeling

1. Bij de bestreden beschikking heeft de kantonrechter het beroep niet-ontvankelijk verklaard, omdat geen machtiging is overgelegd waaruit blijkt dat [naam B] gerechtigd was tot het instellen van beroep.
2. Ingevolge artikel 9, eerste lid, WAHV kan tegen de beslissing van de officier van justitie beroep worden ingesteld door degene die administratief beroep heeft ingesteld.
3. Administratief beroep is ingesteld door [naam B] , wonende te [woonplaats] . De officier van justitie heeft dit beroep aangemerkt als te zijn ingesteld namens de betrokkene, [kentekenhouder] , gevestigd te [vestigingsplaats] , de kentekenhoudster waaraan de sanctie is opgelegd. Gelet hierop is administratief beroep ingesteld door [kentekenhouder] .
4. Het beroepschrift tegen de beslissing van de kantonrechter is, anders dan is aangeduid in de aanhef van de beslissing van de kantonrechter, ingediend door [naam B] . Hierbij is geen machtiging overgelegd waaruit blijkt dat [naam B] gemachtigd is om namens [kentekenhouder] beroep in te stellen.
5. Indien een ander dan de betrokkene beroep instelt, zal de kantonrechter naar analogie van artikel 8:24, tweede lid, Algemene wet bestuursrecht (Awb) van degene die het heeft ingesteld een schriftelijke machtiging kunnen verlangen. Wordt de gevraagde machtiging niet verstrekt of voldoet de verstrekte machtiging niet aan de daaraan te stellen eisen, dan kan ingevolge het bepaalde in artikel 6:6 Awb het beroep niet-ontvankelijk worden verklaard, mits de indiener van het beroep de gelegenheid heeft gehad het verzuim te herstellen binnen een hem daartoe gestelde termijn.
6. De griffier van de kantonrechter heeft [naam B] bij brief van 3 maart 2015 uitgenodigd voor de zitting van 30 maart 2015. Daarbij is hij erop gewezen dat niet is gebleken dat hij gemachtigd is om namens de kentekenhoudster beroep in te stellen. Voorts is hij in de gelegenheid gesteld om uiterlijk ter zitting van 30 maart 2015 de vereiste machtiging over te leggen.
7. Uit de stukken blijkt niet dat de betrokkene de gelegenheid om het verzuim - binnen de gestelde termijn - te herstellen heeft benut.
8. De kantonrechter heeft derhalve op goede gronden vastgesteld dat de betrokkene heeft verzuimd alsnog een machtiging te overleggen en het beroep terecht niet-ontvankelijk verklaard. Het hof zal de bestreden beslissing daarom bevestigen en kan dus, net als de kantonrechter, niet toekomen aan een beoordeling van de bezwaren van de betrokkene tegen de beslissing van de officier van justitie.

Beslissing

Het gerechtshof:
bevestigt de beslissing van de kantonrechter.
Dit arrest is gewezen door mr. Van Schuijlenburg, in tegenwoordigheid van Terhell als griffier, en uitgesproken ter openbare zitting.