In deze zaak heeft de man op 8 september 2015 een verzoekschrift ingediend tot herroeping van een eerdere beschikking van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 16 april 2015, waarin de echtscheiding tussen hem en de vrouw was uitgesproken. De man stelt dat de beschikking berust op bedrog gepleegd door de vrouw. De vrouw heeft hiertegen verweer gevoerd en verzocht om het verzoek van de man af te wijzen. De mondelinge behandeling vond plaats op 14 januari 2016, waarbij beide partijen en hun advocaten aanwezig waren. Het hof heeft de inhoud van de ingediende stukken en de verklaringen van de partijen in overweging genomen.
Het hof overweegt dat herroeping van een beschikking slechts mogelijk is op grond van bijzondere omstandigheden, zoals bedrog. De man heeft gesteld dat de vrouw valse documenten heeft ingediend die de rechtsgeldigheid van hun huwelijk zouden aantasten. Het hof heeft echter geoordeeld dat de vrouw voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat er sprake is van een wettig huwelijk en dat de man niet heeft aangetoond dat de vrouw op de hoogte was van de valsheid van de stukken. Het hof heeft geconcludeerd dat het verzoek tot herroeping niet kan worden toegewezen, omdat de man niet heeft voldaan aan de vereisten voor herroeping op basis van bedrog.
De beslissing van het hof is dat het verzoek van de man tot herroeping wordt afgewezen en dat de proceskosten worden gecompenseerd, waarbij iedere partij zijn eigen kosten draagt. Deze beschikking is gegeven door de drie rechters en uitgesproken ter openbare terechtzitting op 16 februari 2016.