ECLI:NL:GHARL:2016:10788

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
8 juli 2016
Publicatiedatum
22 juli 2020
Zaaknummer
21-003496-15
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van verdachte voor belediging, bedreiging en smaad gericht tegen moslims en een individu

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 8 juli 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een verdachte die was veroordeeld voor een reeks strafbare feiten, waaronder belediging, bedreiging en smaad. De verdachte had brieven gestuurd naar moskeeën waarin hij zich beledigend en bedreigend uitliet over mensen vanwege hun geloof en ras. Daarnaast had hij ook beledigende brieven gestuurd naar een individu, [slachtoffer 1], waarin hij valse beschuldigingen maakte over diens gedrag en karakter. De verdachte werd veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van 12 maanden en een taakstraf van 240 uren. Het hof oordeelde dat de verdachte, door zijn handelingen, gevoelens van angst en onveiligheid had veroorzaakt bij de slachtoffers en in de samenleving. De verdachte had verklaard dat zijn daden voortkwamen uit een verlangen om [slachtoffer 1] te laten verhuizen, omdat hij deze beschuldigde van betrokkenheid bij een inbraak in de woning van zijn moeder. Het hof nam in overweging dat de verdachte lijdende was aan een geestelijke stoornis, wat zijn toerekeningsvatbaarheid verminderde. De vordering van de benadeelde partij, [slachtoffer 1], tot schadevergoeding werd toegewezen tot een bedrag van € 10.198,00. Het hof verklaarde het openbaar ministerie niet-ontvankelijk in de vervolging voor enkele van de tenlastegelegde feiten, maar bevestigde de veroordeling voor de overige feiten.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-003496-15
Uitspraak d.d.: 8 juli 2016
TEGENSPRAAK
Promis

Verkort arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken

gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Midden-Nederland van 5 juni 2015 met parketnummer 16-661152-15 in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] (Suriname) op [geboortedag] 1973,
wonende te [woonplaats] .

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 24 juni 2016 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd. Het hof heeft voorts kennis genomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsvrouw, mr. M.A.W. Nillesen, naar voren is gebracht.

Ontvankelijkheid van het hoger beroep

Verdachte is bij vonnis van de rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht, van 5 juni 2015 vrijgesproken voor feit 3. Tegen het voornoemde vonnis is door verdachte hoger beroep ingesteld. Voor zover het hoger beroep van verdachte is gericht tegen de vrijspraak van het onder 3 tenlastegelegde feit, zal het hof verdachte in het hoger beroep niet-ontvankelijk verklaren nu op grond van artikel 404 van het Wetboek van Strafvordering tegen een vrijspraak voor de verdachte geen hoger beroep is opengesteld.

