Uitspraak
1.[naam C.V./appellant 1] ,
[naam C.V./appellant 1],
2. [appellante] ,
[appellante],
3. [appellant] ,
[appellant],
[appellanten],
1.de vennootschap naar Belgisch recht Internaphtha N.V.,
Internaphtha,
2. [geïntimeerde 2] ,
[geïntimeerde 2],
3. [geïntimeerde 3] ,
[geïntimeerde 3],
Internaphtha c.s.,
en afzonderlijk
Internaphtha, respectievelijk
[geïntimeerde 2],
geïntimeerde sub 3 te noemen:
[geïntimeerde 3].
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
3.De feiten
Zij doen al enkele jaren, in ieder geval sedert 2004, zaken met elkaar.
Voor 2007 vermeldt de afrekening dat de dekkingsgelden zijn afgerekend en dat nog openstaat een bedrag van € 16.037,- als de 50/50 te verdelen opbrengsten van een aantal opfokhengsten. Voor 2008 en 2009 vermeldt de afrekening dat nog openstaan de aandelen van Internaphtha in de dekkingen door de paarden: [paard 1] , [paard 2] , [paard 3] en [paard 4] , totaal
€ 16.440,- (jaar 2008) en € 20.900,- (jaar 2009).
[appellanten] hebben de factuur onbetaald gelaten.
In de overeenkomsten is (telkens) onder meer het volgende bepaald:
…[de merrie, toev. hof]
wordt geinsemineerd met sperma van [X] , voor een bedrag van € 200.00.
hebben dat bedrag niet betaald.
Internaphtha had onder meer verzocht om beslag te mogen leggen op de hengsten:
- [paard 2] (hierna te noemen: [paard 2] ),
- [paard 1] (hierna te noemen: [paard 1] ),
- [paard 4] (hierna te noemen: [paard 4] ).
- [paard 3] (hierna te noemen: [paard 3] ).
Die verloven zijn verleend, maar beslag is alleen gelegd op [paard 2] –die in bewaring is gegeven aan een gerechtelijk bewaarder- en op het aandeel van Internaphtha c.s. in [paard 3]
–volgens Internaphtha 50%.
4.De vorderingen in eerste aanleg en de beslissing daarop
- veroordeling van [appellanten] tot betaling aan Internaphtha c.s. van een bedrag van
- verklaring voor recht dat [paard 2] en [paard 1] volledig eigendom zijn van Internaphtha c.s. en dat [paard 3] en [paard 4] voor 50% haar eigendom zijn, met veroordeling van [appellanten] tot afgifte van die paarden en alle op die paarden betrekking hebbende bescheiden (paspoorten, stamboekbewijzen en dekkingsbescheiden),
- veroordeling van [appellanten] tot betaling van de dekgelden over 2010 en tot betaling van schadeloosstelling vanwege gemiste dekopbrengsten over 2010, op te maken bij staat.
- veroordeling van Internaphtha c.s. tot opheffing van het beslag op [paard 2] en tot betaling van schadevergoeding op te maken bij staat;
- veroordeling van [geïntimeerde 3] tot betaling van een bedrag van € 24.800,--, te vermeerderen met rente en kosten.
4.4 Kort weergegeven en voor zover in hoger beroep van belang heeft de rechtbank het volgende overwogen.
in reconventie
5.De motivering van de beslissing in hogere beroep
twaalf grievenontwikkeld.
eerste zes grievenhebben allen betrekking op het oordeel van de rechtbank over de eigendom van de paarden en lenen zich voor gezamenlijke behandeling.
Het hof deelt echter niet het oordeel van de rechtbank dat [appellanten] hun verplichtingen voortvloeiend uit art. 21 Rv. hebben geschonden. De mededelingen die [appellant] aan de deurwaarder heeft gedaan, betreffen geen uitlatingen van [appellanten] die zien op het aanvoeren van de voor de beslissing van belang zijnde feiten; die uitlatingen zijn alleen gedaan tegenover de beslagleggende deurwaarder.
Verder zijn de mededelingen van [appellant] aan de deurwaarder ook niet in strijd met de stellingen van [appellanten] ; hooguit zijn ze onvolledig.
