ECLI:NL:GHARL:2016:1632
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Hoger beroep
- mr. Van Schuijlenburg
- mr. Dörholt
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen beslissing kantonrechter inzake niet tijdig beslissen door officier van justitie
In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen een beslissing van de kantonrechter van de rechtbank Rotterdam, die op 17 februari 2014 een beroep van de betrokkene ongegrond heeft verklaard. De betrokkene had aangevoerd dat de officier van justitie ten onrechte niet tijdig had beslist op zijn administratief beroep. De gemachtigde van de betrokkene heeft hiertegen hoger beroep ingesteld. De kantonrechter heeft het verzoek om de officier van justitie op te dragen te beslissen op het administratief beroep niet-ontvankelijk verklaard en het verzoek tot vergoeding van kosten afgewezen.
Het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden heeft in zijn tussenarrest van 2 maart 2016 geoordeeld dat de kantonrechter niet overeenkomstig artikel 6:20, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) heeft gehandeld. Dit artikel bepaalt dat een beroep tegen het niet tijdig beslissen van de officier van justitie mede geacht wordt te zijn gericht tegen de beslissing van de officier van justitie zelf. Het hof heeft de gemachtigde van de betrokkene in de gelegenheid gesteld om de gronden van het beroep tegen de beslissing van de officier van justitie in te dienen, alvorens op het beroep te beslissen. De verdere beslissing is aangehouden.
De uitspraak van het hof benadrukt het belang van tijdige besluitvorming door de officier van justitie en de juiste behandeling van beroepschriften door de kantonrechter. Het hof heeft de gemachtigde van de betrokkene vier weken de tijd gegeven om de gronden van het beroep in te dienen, wat de procedure verder zal beïnvloeden.