Het vonnis waarvan beroep

Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen omdat het deels tot andere beslissingen dan de rechtbank komt en daarom opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is -na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in eerste aanleg- tenlastegelegd dat:
1:
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 5 oktober 2014 tot en met 7 oktober 2014 te Utrecht, althans in het arrondissement Midden-Nederland, opzettelijk, door middel van verspreiding van (een) geschrift(en), de eer en/of de goede naam van [slachtoffer 1] heeft aangerand door telastlegging van een of meer bepaald(e) feit(en), met het kennelijke doel om daaraan ruchtbaarheid te geven, immers heeft hij met voormeld doel (een) geschrift(en) aan [woonconsulent] (sociaal woonconsulent bij woningbouwvereniging [woningbouwvereniging] ) verzonden met daarin (onder andere) de tekst:
- dat die [slachtoffer 1] verslaafd is aan verdovende middelen,
- dat [slachtoffer 1] (daardoor) een schuld heeft opgebouwd hij de leverancier van die verdovende middelen en die schuld inlost door te melden wanneer bewoners in het appartementencomplex niet thuis zijn zodat daar ingebroken kan worden,
- dat gezien is dat [slachtoffer 1] een aantal malen fietsen in een bestelbus heeft geladen, dat ook de fietsen van twee bewoners van het appartementencomplex zijn gestolen en dat er, voordat [slachtoffer 1] in dat appartementencomplex kwam wonen, daar nooit een fiets is gestolen.
2:
hij in of omstreeks de periode van 7 oktober 2014 tot en met 14 oktober 2014 te Utrecht, althans in het arrondissement Midden-Nederland, [slachtoffer 1] in het openbaar en/of middels (een) geschrift(en) heeft beledigd, immers heeft verdachte met dat opzet in het portiek van een appartementencomplex, gelegen aan de [adres] aldaar, (in welk complex zich onder andere de woning van die
[slachtoffer 1] bevindt) briefjes heeft opgehangen met daarin de tekst:
- “Let op! Er wordt ingebroken en er zijn spullen gestolen! Er wonen junks in de flat die in de gaten houden wanneer je aanwezig bent!”, en
- “Wij willen geen junks in onze flat!”
3:
-
4:
hij in of omstreeks de periode van 7 oktober 2014 tot en met 6 februari 2015 te Utrecht, althans in Nederland, meermalen, althans eenmaal, (telkens) één of meer brie(f)(ven) en/of één of meer bestelformulier(en), - (elk) zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen - valselijk heeft opgemaakt of vervalst, immers heeft verdachte (telkens) valselijk voornoemde brie(f)(ven) en/of voornoemd(e) bestelformulier(en) ondertekend met de naam [slachtoffer 1] en/of onder voornoemde brie(f)(ven) het adres [adres] te Utrecht vermeld, niet zijnde de naam en/of het adres van hem, verdachte, zulks (telkens) met het oogmerk om dat/die geschrift(en) als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken.
5:
hij in of omstreeks de periode van 1 januari 2015 tot en met 27 januari 2015 te Utrecht, althans in het arrondissement Midden-Nederland, opzettelijk de eer en/of goede naam van [slachtoffer 1] heeft aangerand door telastlegging van een of meer bepaald(e) feit(en), met het kennelijke doel om daaraan ruchtbaarheid te geven, immers heeft verdachte met voormeld doel aan meerdere seksshops, te weten Erotiek Shop [naam] , en/of
Eroshop [naam] , en/of
Sexshop [naam] , en/of
online seksshop/erotische winkel [naam] , en/of
één of meer (andere) seksshops
- zakelijk weergegeven - medegedeeld dat die [slachtoffer 1] interesse had in kinderporno en/of deze kinderporno wilde aanschaffen, terwijl verdachte wist dat dit/deze telastgelegde feit(en) in strijd met de waarheid was/waren.
6:
hij in of omstreeks de periode van 14 januari 2015 tot en met 15 januari 2015 te Utrecht, althans in het arrondissement Midden-Nederland, [slachtoffer 2] , en/of de leden van de stichting [stichting] en/of de leden en bezoekers (islamitische gemeenschap) van de [moskee 1] (gelegen aan de [adres] aldaar) heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend aan de leden van de stichting [stichting] en/of de leden en bezoekers (islamitische gemeenschap) van de [moskee 1] (een) brie(f)(ven) verzonden met daarin (onder andere) de tekst:
- "zo zullen jullie dochters ook verkracht worden", en/of
- “er komt een dag dat ik de Turken en Marokkanen doodschiet in jullie hoerenmoskee”, en/of
- "ik zou ze ook in een tafelkleed wikkelen",
althans (telkens) woorden van gelijke dreigende aard of strekking.
7 primair:
hij in of omstreeks de periode van 14 januari 2015 tot en met 15 januari 2015 te Utrecht, zich in het openbaar bij geschrift opzettelijk beledigend heeft uitgelaten over een groep mensen, te weten moslims/Islamitische gemeenschap, wegens hun (Islamitisch) geloof en/of ras,
door met dat opzet aan de leden van de stichting [stichting] en/of de leden en bezoekers (Islamitische gemeenschap) van de [moskee 1] (gelegen aan de [adres] aldaar) een of meer brie(f)(ven) te zenden met daarin (onder andere) (telkens) de tekst:
- “Jullie zijn de aanstichters van het kwaad”, en/of
- “Allah is niks en rot op met jullie kutgeloof”, en/of
- “rot toch op naar jullie kutland”, en/of
- “jullie hoerenmoskee, waar drugs worden opgeslagen”, en/of
- “Jullie stinken en jullie vrouwen zijn te lelijk om gezien te worden. (. .) Vrouwen met snorren en schaamhaar. Ze zijn smeriger dan varkens om aan te raken”,
althans (telkens) woorden van gelijke aard of strekking,
subsidiair:
hij in of omstreeks de periode van 14 januari 2015 tot en met 15 januari 2015 te Utrecht, althans in het arrondissement Midden-Nederland, [slachtoffer 2] en/of de leden van de stichting [stichting] en/of de leden en bezoekers (islamitische gemeenschap) van de [moskee 1] (gelegen aan de [adres] aldaar) middels (een) toegezonden geschrift(en) heeft beledigd, immers heeft verdachte met dat opzet aan de stichting [stichting] en/of de [moskee 1] (een) brie(f)(ven) verzonden met daarin (onder andere) de tekst:
- “Jullie zijn de aanstichters van het kwaad”, en/of
- “Allah is niks en rot op met jullie kutgeloof”, en/of
- “rot toch op naar jullie kutland”, en/of
- “jullie hoerenmoskee, waar drugs worden opgeslagen”, en/of
- “Jullie stinken en jullie vrouwen zijn te lelijk om gezien te worden. (. .) Vrouwen met snorren en schaamhaar. Ze zijn smeriger dan varkens om aan te raken”,
althans (telkens) woorden van gelijke beledigende aard of strekking.
8:
hij op één of meerdere tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 4 februari 2015 tot en met 7 februari 2015 te Utrecht, althans in het arrondissement Midden Nederland,
- [slachtoffer 2] en/of de leden van de stichting [stichting] en/of de leden en bezoekers (islamitische gemeenschap) van de [moskee 1] (gelegen aan de [adres] aldaar), en/of
- [slachtoffer 3] en/of de leden en bezoekers (islamitische gemeenschap) van de [moskee 2] (gelegen aan de [adres] aldaar), en/of
- [slachtoffer 4] en/of de leden en bezoekers (islamitische gemeenschap) van de [moskee 3] (gelegen aan de [adres] aldaar), en/of
- [slachtoffer 5] en/of [slachtoffer 6] en/of leden van de Islamitische Vereniging Kanaleneiland en/of de leden en bezoekers (islamitische gemeenschap) van de [moskee 4] (gelegen aan het [adres] aldaar), en/of
- [slachtoffer 7] en/of de leden en bezoekers (islamitische gemeenschap) van de [moskee 5] (gelegen aan de [adres] aldaar)
(telkens) heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, en/of met brandstichting,
immers heeft verdachte (telkens) opzettelijk dreigend aan voornoemde perso(o)n(en) en/of de leden en bezoekers van de voornoemde stichting en/of vereniging en/of moskeeën brieven verzonden met daarin (onder andere) de tekst:
- “als jullie zo doorgaan zullen er mensen jullie varkensstal in brand steken”, en/of
- “ik roep iedereen op om alle moskeeën in de brand te steken”, en/of
- “nu zullen de moslims prooi worden van ons in plaats van andersom”, en/of
- “Ik zal jullie kinderen in de brand steken net als IS bij andere mensen doen. Branden zullen jullie ook, als jullie elkaars stinkvoeten aan het ruiken zijn.” en/of
- “Ik wacht op jullie en schiet jullie zo neer!”,
althans (telkens) woorden van gelijke dreigende aard of strekking,
terwijl deze bedreiging schriftelijk en onder bepaalde voorwaarden is geschied.
9 primair:
hij in of omstreeks de periode van 4 februari 2015 tot en met 7 februari 2015 te Utrecht, zich in het openbaar bij geschrift opzettelijk beledigend heeft uitgelaten over een groep mensen, te weten moslims/Islamitische gemeenschap, wegens hun (Islamitisch) geloof en/of ras, door
- de leden van de stichting [stichting] en/of de leden en bezoekers (islamitische gemeenschap) van de [moskee 1] (gelegen aan de [adres] aldaar), en/of
- de leden en bezoekers (islamitische gemeenschap) van de [moskee 2] (gelegen aan de [adres] aldaar), en/of
- de leden en bezoekers (islamitische gemeenschap) van de [moskee 3] (gelegen aan de [adres] aldaar), en/of
- de leden van de Islamitische Vereniging Kanaleneiland en/of de leden en bezoekers (islamitische gemeenschap) van de [moskee 4] (gelegen aan het [adres] aldaar),
een of meer brie(f)(ven) te zenden met daarin (onder andere) (telkens) de tekst
- “beste kamelenneukers”, en/of
- “jullie profeet Mohammed was een kinderverkrachter en jullie doen hem na”, en/of – “jullie verkrachten je eigen kinderen anaal zodat ze nog maagd lijken in de huwelijksnacht”, en/of
- “Allah is een sprookje in jullie domme brein! Jullie laten jullie voor de gek houden stelletje mongolen!”,
althans (telkens) woorden van gelijke aard of strekking, en/of (daarbij) (telkens) een stuk/hoeveelheid varkensvlees in die brie(f)(ven) mee te zenden;
subsidiair:
hij op één of meerdere tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 4 februari 2015 tot en met 7 februari 2015 te Utrecht, althans in het arrondissement Midden Nederland,
- [slachtoffer 2] en/of de leden van de stichting [stichting] en/of de leden en bezoekers (islamitische gemeenschap) van de [moskee 1] (gelegen aan de [adres] aldaar), en/of
- [slachtoffer 3] en/of de leden en bezoekers (islamitische gemeenschap) van de [moskee 2] (gelegen aan de [adres] aldaar), en/of
- [slachtoffer 4] en/of de leden en bezoekers (islamitische gemeenschap) van de [moskee 3] (gelegen aan de [adres] aldaar), en/of
- [slachtoffer 5] en/of [slachtoffer 6] en/of leden van de Islamitische Vereniging Kanaleneiland en/of de leden en bezoekers (islamitische gemeenschap) van de [moskee 4] (gelegen aan het [adres] aldaar),
(telkens) middels een toegezonden geschrift heeft beledigd, immers heeft verdachte (telkens) met dat opzet aan voornoemde perso(o)n(en) en/of de leden en bezoekers van de voornoemde stichting en/of vereniging en/of moskeeën brie(f)(ven) verzonden met daarin (onder andere) de tekst;
- “beste kamelenneukers”, en/of
- “jullie profeet Mohammed was een kinderverkrachter en jullie doen hem na”, en/of – “jullie verkrachten je eigen kinderen anaal zodat ze nog maagd lijken in de huwelijksnacht”, en/of
- “Allah is een sprookje in jullie domme brein! Jullie laten jullie voor de gek houden stelletje mongolen!”,
althans (telkens) woorden van gelijke aard of strekking, en/of (daarbij) (telkens) een stuk/hoeveelheid varkensvlees in die brie(f)(ven) heeft meegezonden.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Ontvankelijkheid van het openbaar ministerie