In de processtukken hebben [appellanten] aangevoerd dat zij [paard 1] in 2004 hebben gehuurd van mevrouw [Y] (hierna: [Y] ), welke huur nog voortduurt, en dat zij later met [Y] of [geïntimeerde 2] , die inmiddels eigenaar van dat paard was geworden, zijn overeengekomen dat [paard 1] voor 35% eigendom van [appellanten] zou zijn (naar het hof begrijpt als compensatie voor de verzorgings- of andere kosten die [Y] / [geïntimeerde 2] aan hen had moeten vergoeden). De mededeling van [appellant] aan de deurwaarder, dat hij geen eigenaar is van [paard 1] , is hiermee niet strijdig, maar hooguit onvolledig.
Ten aanzien van [paard 4] hebben [appellanten] (in randnummer 30 van hun conclusie van antwoord) weliswaar aangevoerd dat zij volledig eigenaar zijn van [paard 4] , maar volgens [appellanten] hadden zij [paard 4] echter al verkocht ten tijde van de beslaglegging. Ook voor de uitlating van [appellant] tegen de deurwaarder dat hij geen eigenaar is van [paard 4] geldt derhalve dat die hiermee niet strijdig is, maar hooguit onvolledig.
Voor het verkrijgen van nadere inlichtingen hieromtrent zal het hof een comparitie van partijen bepalen. Internaphtha c.s. dienen op die comparitie het origineel van de overeenkomst van 4 april 2006 bij zich te hebben. Het hof deelt [appellanten] mee dat zij erop voorbereid dienen te zijn dat tijdens die comparitie een schrijfproef van dhr. [appellant] afgenomen zal kunnen worden vooruitlopend op een eventueel schriftvergelijkend onderzoek.
grieven VIII en IXhebben betrekking op de toewijzing door de rechtbank van de aanspraak van Internaphtha c.s. op dekkingsgelden en de afgifte van bescheiden met betrekking tot de paarden.
grief VIIklagen [appellanten] over de afwijzing van hun reconventionele vorderingen.
“De € 6000,00 en de eventuele kosten die gemaakt zijn door verkoper tijdens de periode dat het veulen aan de voet liep, wordt direkt betaald aan koper (…)”.
In het licht van de overige inhoud van de overeenkomst betreft het hier echter een kennelijke verschrijving en dient voor “koper’ te worden gelezen “verkoper’.
Voor de koopovereenkomsten die zijn aangegaan op naam van de zoon van [geïntimeerde 3] geldt dat [geïntimeerde 3] daaraan geen rechten kan ontlenen jegens [appellanten] behoudens voor zover sprake mocht zijn van contractsovername (waarvoor instemming van [appellanten] vereist is), cessie of lastgeving/volmacht. [geïntimeerde 3] heeft echter geen van deze gronden aangevoerd. Ook uit de verklaring van [zoon geintimeerde 3] , dat hij zijn (mede) eigendom in de betreffende veulens heeft overgedragen aan [geïntimeerde 3] , blijkt niet van de bevoegdheid van [geïntimeerde 3] om de gestelde vorderingen van zijn zoon te innen.
- de producties 11 t/m 16 van haar conclusie van antwoord/conclusie van eis,
- de in 5.13 bedoelde kopieën van de dekadministratie over 2008 en 2009,
Daarnaast dienen [appellanten] op de comparitie bij zich te hebben:
- het origineel van de in 5.9 bedoelde huurovereenkomst d.d. 12 februari 2004,
- de bescheiden als bedoeld in 5.13, tweede alinea
Daarnaast dienen Internaphtha c.s. op de comparitie bij zich te hebben:
roldatum 22 maart 2016, waarna dag en uur van de comparitie (ook indien voormelde opgave van een of meer van partijen ontbreekt) door de raadsheer-commissaris zullen worden vastgesteld;
uiterlijk vier weken vóór de dag van de zittingeen afschrift van die stukken hebben ontvangen;
uiterlijk twee weken vóór de dag van de zittingontvangen dienen te hebben.