Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM - LEEUWARDEN
1 maart 2016
[Z](hierna: belanghebbende)
inspecteurvan de
Belastingdienst/Kantoor Zwolle(hierna: de Inspecteur)
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen een navorderingsaanslag in het recht van successie, opgelegd aan belanghebbende naar aanleiding van de nalatenschap van [A], die in 2007 is overleden. De navorderingsaanslag, gedateerd 12 februari 2013, bedraagt € 97.834 en is gebaseerd op het standpunt van de Inspecteur dat de onderneming van erflater niet is voortgezet, waardoor de bedrijfsopvolgingsfaciliteit niet van toepassing is. De rechtbank Gelderland had eerder het beroep van belanghebbende ongegrond verklaard.
Belanghebbende, die samen met andere erfgenamen de onderneming van erflater heeft geërfd, heeft in beroep aangevoerd dat de onderneming wel degelijk is voortgezet. De Inspecteur heeft echter gesteld dat na het overlijden van erflater de melkveetak is afgestoten en dat er geen sprake is van voortzetting van de onderneming. Het Hof heeft de feiten en omstandigheden rondom de voortzetting van de onderneming beoordeeld, waarbij het van belang is dat de onderneming gedurende vijf jaar na het overlijden van erflater moet zijn voortgezet om in aanmerking te komen voor de bedrijfsopvolgingsfaciliteit.
Het Hof concludeert dat de onderneming niet in zijn geheel is voortgezet, aangezien de melkveetak kort na het overlijden is afgestoten en de activiteiten van belanghebbende niet voldoen aan de voorwaarden van de wet. Het beroep op het gelijkheidsbeginsel wordt eveneens afgewezen, omdat belanghebbende geen vergelijkbare gevallen heeft aangetoond. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd, en het hoger beroep van belanghebbende wordt ongegrond verklaard.