Ten aanzien van de feiten 1 en 2 heeft de verdediging aangevoerd dat wegens het ontbreken van een klacht binnen de daartoe in de wet gestelde termijn het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk is.
Onder 1 is verdachte smaadschrift tenlastegelegd (artikel 261 Sr) en onder 2 is verdachte belediging tenlastegelegd (artikel 266 Sr). Beide delicten zijn klachtdelicten (artikel 267 Sr).
Volgens artikel 66, eerste lid van het wetboek van strafrecht kan een klacht worden ingediend gedurende drie maanden na de dag waarop de tot klachtgerechtigde kennis heeft genomen van het gepleegde feit.
In zijn arrest van 14 oktober 1997 (NJ 1998,661) heeft de Hoge Raad onder meer overwogen:
‘Indien buiten twijfel staat dat de tot klacht gerechtigde een klacht heeft willen indienen kan in bijzondere omstandigheden, met name indien de klacht niet aan een formeel vereiste voldoet en zulks redelijkerwijs kan worden toegerekend aan de politie, worden aangenomen dat een zodanig verzuim niet behoeft te leiden tot niet-ontvankelijkverklaring van het Openbaar Ministerie in zijn vervolging. Het gaat hier immers om een aan de tot klacht gerechtigde toekomende bevoegdheid voor de verwerkelijking en juiste vormgeving waarvan deze is aangewezen op de medewerking van opsporingsambtenaren.’
Uit het dossier volgt dat op 7 februari 2015 een klacht werd ontvangen van aangever ter zake van ‘briefjes met beledigende tekst opgehangen in het portiek van aangever’(p. 70).
Aangever heeft op 8 februari 2015 onder meer verklaard, zakelijk weergegeven:
‘Ik doe hierbij klacht/aangifte van smaadschrift/laster, vernieling en belediging. Mijn eer en goede naam zijn aangetast doordat iemand beledigende, bedreigende en discriminerende brieven heeft gestuurd naar onder andere in ieder geval (1) moskee. (…) Ook zijn er in het portiek briefjes opgehangen die mijns inziens duidelijk betrekking hadden op mij en die ik als zeer beledigend heb ervaren. Hiervan doe ik tevens klacht. Daarnaast zijn er de afgelopen maanden goederen welke mijn eigendom en van woningbouwvereniging [woningbouwvereniging] zijn, vernield. Hieronder zal ik u vertellen wat er gebeurd is de afgelopen maanden: (….).
Ongeveer eind september, begin oktober 2014 hoorde ik dat er ingebroken was in de woning van mijn benedenbuurvrouw. Kort daarna hoorde ik van mijn toenmalige begeleider dat de bewoonster dacht dat ik of kennissen van mij hadden ingebroken. Ik heb mijn woonbegeleider laten weten dat ik wel in gesprek wilde met die bewoonster om misverstanden uit de wereld te helpen, maar de vrouw en haar familie wilden dit niet. Verder hoorde ik dat ik ook beschuldigd werd van het helen/stelen van fietsen en andere goederen en dat ik drugsverslaafden over de vloer zou krijgen. Al die dingen kloppen niet. (…)
Ergens half oktober 2014 zag ik plotseling dat er banden lek gestoken waren van fietsen die aan mij en mijn vriendin toebehoorden. (…) Ook zag ik dat er meerdere witte velletjes papier in het centrale portiek van onze woningen waren opgehangen. (….) De briefjes waren duidelijk leesbaar voor iedereen die in de portiek zou lopen. Ik zag dat er teksten op die briefjes stonden zoals:
‘Let op! Er wordt ingebroken en er zijn spullen gestolen! Er wonen junks in de flat die in de gaten houden wanneer je aanwezig bent! Wij willen geen junks in onze flat!’
Ik heb toen contact gezocht met mijn woonbegeleider en in eerste instantie aangegeven dat ik aangifte wilde doen van vernieling, smaad en laster. (….) Door die teksten voelde ik me echt in mijn eer aangetast want het is absoluut niet waar dat ik een junk ben en ik vind het verschrikkelijk als andere bewoners mij door deze teksten mij zo gaan beschouwen. (….) Ik voelde me heel erg beledigd door deze teksten. Uiteindelijk heb ik in overleg met mijn woonbegeleider en wijkagent [ambtenaar] besloten geen aangifte te doen maar eerst af te wachten of de woningbouw, begeleider en wijkagent konden bemiddelen in de situatie. (…) Begin november zag ik plotseling dat er een schroef gestoken was in het slot van mijn bergingsdeur. (…) Ook vond ik op een gegeven moment purschuim dat in mijn brievenbus was gespoten. (….) Ik was er toen van overtuigd dat dit weer pogingen waren om te treiteren en zelfs om mij te laten verhuizen. (….) Op 17 januari 2015 werd ik vroeg in de ochtend aangehouden door de politie. Ik hoorde dat ik werd verdachte van het sturen van een bedreigende en beledigende brief aan een moskee in Overvecht. (…) Ik zag dat mijn naam en adres onder de brief stonden. (….) Ik heb me al de tijd dat er pesterijen waren rustig gehouden ook op advies van mijn woonbegeleider en de wijkagent.
Uit het dossier volgt niet dat aangever ten aanzien van het onder 1 tenlastegelegde hetzij expliciet hetzij impliciet een klacht heeft ingediend. Ook volgt niet uit de verklaring van aangever dat hij aangifte heeft willen doen ten aanzien van het onder 1 tenlastegelegde. Aangever verklaart weliswaar dat hij heeft gehoord dat hij verdacht werd van een inbraak en het stelen/helen van fietsen, maar dat betreft het schetsen van de aanleiding van het een en ander. Pas als aangever heeft geconstateerd dat er briefjes in het portiek zijn opgehangen, voelt hij zich beledigd en wenst hij aangifte te doen. Dat is tenminste de volgorde die uit het proces-verbaal naar voren komt. Aangever heeft het in zijn aangifte in het geheel niet over het feit dat er brieven zijn gestuurd naar [woonconsulent] van [woningbouwvereniging] , zoals onder feit 1 is tenlastegelegd.
Aldus kan het hof ook niet vaststellen dat aangever impliciet een klacht heeft willen doen ten aanzien van het onder 1 tenlastegelegde. Het hof zal daarom het openbaar ministerie niet-ontvankelijk verklaren ten aanzien van het onder 1 tenlastegelegde.
Ten aanzien van het onder 2 tenlastegelegde heeft aangever weliswaar een klacht ingediend, maar niet binnen drie maanden nadat hij kennis heeft genomen van het strafbare feit. De betreffende briefjes werden half oktober 2014 opgehangen en door aangever waargenomen, terwijl aangever pas op 7 februari 2015 een klacht heeft ingediend. Naar het oordeel van het hof is deze termijnoverschrijding echter een gevolg van het feit dat aangever niet goed is geïnformeerd door de politie. Aangever wilde immers meteen toen hij had geconstateerd dat de briefjes in het portiek hingen, aangifte doen. Mede door toedoen van de wijkagent, heeft aangever hier in eerste instantie van afgezien. Niet is gebleken dat de wijkagent aangever heeft geïnformeerd dat hij slechts drie maanden de tijd had om een klacht in te dienen, als hij de mogelijkheid van vervolging wilde openhouden. Ook heeft de wijkagent (die op 8 februari 2015 de aangifte opnam) aangever niet uitgelegd dat (vanwege het aantal incidenten dat zich inmiddels hadden voorgedaan) hij aangifte van belaging had kunnen doen (waardoor de klachttermijn geen belemmering voor vervolging zou zijn).
Naar het oordeel van het hof is de termijnoverschrijding een gevolg van het gebrek aan informatie van de politie aan de aangever en dient dit er toe te leiden dat aan de termijnoverschrijding geen gevolgen worden verbonden. Het openbaar ministerie is dus ontvankelijk in de vervolging ten aanzien van het onder 2 tenlastegelegde.

