ECLI:NL:GHARL:2016:1399

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
16 februari 2016
Publicatiedatum
24 februari 2016
Zaaknummer
200.154.336/02
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herroeping van een beschikking in een echtscheidingsprocedure met betrekking tot bedrog

In deze zaak heeft de man op 8 september 2015 een verzoekschrift ingediend tot herroeping van een eerdere beschikking van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 16 april 2015, waarin de echtscheiding tussen hem en de vrouw was uitgesproken. De man stelt dat de beschikking berust op bedrog gepleegd door de vrouw. De vrouw heeft hiertegen verweer gevoerd en verzocht om het verzoek van de man af te wijzen. De mondelinge behandeling vond plaats op 14 januari 2016, waarbij beide partijen en hun advocaten aanwezig waren. Het hof heeft de inhoud van de ingediende stukken en de verklaringen van de partijen in overweging genomen.

Het hof overweegt dat herroeping van een beschikking slechts mogelijk is op grond van bijzondere omstandigheden, zoals bedrog. De man heeft gesteld dat de vrouw valse documenten heeft ingediend die de rechtsgeldigheid van hun huwelijk zouden aantasten. Het hof heeft echter geoordeeld dat de vrouw voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat er sprake is van een wettig huwelijk en dat de man niet heeft aangetoond dat de vrouw op de hoogte was van de valsheid van de stukken. Het hof heeft geconcludeerd dat het verzoek tot herroeping niet kan worden toegewezen, omdat de man niet heeft voldaan aan de vereisten voor herroeping op basis van bedrog.

De beslissing van het hof is dat het verzoek van de man tot herroeping wordt afgewezen en dat de proceskosten worden gecompenseerd, waarbij iedere partij zijn eigen kosten draagt. Deze beschikking is gegeven door de drie rechters en uitgesproken ter openbare terechtzitting op 16 februari 2016.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Leeuwarden
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.154.336/02
(zaaknummers oorspronkelijk geding:
rechtbank Overijssel, locatie Zwolle: C/08/149914/ES RK 13-2854
gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, locatie Leeuwarden: 200.154.226/01)
beschikking van de familiekamer van 16 februari 2016
inzake
[de man] ,
wonende te [A] ,
verzoeker in hoger beroep,
verder te noemen: de man,
advocaat: mr. J.P. van Dijk, kantoorhoudend te Dedemsvaart,
tegen
[de vrouw],
wonende te [A] ,
verweerster in hoger beroep,
verder te noemen: de vrouw,
advocaat: mr. K.M. Ten Voorde, kantoorhoudend te Oldenzaal.

1.Procesverloop

1.1
De man heeft op 8 september 2015 een verzoekschrift ingediend, inhoudende een verzoek om herroeping op grond van artikel 390 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) van de beschikking van dit hof van 16 april 2015, bekend onder zaaknummer 200.154.336/01.
1.2
De man verzoekt het hof de beschikking van het hof onder kenmerk 200.154.336/01 d.d. 16 april 2015 te herroepen en de beschikking van de rechtbank Overijssel d.d. 21 mei 2014, onder registratienummer C/08/149914 ES RK 13-2854 te vernietigen en opnieuw beschikkende, voor zover de wet dit toelaat uitvoerbaar bij voorraad, de vrouw alsnog in haar vorderingen (het hof begrijpt: verzoeken) niet-ontvankelijk te verklaren, althans aan de vrouw haar vorderingen (het hof begrijpt: verzoeken) te ontzeggen, met veroordeling van de vrouw in de kosten van deze procedure.
1.3
Bij verweerschrift d.d. 27 oktober 2015 heeft de vrouw het verzoek van de man bestreden en verzocht de man niet-ontvankelijk te verklaren dan wel zijn verzoek af te wijzen en de beschikking van de rechtbank Overijssel, locatie Zwolle, d.d. 21 mei 2014 (kenmerk: C/08/149914 ES RK 13-2854) en de beschikking van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, locatie Leeuwarden, d.d. 16 april 2015 (kenmerk: 200.154.336/01) te bekrachtigen, met veroordeling van de man in de kosten van deze procedure.
1.4
Namens mr. Van Dijk is op 15 september 2015 ter griffie gedeponeerd het betreffende procesdossier (in eerste aanleg en in hoger beroep), om daar ter inzage van partijen en hun advocaten te laten, van welke deponering een akte van depot is opgemaakt.
1.5
Namens mr. Van Dijk is op 29 december 2015 ter griffie gedeponeerd:
- een Brits paspoort;
- een verklaring van [B] ;
- medische bescheiden van de vrouw;
om daar ter inzage van partijen en hun advocaten te laten, van welke deponering een akte van depot is opgemaakt.
1.6
Ter griffie van het hof zijn voorts binnengekomen:
- een journaalbericht met bijlagen d.d. 10 december 2015 van mr. Ten Voorde;
- een faxbericht d.d. 7 december 2015 van mr. Ten Voorde;
- een journaalbericht met bijlagen d.d. 28 december 2015 van mr. Van Dijk;
- een journaalbericht met bijlage d.d. 8 januari 2015 van mr. Ten Voorde, ingekomen ter griffie van het hof op 11 januari 2016.
1.7
De mondelinge behandeling heeft op 14 januari 2016 plaatsgevonden. Verschenen zijn de man, bijgestaan door mr. Van Dijk, en de vrouw, bijgestaan door mr. Oude Egbrink (kantoorgenoot van mr. Ten Voorde). Zowel mr. Van Dijk als mr. Oude Egbrink heeft ter zitting mede het woord gevoerd aan de hand van een overgelegde pleitnotitie.

