Uitspraak
Verkort arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken
[verdachte],
Het hoger beroep
Onderzoek van de zaak
Het vonnis waarvan beroep
De tenlastelegging
hij op of omstreeks 21 februari 2014, te Veenoord, gemeente Emmen, in het bijzijn van [betrokkene 2], een persoon genaamd [betrokkene 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend [betrokkene 1] vastgepakt en/of vastgeklemd en/of (vervolgens) een mes tegen de keel en/of het gezicht van [betrokkene 1] gezet, althans dit mes aan [betrokkene 1] getoond, en/of (daarbij) deze [betrokkene 2], ten overstaan van [betrokkene 1] en daarbij doelende op [betrokkene 1], dreigend de woorden toegevoegd : "Jij bent misschien een kind, maar ik kan haar keel wel doorsnijden", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
hij op of omstreeks 21 februari 2014, te Veenoord, gemeente Emmen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een loods, staande aan of nabij de Industrieweg, heeft weggenomen een zweefmolen, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [betrokkene 2] en [betrokkene 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en/of verbreking;
hij op of omstreeks 21 februari 2014, te Veenoord, gemeente Emmen, opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [betrokkene 2]), met kracht bij de keel heeft gepakt en/of heeft geknepen, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden.
Bewezenverklaring
hij op 21 februari 2014 te Veenoord, gemeente Emmen, in het bijzijn van [betrokkene 2], een persoon genaamd [betrokkene 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend [betrokkene 1] vastgepakt en vervolgens een mes tegen de keel van [betrokkene 1] gezet, en daarbij deze [betrokkene 2], ten overstaan van [betrokkene 1] en daarbij doelende op [betrokkene 1], dreigend de woorden toegevoegd : "Jij bent misschien een kind, maar ik kan haar keel wel doorsnijden";
hij omstreeks 21 februari 2014 te Veenoord, gemeente Emmen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een loods, staande aan de Industrieweg, heeft weggenomen een zweefmolen, toebehorende aan [betrokkene 2] en [betrokkene 1];
hij op 21 februari 2014 te Veenoord, gemeente Emmen, opzettelijk mishandelend een persoon, te weten [betrokkene 2], met kracht bij de keel heeft gepakt en heeft geknepen, waardoor deze letsel heeft bekomen en pijn heeft ondervonden.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Strafbaarheid van de verdachte
Oplegging van straf en/of maatregel
Vordering van de benadeelde partij [betrokkene 1]
Vordering van de benadeelde partij [betrokkene 2]
Toepasselijke wettelijke voorschriften
BESLISSING
gevangenisstrafvoor de duur van
2 (twee) maanden.
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
taakstrafvoor de duur van
150 (honderdvijftig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
75 (vijfenzeventig) dagen hechtenis.
Vordering van de benadeelde partij [betrokkene 1]
€ 300,00 (driehonderd euro) ter zake van immateriële schadeen veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
€ 300,00 (driehonderd euro) als vergoeding voor immateriële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
6 (zes) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Vordering van de benadeelde partij [betrokkene 2]
€ 300,00 (driehonderd euro) ter zake van immateriële schadeen veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
€ 300,00 (driehonderd euro) als vergoeding voor immateriële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
6 (zes) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.