Overweging met betrekking tot het bewijs

Het hof is van oordeel dat het door verdachte gevoerde verweer strekkende tot vrijspraak van het tenlastegelegde – verdachte zou de feiten niet hebben begaan maar in eerdere verklaringen de schuld op zich hebben genomen – wordt weersproken door de gebezigde bewijsmiddelen, zoals deze later in de eventueel op te maken aanvulling op dit arrest zullen worden opgenomen. Het hof heeft geen reden om aan de juistheid en betrouwbaarheid van de inhoud van die bewijsmiddelen te twijfelen.
Het hof overweegt daarbij in het bijzonder het volgende.
Na diverse aangiftes van moskeeën waar brieven met beledigingen en bedreigingen naartoe zijn gestuurd en aangiftes van [slachtoffer 1] van oplichting, valsheid in geschrift en belediging is verdachte aangehouden en gehoord.
Tijdens zijn verhoren heeft hij de tenlastegelegde feiten bekend en uitgebreid daarover verklaard. Zo heeft verdachte verklaard dat hij na een inbraak in de woning van zijn moeder, waarbij diverse sieraden zijn gestolen, het verdriet van zijn moeder voelde en vond dat hij daar iets mee moest. Hij had het idee dat de bovenbuurman van zijn moeder, aangever [slachtoffer 1] , zich met onzuivere zaakjes bezig hield en dat hij een grote rol in de diefstal heeft gespeeld en hij wilde dat deze [slachtoffer 1] uit zijn woning weg zou gaan. Toen heeft verdachte mails naar de woningbouwvereniging [woningbouwvereniging] gestuurd en briefjes in de hal van de flat opgehangen dat er junks in de flat waren. Toen verdachte zich niet gehoord voelde, heeft hij de banden van [slachtoffer 1] leeg laten lopen, een spijker in zijn deurslot geslagen en purschuim in de brievenbus gedaan om hem te laten voelen dat hij niet welkom was. Vervolgens heeft hij verzoeken verstuurd naar sekswinkels die hij met naam heeft genoemd, waarin gevraagd werd om kinderporno met de naam en adres van [slachtoffer 1] als afzender, en wilde hij briefjes bij scholen achterlaten met betrekking tot kinderporno met de naam van [slachtoffer 1] . Deze heeft hij uitgeprint klaar gelegd in zijn woning. Hij heeft ook verklaard over de brieven die hij naar verschillende moskeeën heeft gestuurd met de naam van [slachtoffer 1] eronder, ook met varkensvlees erin, waarbij hij voor de teksten op fora heeft gekeken en waarmee hij hoopte dat [slachtoffer 1] opgezocht zou worden. Hij gebruikte handschoenen om geen vingerafdrukken achter te laten. Hij herkent ook de brieven die hij heeft gemaakt als deze hem door de politie worden voorgehouden. De brieven heeft hij op zijn laptops gemaakt en niemand anders dan hij heeft daar de wachtwoorden van. Tijdens zijn verhoor heeft verdachte ook ingelogd op een van zijn laptops en hebben de verbalisanten geconstateerd dat in het document ‘Inzet’ zes adressen van moskeeën in Utrecht staan, waar er drie van brieven hebben ontvangen. In het document ‘Inzet1’ zien de verbalisanten de tweede brief die naar de moskee aan de [adres] in Utrecht is verzonden, welk document op 3 februari 2015 is gemaakt. In het document ‘Inzet2’ zien zij de brief die is verzonden naar de overige moskeeën.
Tevens zijn er tijdens een doorzoeking van de woning van verdachte brieven aangetroffen gericht aan scholen met de mededeling dat de heer [slachtoffer 1] betrokken zou zijn geweest bij kinderporno.
En ook ter terechtzitting in eerste aanleg ten overstaan van de rechtbank heeft verdachte verklaard dat hij blijft bij de verklaring die hij bij de politie heeft afgelegd.
Daarbij komt dat verdachte ook tijdens de gesprekken met zowel de psychiater als de psycholoog, beiden in het kader van de opstelling van een Pro Justitia rapportage, als tijdens zijn contact met de Reclassering Nederland zijn houding ten opzichte van het hem tenlastegelegde ongewijzigd heeft.
Pas ter terechtzitting in hoger beroep heeft verdachte verklaard dat de verklaringen die hij eerder heeft afgelegd niet kloppen en dat hij de schuld op zich heeft genomen voor familieleden van hem die verantwoordelijk zijn voor het plegen van de hem tenlastegelegde feiten. Hij zou de informatie over die feiten telefonisch van zijn neef hebben gekregen en toen heeft hij doorgevraagd en het opgeschreven en er op papier een heel verhaal van gemaakt. Hij heeft gedacht het op te kunnen lossen en is vervolgens een verklaring bij de politie gaan afleggen.
Volgens verdachte gaat het om een oom en een neef van hem voor wie hij de schuld op zich heeft genomen. Die betreffende oom zou in 2015 zijn overleden en van zijn neef wil hij geen naam noemen, omdat hij het een taak vindt van de politie om dat uit te zoeken. Ter onderbouwing van zijn verhaal heeft verdachte ter terechtzitting een anonieme verklaring overgelegd waarin staat dat die is opgesteld door een achterneef van verdachte en dat hij degene is die het gedaan heeft en een verklaring van [getuige] waarin staat dat hij bepaalde feiten bij de buurman heeft verricht, dat verdachte daarvoor is opgepakt, maar dat verdachte het niet heeft gedaan. Hierbij staat ook de datum van overlijden van voornoemde [getuige] opgenomen. Volgens verdachte heeft de dochter van zijn oom, hij weet niet hoe zij heet en ook niet of die betreffende oom nog meer dochters heeft, die brief geschreven.
Volgens verdachte heeft hij zijn eigen belang altijd ondergeschikt gemaakt aan het belang van zijn familie, omdat dat zo hoorde, en heeft hij pas tijdens zijn behandeling bij [instelling] andere inzichten gekregen. Tijdens de terechtzitting in hoger beroep heeft de verdediging een e-mailbericht overgelegd afkomstig van drs. Deneer, klinisch psycholoog bij [instelling] , gericht aan verdachte, waarin zij aangeeft dat verdachte tijdens de behandeling bij [instelling] gaandeweg de verstrekkende gevolgen van zijn schuldbekentenis overziet en hoezeer hij zichzelf erdoor tekort doet en deze vervolgens intrekt. Volgens de psycholoog is er sprake van een gedragspatroon waarbij verdachte zijn eigen belang ondergeschikt maakt aan dat van een ander. Zij acht het vanuit psychologische problematiek en culturele achtergrond mogelijk dat hij de aan hem verweten gedragingen niet heeft gepleegd.
Het hof hecht echter geen geloof aan deze verklaring van verdachte maar wel aan de verklaringen van verdachte, zoals hij deze ten overstaan van de politie en de rechtbank heeft afgelegd, mede gelet op hetgeen de politie heeft gezien op de laptops van verdachte (namelijk de adressen van de moskeeën en de teksten van de brieven die naar de moskeeën zijn gestuurd) en heeft aangetroffen in de woning van verdachte (namelijk de brieven gericht aan de scholen). Aldus worden de eerdere, bekennende verklaringen van verdachte bevestigd door andere bevindingen, terwijl de gewijzigde verklaring van verdachte in hoger beroep niet controleerbaar is, nu van de personen voor wie verdachte stelt de schuld op zich te hebben genomen er een is overleden en hij van de ander de naam niet wil noemen. De schriftelijke stukken die verdachte ter terechtzitting heeft overgelegd doen hier niet aan af. Nog daargelaten dat het hof twijfels heeft over de herkomst van deze stukken, volgt uit het voorgaande dat het hof het daarin gestelde niet aannemelijk acht.