2.Procesverloop in eerdere instanties en vaststaande feiten

2.1
De vrouw heeft op 31 december 2013 bij de rechtbank een verzoekschrift tot echtscheiding met nevenvoorzieningen ingediend.
2.2
De man heeft daartegen een verweerschrift ingediend.
2.3
Bij beschikking van 21 mei 2014 heeft de rechtbank, voor zover hier van belang:
- de echtscheiding tussen partijen uitgesproken;
- aan de vrouw met ingang van de datum van inschrijving van de echtscheidingsbeschikking in de registers een de burgerlijke stand een telkens bij vooruitbetaling te ontvangen uitkering tot levensonderhoud ten laste van de man toegekend van € 1.766,- per maand.
De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, behoudens voor zover het de
uitgesproken echtscheiding betreft. Blijkens mededeling van de vrouw ter zitting is de
echtscheidingbeschikking op 24 augustus 2015 ingeschreven in de daartoe bestemde
registers van de burgerlijke stand.
2.4
De man heeft op 12 augustus 2014 bij het gerechtshof een hoger beroepschrift ingediend en daarin de door de rechtbank uitgesproken echtscheiding en de door de rechtbank bepaalde partneralimentatie ter discussie gesteld.
2.5
De vrouw heeft daartegen een verweerschrift ingediend.
2.6
Bij beschikking van 16 april 2015 heeft het hof de beschikking van de rechtbank Overijssel, locatie Zwolle, van 21 mei 2014 bekrachtigd voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen, en het meer of anders verzochte afgewezen.

3.De motivering van de beslissing

* Stukken te laat

3.1
Zoals het hof ter zitting al heeft meegedeeld, zal het hof de inhoud van de bij journaalbericht van mr. Ten Voorde van 8 januari 2015 overgelegde bijlage ondanks de overschrijding van de termijn genoemd in artikel 1.4.4. van het Procesreglement verzoekschriftprocedures familiezaken in zijn beoordeling betrekken, nu mr. Oude Egbrink ter zitting desgevraagd heeft meegedeeld dat hij daartegen geen bezwaar heeft en de overgelegde bijlage bovendien eenvoudig van aard en gemakkelijk te doorgronden is.
* Het verzoek tot herroeping
3.2
Ingevolge het bepaalde in artikel 390 Rv kan een beschikking op verzoek van de oorspronkelijk verzoeker of van een belanghebbende worden herroepen op de gronden genoemd in artikel 382 Rv, tenzij de aard van de beschikking zich hiertegen verzet. Het rechtsmiddel herroeping is een uitzondering op de regel dat procedures een einde moeten hebben en dat een eenmaal afgedane zaak niet opnieuw aan een rechter kan worden voorgelegd. Alleen in geval van bijzondere omstandigheden wordt op deze regel inbreuk gemaakt, doordat een procespartij gelegenheid krijgt een beschikking, die reeds in kracht van gewijsde is gegaan, aan te tasten. De gronden voor herroeping genoemd in artikel 382 Rv zijn:
a. de beschikking berust op bedrog door de wederpartij in het geding gepleegd;
b. de beschikking berust op stukken, waarvan de valsheid na de beschikking is erkend of bij gewijsde is vastgesteld;
c. een van de partijen heeft na de beschikking stukken van beslissende aard in handen gekregen die door toedoen van de wederpartij waren achtergehouden.
3.3
Ter zitting heeft de man toegelicht dat hij zich beroept op de grond van artikel 382 aanhef en onder a, namelijk dat de beschikking berust op bedrog door de vrouw in het geding gepleegd. De man heeft ter zitting voorts toegelicht dat zijn stellingen omtrent het bedrog enkel zien op de beslissing die het hof heeft genomen over de echtscheiding en niet op de beslissing die het hof heeft genomen over de partneralimentatie.
3.4
Het begrip “bedrog” dient, in overeenstemming met de rechtsliteratuur, ruim te worden uitgelegd en is niet onderworpen aan beperkingen die in het overeenkomstenrecht voor de uitleg van het begrip worden aangelegd. Van bedrog is reeds sprake wanneer een partij door haar oneerlijke proceshouding belet dat in de procedure feiten aan het licht komen die tot een voor de tegenpartij gunstige afloop van die procedure zouden hebben kunnen leiden. Daarnaast moet het bedrog eerst na de uitspraak zijn ontdekt. Daarvan is geen sprake indien het bedrog reeds tijdens de voorafgaande procedure is ontdekt of bij een redelijkerwijs van de bedrogene te verwachten onderzoek had kunnen worden ontdekt.
3.5
De procedure heeft zich uiteindelijk toegespitst op de vraag of vast is komen te staan dat de huwelijksakte van partijen is geregistreerd bij de Union Council. Partijen waren en zijn het er over eens dat het door hen ten overstaan van de Imam op 31 mei 1975 gesloten huwelijk naar Pakistaans recht pas rechtsgeldig is als dit ook is geregistreerd bij de Union Council.
3.6
De man stelt dat de vrouw bedrog heeft gepleegd door bescheiden in het geding te brengen met de (onjuiste) stelling dat deze zijn verkregen bij de Union Council. Het hof heeft zijn oordeel mede op deze bescheiden gebaseerd. Het hof overwoog immers:

