ECLI:NL:GHARL:2016:1646

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
25 februari 2016
Publicatiedatum
2 maart 2016
Zaaknummer
21-004628-15
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Nietigheid van de appeldagvaarding en de gevolgen daarvan in het strafrecht

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 25 februari 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Overijssel. De verdachte, geboren in Roemenië en zonder bekende woon- of verblijfplaats in Nederland, had hoger beroep ingesteld tegen een vonnis van 3 augustus 2015. De appeldagvaarding was betekend op een onvolledig adres, wat leidde tot de vraag of deze nietigheid gedekt kon worden. De raadsvrouw van de verdachte heeft de nietigheid bepleit, maar het hof oordeelde dat de nietigheid was gedekt door de aanwezigheid van de raadsvrouw, die de verdachte op de hoogte had gesteld van de zitting. Dit oordeel wijkt af van eerdere jurisprudentie van de Hoge Raad, omdat in dit geval de oproepingsfunctie van de appeldagvaarding was vervuld.

Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte op 16 mei 2015 samen met anderen een tablet heeft gestolen uit een Mediamarkt in Enschede. De verdediging voerde aan dat de verdachte alleen had gehandeld, maar het hof oordeelde dat de rol van de medeverdachte zodanig was dat er sprake was van medeplegen. Het hof heeft de verdachte schuldig bevonden aan diefstal door twee of meer verenigde personen en heeft een geldboete van €750,00 opgelegd, alsook 15 dagen hechtenis, met de mogelijkheid van vervangende hechtenis bij niet-betaling. De beslissing van het hof is in overeenstemming met de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het is begaan.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-004628-15
Uitspraak d.d.: 25 februari 2016
TEGENSPRAAK
Promis

Verkort arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken

gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Overijssel van 3 augustus 2015 met parketnummer 05-105079-15 in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te onbekend (Roemenië) op [geboortedatum] ,
zonder bekende woon- of verblijfplaats hier te lande,
volgens eigen opgave verblijvende te [adres 1] .

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 11 februari 2016 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd. Het hof heeft voorts kennis genomen van hetgeen namens verdachte door haar raadsvrouw, mr. A. Petrescu, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

Het hof zal het vonnis waarvan beroep om proceseconomische redenen vernietigen en daarom opnieuw rechtdoen.

Geldigheid van de dagvaarding

De appeldagvaarding is de verdachte door toezending betekend op het adres [adres 2] , Roemenië. Ter terechtzitting van het hof is de verdachte niet verschenen en heeft de raadsvrouw de nietigheid van de appeldagvaarding bepleit, omdat het adres waarop betekend is onvolledig is. De toevoeging “apt. 1”, die bij het instellen van het hoger beroep door de raadsvrouw aan de adresgegevens van de verdachte is toegevoegd, ontbreekt. Ter zitting van het hof heeft de raadsvrouw desgevraagd verklaard dat zij de verdachte de avond van 10 februari 2016 telefonisch heeft bereikt en op de hoogte heeft gesteld van de zitting bij dit hof op 11 februari 2016.
Gelet op bovenstaande is de appeldagvaarding nietig, omdat de betekening heeft plaatsgevonden op een onvolledig adres. Naar het oordeel van het hof wordt in dit geval de nietigheid van de appeldagvaarding echter gedekt door de aanwezigheid van de gemachtigde raadsvrouw, die weliswaar de nietigheid van de appeldagvaarding heeft bepleit maar ook heeft aangegeven dat de verdachte door haar tussenkomst op de hoogte is geraakt van de zitting. Het hof komt aldus tot een ander oordeel dan de Hoge Raad in ECLI:HR:2011:BO4064, omdat enerzijds is voldaan aan de oproepingsfunctie van de appeldagvaarding en anderzijds de gedekte nietigheid in dit geval niet neerkomt op afstand van aanwezigheidsrecht. Het hof heeft immers, in aansluiting op dit ter terechtzitting uitgesproken oordeel over de gedekte nietigheid van de appeldagvaarding, aangegeven dat het onderzoek ter zitting desgewenst geschorst zou worden om de verdachte in de gelegenheid te stellen alsnog ter terechtzitting te verschijnen, nu zij eerst op de avond voor de zitting met die zitting bekend was geworden. De verdediging heeft daarop laten weten geen prijs te stellen op schorsing van het onderzoek om deze reden, omdat de verdachte de raadsvrouw in het telefoongesprek op 10 februari 2016 had aangegeven dat zij van de zaak af wilde en dat het onderzoek ter zitting daarom ook in haar afwezigheid doorgang kon vinden. Ten overvloede merkt het hof daarbij op dat de raadsvrouw na deze mededeling heeft verklaard dat verdachte niet meer op het bij het instellen van hoger beroep door de raadsvrouw opgegeven adres in Roemenië woont, maar op het adres [adres 1] .