Bewezenverklaring

Door wettige bewijsmiddelen, waarbij de inhoud van elk bewijsmiddel -ook in onderdelen- slechts wordt gebezigd tot het bewijs van dat tenlastegelegde feit waarop het blijkens de inhoud kennelijk betrekking heeft, en waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 2, 4, 5, 6, 7 primair, 8 en 9 primair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
2:
hij in
of omstreeksde periode van 7 oktober 2014 tot en met 14 oktober 2014 te Utrecht,
althans in het arrondissement Midden-Nederland,[slachtoffer 1] in het openbaar en
/ofmiddels
(een)geschrift
(en
)heeft beledigd, immers heeft verdachte met dat opzet in het portiek van een appartementencomplex, gelegen aan de [adres] aldaar, (in welk complex zich onder andere de woning van die
[slachtoffer 1] bevindt) briefjes heeft opgehangen met daarin de tekst:
- “Let op! Er wordt ingebroken en er zijn spullen gestolen! Er wonen junks in de flat die in de gaten houden wanneer je aanwezig bent!”, en
- “Wij willen geen junks in onze flat!”
4:
hij in
of omstreeksde periode van 7 oktober 2014 tot en met 6 februari 2015 te Utrecht,
althans in Nederland, meermalen, althans eenmaal, (telkens) één of meer brie(f)(ven) en/oféén
of meerbestelformulier
(en), -
(elk)zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen - valselijk heeft opgemaakt of vervalst, immers heeft verdachte
(telkens)valselijk
voornoemde brie(f)(ven) en/ofvoornoemd
(e)bestelformulier
(en)ondertekend met de naam [slachtoffer 1] en
/of onder voornoemde brie(f)(ven)het adres [adres] te Utrecht vermeld, niet zijnde de naam en
/ofhet adres van hem, verdachte, zulks
(telkens)met het oogmerk om dat
/diegeschrift
(en)als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken.
5:
hij in
of omstreeksde periode van 1 januari 2015 tot en met 27 januari 2015 te Utrecht,
althans in het arrondissement Midden-Nederland,opzettelijk de eer en
/ofgoede naam van [slachtoffer 1] heeft aangerand door telastlegging van een
of meerbepaald
(e)feit
(en), met het kennelijke doel om daaraan ruchtbaarheid te geven, immers heeft verdachte met voormeld doel aan meerdere seksshops, te weten Erotiek Shop [naam] , en
/of
Eroshop [naam] , en
/of
Sexshop [naam] , en
/of
online seksshop/erotische winkel [naam] ,
en/of
één of meer (andere) seksshops
- zakelijk weergegeven - medegedeeld dat die [slachtoffer 1] interesse had in kinderporno en
/ofdeze kinderporno wilde aanschaffen, terwijl verdachte wist dat dit
/dezetelastgelegde feit
(en)in strijd met de waarheid was
/waren.
6:
hij in
of omstreeksde periode van 14 januari 2015 tot en met 15 januari 2015 te Utrecht,
althans in het arrondissement Midden-Nederland,[slachtoffer 2] ,
en/of de leden van de stichting [stichting] en/of de leden en bezoekers (islamitische gemeenschap)van de [moskee 1] (gelegen aan de [adres] aldaar) heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht,
althans met zware mishandeling,immers heeft verdachte opzettelijk dreigend aan
de leden van de stichting [stichting] en/ofde leden en bezoekers (islamitische gemeenschap) van de [moskee 1]
(een
)brie
(f
)(ven)verzonden met daarin (onder andere) de tekst:
- "zo zullen jullie dochters ook verkracht worden", en
/of
- “er komt een dag dat ik de Turken en Marokkanen doodschiet in jullie hoerenmoskee”
, en/of
- "ik zou ze ook in een tafelkleed wikkelen",
althans (telkens) woorden van gelijke dreigende aard of strekking.
7 primair:
hij in of omstreeks de periode van 14 januari 2015 tot en met 15 januari 2015 te Utrecht, zich in het openbaar bij geschrift opzettelijk beledigend heeft uitgelaten over een groep mensen, te weten moslims
/Islamitische gemeenschap,wegens hun (Islamitisch) geloof en
/ofras,
door met dat opzet aan
de leden van de stichting [stichting] en/ofde leden en bezoekers (Islamitische gemeenschap) van de [moskee 1] (gelegen aan de [adres] aldaar) een
of meerbrie
(f
)(ven)te zenden met daarin (onder andere)
(telkens)de tekst:
- “Jullie zijn de aanstichters van het kwaad”, en
/of
