In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen de beslissing van de kantonrechter van de rechtbank Limburg, die het beroep van de gemachtigde niet-ontvankelijk heeft verklaard. De gemachtigde had een machtiging overgelegd die dateerde van vóór de datum van de gedraging en de sanctiebeschikking. De gemachtigde beroept zich op een uitspraak van de Hoge Raad, waarin wordt gesteld dat de datum van de machtiging niet relevant is. Het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden vernietigt de beslissing van de kantonrechter en wijst de zaak terug naar de kantonrechter.
De kantonrechter had overwogen dat de machtiging, afgegeven op 4 april 2013, niet kon zien op een gedraging die later plaatsvond. De gemachtigde stelt echter dat de kantonrechter slechts om een leesbaar exemplaar van de machtiging had verzocht en niet om een recentere machtiging. Het hof oordeelt dat de machtiging, hoewel algemeen geformuleerd, niet in strijd is met de wet en dat de gemachtigde gerechtigd was om namens de betrokkene beroep in te stellen.
Het hof concludeert dat de beslissing van de kantonrechter niet in stand kan blijven en dat de zaak terug moet worden verwezen naar de rechtbank voor verdere behandeling. Tevens wordt het verzoek van de gemachtigde om vergoeding van kosten afgewezen, omdat hij op eigen titel procedeert en er geen sprake is van door een derde verleende rechtsbijstand.