In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 1 maart 2016 uitspraak gedaan over een klacht ex artikel 12 van het Wetboek van Strafvordering, ingediend door klager tegen een politieagente. Klager had een klacht ingediend tegen de beslissing van de plaatsvervangend hoofdofficier van justitie om geen strafvervolging in te stellen tegen de politieagente, die op 30 juli 2014 met haar dienstwapen op klager had geschoten. Het hof heeft vastgesteld dat klager als rechtstreeks belanghebbende kan worden beschouwd en ontvankelijk is in zijn beklag. De zaak betreft een schietincident waarbij klager, die als verward werd beschouwd, door de politieagente werd beschoten nadat zij zich bedreigd voelde door zijn gedrag. Het hof heeft de feiten en omstandigheden van het incident zorgvuldig gewogen en geconcludeerd dat de vraag of de politieagente terecht een beroep kan doen op noodweer of putatief noodweer niet in het kader van deze beklagprocedure kan worden beantwoord. Het hof heeft daarom besloten dat de zaak ter openbare terechtzitting aan de strafrechter moet worden voorgelegd voor verdere beoordeling. De klacht van klager is gegrond verklaard, en het hof heeft bevolen dat de officier van justitie een strafvervolging tegen de politieagente zal instellen.