Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
1.Ontstaan en loop van het geding
2.De vaststaande feiten
f100.000 ontvangen heeft en daarna nog andere bedragen, in totaal € 153.576. Bovendien heeft haar moeder haar € 12.270 geschonken. Omdat het testament van haar vader een uitsluitingsclausule bevatte, stelt zij recht te hebben op terugbetaling van die bedragen. De man voert verweer.
f100.000 besteed heeft aan een gedeeltelijke sanering van de financiën van het bedrijf, dat in de gemeenschap viel. De man voert aan dat de vrouw er bewust voor gekozen heeft om dit geld te besteden aan de gemeenschap en dat zij daarmee voldaan heeft aan haar verplichting om bij te dragen aan de kosten van de huishouding. Omdat de vrouw onvoldoende heeft toegelicht wat zij met het geld gedaan heeft, welke afspraken zij daarover had met de man en waarom zij dit zo gedaan hebben, terwijl ook niet gebleken is dat het geld op de een of andere manier nog aanwezig is, ziet de
f5.000 (€ 2.269) gestort. De totaal verschuldigde premies ter zake van de levensverzekeringen bedragen over de periode tot en met 2010 derhalve in totaal € 30.853 (€ 28.584 + € 2.269). In de aangiften IB/PVV over de periode 2004 tot en met 2010 is een aftrek voor lijfrentevoorzieningen genoten van in totaal € 2.219.
3.Het geschil, de standpunten en conclusies van partijen
4.Beoordeling van het geschil
f100.000 dat onder een uitsluitingsclausule was verkregen uit de erfenis van de vader van belanghebbende is aangewend om de onderneming van de ex-echtgenoot te financieren. Voor zover daarmee wordt bedoeld dat nader kan worden toegelicht wat belanghebbende met het geld gedaan heeft, welke afspraken zij daarover had met haar ex-echtgenoot en waarom deze afspraken zo gemaakt waren, dan wel anderszins bewijs kan worden bijgebracht voor de stelling dat de
f100.000 door de rechtbank Utrecht ten onrechte tot de huwelijksgemeenschap is gerekend, is het Hof van oordeel dat de goede procesorde zich ertegen verzet de behandeling van de zaak aan te houden teneinde belanghebbende in de gelegenheid te stellen dit bewijs te leveren. Belanghebbende kon sinds de beschikking van de rechtbank Utrecht van 12 januari 2011 weten dat zij onvoldoende bewijs had bijgebracht voor de door haar ingenomen stelling dat de
f100.000 buiten de huwelijksgemeenschap viel, zodat niet valt in te zien waarom dit bewijs niet in een eerder stadium kon worden bijgebracht.
5.Kosten
6.Beslissing
1 maart 2016in het openbaar uitgesproken.