Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
[appellant],
provincie Groningen,
de provincie,
1.Het geding in eerste instantie
2.Het geding in hoger beroep
3.De feiten, het geschil en de beslissing in eerste aanleg
4.De beoordeling in hoger beroep
grief 1) en tegen het oordeel dat hij geen belang zou hebben bij toewijzing van het verzoek (
grief 2).
op onrechtmatige wijze tot stand is gekomen, qua inhoud onrechtmatig is en vervolgens op onrechtmatige wijze gebruikt is, deze onrechtmatigheid zou komen te vervallen tengevolge van de formele rechtskracht van een mede op dit rapport gebaseerd besluit." Te meer, aldus [appellant] , omdat "
de Provincie op de hoogte had moeten en/of kunnen zijn van voormelde onrechtmatigheden". Daarnaast heeft de rechtbank volgens [appellant] miskend "
de keuzemogelijkheid die voor de onderhavige zaak nog bestaat, om de Provincie terzake van deze gedragingen voor de Bestuursrechter dan wel voor de Civiele rechter te dagen teneinde schadevergoeding te vorderen." Ook stelt [appellant] dat hij, zowel in het rapport als door de wijze waarop dit nadien is gebruikt, in zijn eer en goede naam is aangetast. In zijn toelichting op de grieven stelt [appellant] voorts dat de provincie hem bij de onderhandelingen over de in 3.3 bedoelde minnelijke regeling in de waan heeft gelaten dat het strafontslag van de baan zou zijn, maar dat het strafontslag na het intrekken van de procedure bij de bestuursrechter desalniettemin is gehandhaafd.
fishing expedition, en daarvoor is een voorlopig getuigenverhoor niet bedoeld. Hierop stuiten het verzoek van [appellant] en zijn grieven voor het overige af.