De tenlastelegging

Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
zij op of omstreeks 16 mei 2015 te Enschede, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een tablet (Samsung Galaxy Tab 4), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan Mediamarkt, gevestigd aan de Klanderij 63, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of haar mededaders.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Overweging met betrekking tot het bewijs

Het hof is van oordeel dat het door verdachte gevoerde verweer strekkende tot vrijspraak van het tenlastegelegde wordt weersproken door de gebezigde bewijsmiddelen, zoals deze later in de eventueel op te maken aanvulling op dit arrest zullen worden opgenomen. Het hof heeft geen reden om aan de juistheid en betrouwbaarheid van de inhoud van die bewijsmiddelen te twijfelen.
Het hof overweegt daarbij in het bijzonder dat het standpunt van de verdediging, inhoudende dat verdachte het feit alleen heeft gepleegd en dat er dus geen sprake is geweest van medeplegen wordt weerlegd door de aangifte van [benadeelde] en het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant] . Hieruit blijkt dat medeverdachte [medeverdachte] verdachte afschermde terwijl verdachte het alarm van de doos verwijderde en dat [medeverdachte] de omgeving in de gaten hield terwijl verdachte de doos probeerde te openen. Vervolgens hebben zij, zoals blijkt uit dit proces-verbaal, gezamenlijk geprobeerd om de doos te verbergen onder een stelling in de winkel.
Het hof is van oordeel dat hieruit volgt dat de rol van de medeverdachte [medeverdachte] zodanig was dat sprake is van medeplegen ten aanzien van het tenlastegelegde feit.

Bewezenverklaring

Door wettige bewijsmiddelen, waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
zij opof omstreeks16 mei 2015 te Enschede, tezamen en in vereniging met eenof meeranderen,althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een tablet (Samsung Galaxy Tab 4),in elk geval enig goed, geheel of ten deletoebehorende aan Mediamarkt, gevestigd aan de Klanderij 63,in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of haar mededaders;.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
diefstal door twee of meer verenigde personen.

Strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.

Oplegging van straf en/of maatregel

De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Het hof heeft bij de straftoemeting in het bijzonder in aanmerking genomen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van winkeldiefstal. Winkeldiefstal is een ergerlijk feit dat de getroffen winkeliers overlast en schade toebrengt. Daarnaast rekent het hof het verdachte aan dat zij kennelijk met geen ander doel dan om een winkeldiefstal te plegen naar Enschede is gereisd. Het hof heeft kennisgenomen van het de verdachte betreffende uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d. 12 januari 2016, waaruit blijkt dat zij niet eerder in Nederland door een strafrechter is veroordeeld.
Op grond van het vorenstaande acht het hof oplegging van een geldboete van na te melden hoogte passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 23, 24, 24c, 47, 310 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
geldboetevan
€ 750,00 (zevenhonderdvijftig euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
15 (vijftien) dagen hechtenis.
Bepaalt dat een gedeelte van de geldboete, groot
€ 250,00 (tweehonderdvijftig euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
5 (vijf) dagen hechtenis, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Aldus gewezen door
mr. H.M.E. Tebbenhoff Rijnenberg, voorzitter,
mr. J.D. den Hartog en mr. P. van Dijken, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. C.M.M. van der Waerden, griffier,
en op 25 februari 2016 ter openbare terechtzitting uitgesproken.