Het hof is van oordeel dat de vrouw – naast de in eerste aanleg door haar overgelegde stukken – met deze stukken – voor zover dat in dit geval mogelijk is – voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat er tussen partijen sprake is van een wettig huwelijk dat naar Pakistaans recht gesloten is.
Uit de door de man in deze herroepingsprocedure overgelegde verklaring van [C] , wonende te Pakistan, welke verklaring is gedateerd 25 mei 2015, blijkt volgens hem dat het door de vrouw overgelegde document niet van de Union Council afkomstig is. Het door de vrouw overgelegde document betreft volgens de man slechts een vertaling van de huwelijksakte. De vertaling is bovendien vals, omdat deze vermeldt dat er op het origineel handtekeningen staan van partijen, terwijl dat niet het geval is. Van inschrijving bij de Union Council kon volgens de man ook om diverse andere redenen geen sprake zijn. Zo zou er sprake zijn van een naar Pakistaans recht nietig huwelijk (minderjarige bruid en bloedverwantschap), terwijl ook de nationaliteit van de man inschrijving belette.
3.7
Nog afgezien van het feit dat de man ook reeds in de echtscheidingsprocedure heeft gesteld dat de vrouw valse stukken in het geding heeft gebracht, en het er op lijkt dat de onderhavige procedure met name strekt ter verdere onderbouwing van dat standpunt, waarmee wellicht al niet voldaan zou zijn aan het wettelijk vereiste dat, zo er al sprake zou zijn van bedrog, dit bedrog na de uitspraak moet zijn ontdekt, is het hof in ieder geval van oordeel dat uit het feit dat de vrouw stukken in het geding heeft gebracht die naar de man stelt vals zijn - wat daar ook van zij - niet volgt dat de vrouw bedrog zou hebben gepleegd. Indien vast zou komen te staan dat de door de vrouw in het geding gebrachte stukken inderdaad vals zijn, staat daarmee immers nog niet vast dat de vrouw weet had van de valsheid van de stukken en deze desondanks welbewust in het geding heeft gebracht. Vast staat, zo is door de man ook zelf naar voren gebracht, dat Pakistan is aangewezen als probleemland op het gebied van schriftelijk bewijs vanwege de enorme hoeveelheid valse, vervalste, dan wel inhoudelijk onjuiste documenten. Dat een vals document zou zijn verkregen en vervolgens in het geding gebracht betekent derhalve niet zonder meer dat sprake is geweest van het plegen van bedrog door de vrouw. Bij dit oordeel neemt het hof voorts in aanmerking dat beide partijen er, zo blijkt uit de stukken, tijdens hun bijna veertig jaar durend huwelijk van uit gingen dat zij rechtsgeldig met elkaar waren gehuwd. Mede gelet hierop hoefde de vrouw niet te vermoeden dat het document van de Union Counsil vals zou zijn.
3.8
Nu hetgeen de man aanbiedt te bewijzen naar het oordeel van het hof niet kan leiden tot toewijzing van het door hem verzochte omdat dit bewijsaanbod zich slechts richt op het aantonen van de onjuistheid van feiten waarvan in de procedure tot echtscheiding is uitgegaan en niet op door de vrouw ten aanzien van die (eventuele onjuiste) feiten gepleegd bedrog, gaat het hof voorbij aan het door hem gedane bewijsaanbod. Het verzoek tot herroeping van de beschikking van het hof van 16 april 2015 zal worden afgewezen.
* De proceskosten
3.9
Voor een veroordeling van één der partijen in de kosten van deze procedure is geen plaats, nu de aard van de procedure zich daartegen verzet. Het hof zal de kosten van het geding compenseren, in die zin dat ieder zijn eigen kosten draagt.
De slotsom
3.1
Op grond van het vorenstaande zal het hof beslissen als na te melden.

4.De beslissing

Het gerechtshof:
wijst af het verzoek van de man tot herroeping van de beschikking van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, locatie Leeuwarden, van 16 april 2015;
compenseert de kosten van het geding in die zin, dat elke partij de eigen kosten draagt.
Deze beschikking is gegeven door mr. A.W. Beversluis, mr. J.G. Idsardi en mr. M.A.L.M. Willems en uitgesproken ter openbare terechtzitting van dit hof van 16 februari 2016 in bijzijn van de griffier.