ECLI:NL:GHARL:2016:1648
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Hoger beroep
- G.M. Meijer-Campfens
- L.T. Wemes
- T.M.L. Wolters
- Rechtspraak.nl
Bevestiging van de beslissing van de rechtbank over wederrechtelijk verkregen voordeel en terugbetalingsverplichting
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 4 maart 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een beslissing van de rechtbank Noord-Nederland. De zaak betreft de vaststelling van het door de veroordeelde wederrechtelijk verkregen voordeel en de terugbetalingsverplichting. De rechtbank had eerder op 1 april 2014 beslist dat het wederrechtelijk verkregen voordeel en de terugbetalingsverplichting van de veroordeelde vastgesteld diende te worden op een bedrag van € 17.814,44. De advocaat-generaal had in hoger beroep gevorderd dat het hof deze beslissing zou vernietigen en het bedrag zou vaststellen op € 24.434,10, rekening houdend met de schadevergoeding aan benadeelde partijen.
Tijdens de terechtzittingen op 5 en 19 februari 2016 heeft het hof de vordering van de advocaat-generaal en de argumenten van de veroordeelde en zijn raadsman, mr. H.W. van Eeuwijk, gehoord. Het hof heeft vastgesteld dat de rechtbank op juiste gronden heeft geoordeeld en dat er geen verweer is gevoerd tegen de vordering van de advocaat-generaal. Het hof heeft daarom besloten om de beslissing van de rechtbank te bevestigen, waarbij het hof de gronden van de rechtbank heeft overgenomen.
De uitspraak van het hof bevestigt de eerdere beslissing van de rechtbank en legt de terugbetalingsverplichting en het wederrechtelijk verkregen voordeel vast, met inachtneming van de schadevergoeding aan de benadeelde partijen. Deze uitspraak is van belang voor de rechtspraktijk, omdat het de criteria voor de vaststelling van wederrechtelijk verkregen voordeel en terugbetalingsverplichtingen verduidelijkt.