- “Allah is niks en rot op met jullie kutgeloof”, en
/of
- “rot toch op naar jullie kutland”, en
/of
- “jullie hoerenmoskee, waar drugs worden opgeslagen”, en
/of
- “Jullie stinken en jullie vrouwen zijn te lelijk om gezien te worden. (. .) Vrouwen met snorren en schaamhaar. Ze zijn smeriger dan varkens om aan te raken”
,
althans (telkens) woorden van gelijke aard of strekking.
8:
hij op
één of meerderetijdstip
(pen
)in
of omstreeksde periode van 4 februari 2015 tot en met 7 februari 2015 te Utrecht,
althans in het arrondissement Midden Nederland,
- [slachtoffer 2]
en/of de leden van de stichting [stichting] en/of de leden en bezoekers (islamitische gemeenschap)van de [moskee 1] (gelegen aan de [adres] aldaar), en
/of
- [slachtoffer 3]
en/of de leden en bezoekers (islamitische gemeenschap)van de [moskee 2] (gelegen aan de [adres] aldaar), en
/of
- [slachtoffer 4] en
/ofeen lid
de leden en bezoekers (islamitische gemeenschap)van de [moskee 3] (gelegen aan de [adres] aldaar), en
/of
- [slachtoffer 5] en/of [slachtoffer 6] en/of leden van de Islamitische Vereniging Kanaleneiland en/of de leden en bezoekers (islamitische gemeenschap) van de [moskee 4] (gelegen aan het [adres] aldaar), en/of
- [slachtoffer 7] en
/of deleden
en bezoekers (islamitische gemeenschap)van de [moskee 5] (gelegen aan de [adres] aldaar)
(telkens
)heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht
, althans met zware mishandeling,en/of met brandstichting,
immers heeft verdachte
(telkens
)opzettelijk dreigend aan voornoemde
perso(o)n(en) en/ofde leden en bezoekers van de voornoemde
stichting en/of vereniging en/ofmoskeeën brieven verzonden met daarin (onder andere) de tekst:
- “als jullie zo doorgaan zullen er mensen jullie varkensstal in brand steken” (
[moskee 1]), en
/of
- “ik roep iedereen op om alle moskeeën in de brand te steken” (
[moskee 2] , [moskee 3] en [moskee 5]), en
/of
- “nu zullen de moslims prooi worden van ons in plaats van andersom” (
[moskee 2] , [moskee 3]), en
/of
- “Ik zal jullie kinderen in de brand steken net als IS bij andere mensen doen. Branden zullen jullie ook, als jullie elkaars stinkvoeten aan het ruiken zijn.” (
[moskee 2] en [moskee 3]) en
/of
- “Ik wacht op jullie en schiet jullie zo neer!” (
[moskee 2] en [moskee 3]),
althans (telkens) woorden van gelijke dreigende aard of strekking,
terwijl deze bedreiging schriftelijk en onder bepaalde voorwaarden is geschied.
9 primair:
hij in
of omstreeksde periode van 4 februari 2015 tot en met 7 februari 2015 te Utrecht, zich in het openbaar bij geschrift opzettelijk beledigend heeft uitgelaten over een groep mensen, te weten moslims
/Islamitische gemeenschap, wegens hun (Islamitisch) geloof en
/ofras, door
-
de leden van de stichting [stichting] en/ofde leden en bezoekers
(islamitische gemeenschap)van de [moskee 1] (gelegen aan de [adres] aldaar), en
/of
- de leden en bezoekers
(islamitische gemeenschap)van de [moskee 2] (gelegen aan de [adres] aldaar), en
/of
- de leden en bezoekers
(islamitische gemeenschap)van de [moskee 3] (gelegen aan de [adres] aldaar),
en/of
- de leden van de Islamitische Vereniging Kanaleneiland en/of de leden en bezoekers (islamitische gemeenschap) van de [moskee 4] (gelegen aan het [adres] aldaar),
een of meerbrie
(f)(ven
)te zenden met daarin (onder andere)
(telkens)de tekst
- “beste kamelenneukers” (
[moskee 1] , [moskee 2] en [moskee 3]), en
/of
- “jullie profeet Mohammed was een kinderverkrachter en jullie doen hem na” (
[moskee 2] en [moskee 3]), en
/of
– “jullie verkrachten je eigen kinderen anaal zodat ze nog maagd lijken in de huwelijksnacht” (
[moskee 2] en [moskee 3]), en
/of
- “Allah is een sprookje in jullie domme brein! Jullie laten jullie voor de gek houden stelletje mongolen!” (
[moskee 2] en [moskee 3]),
althans (telkens) woorden van gelijke aard of strekking,en
/of (daarbij
) (telkens
)een
stuk/hoeveelheid varkensvlees in die brie
(f)(ven
)mee te zenden.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het onder 2 bewezen verklaarde levert op:

eenvoudige belediging.

Het onder 4 bewezen verklaarde levert op:

valsheid in geschrift.

Het onder 5 bewezen verklaarde levert op:

Smaadschrift, meermalen gepleegd.

Het onder 6 bewezen verklaarde levert op:

bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht.

Het onder 7 primair bewezen verklaarde levert op:
zich in het openbaar bij geschrift opzettelijk beledigend uitlaten over een groep mensen wegens hun ras en godsdienst.
Het onder 8 bewezen verklaarde levert op:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht en bedreiging met brandstichting, meermalen gepleegd.
Het onder 9 primair bewezen verklaarde levert op:
zich in het openbaar bij geschrift opzettelijk beledigend uitlaten over een groep mensen wegens hun ras en godsdienst, meermalen gepleegd.

Strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.

Oplegging van straf en/of maatregel

De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich in een periode van enkele maanden schuldig gemaakt aan een hele reeks strafbare feiten. Zo heeft hij door het verspreiden van geschriften de eer en goede naam van aangever [slachtoffer 1] aangerand, heeft hij hem in het openbaar beledigd en op zijn naam een bestelformulier ingevuld. Ook heeft verdachte in diezelfde periode diverse brieven verstuurd naar moskeeën en zich daarin beledigend en bedreigend uitgelaten over mensen vanwege hun geloof en ras en daarbij de naam van voornoemde [slachtoffer 1] onder de brieven vermeld.
Volgens verdachte waren de feiten ingegeven door zijn wens dat [slachtoffer 1] zou verhuizen uit de flat waar ook de moeder van verdachte woonachtig is, nu hij die [slachtoffer 1] ervan verdacht betrokken te zijn geweest bij de inbraak in de woning van zijn moeder waar kostbare en emotionele juwelen van haar zijn gestolen. Verdachte zag het verdriet daarover bij zijn moeder en vond dat hij iets moest doen. Dat ging van kwaad tot erger en eindigde met het versturen van de brieven naar de verschillende moskeeën in Utrecht.
Met zijn handelingen heeft verdachte bij de slachtoffers en in de samenleving gevoelens van angst en onveiligheid veroorzaakt. Tevens heeft hij zich kwetsend en onnodig grievend uitgelaten over deze mensen. Het hof neemt het de verdachte kwalijk dat hij zich in die periodes volledig heeft laten leiden door zijn eigen gevoelens en zich onvoldoende rekenschap heeft gegeven van de gevoelens van de slachtoffers als gevolg van de schending van hun goede naam en de beledigingen en bedreigingen.
Bij de strafoplegging heeft het hof tevens in aanmerking genomen de gegevens zoals deze blijken uit het Uittreksel Justitiële Informatie van 26 mei 2016, waaruit blijkt dat verdachte in een recent verleden niet met politie of justitie in aanraking is gekomen.
Tevens heeft het hof acht geslagen op de rapporten die over verdachte zijn opgemaakt. Zo heeft de psychiater die verdachte onderzocht op 15 mei 2015 gerapporteerd dat verdachte ten tijde van de tenlastegelegde feiten lijdende was aan een derealisatie stoornis en was er sprake van een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens, gekenmerkt door narcistische en vooral obsessieve-compulsieve persoonlijkheidstrekken, zodat verdachte sterk verminderd toerekeningsvatbaar is voor de gepleegde feiten.
De psycholoog heeft in de rapportage van 23 april 2015 geconcludeerd dat verdachte lijdende is aan een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens vanwege een persoonlijkheidsorganisatie met narcistische en afhankelijke trekken, zodat hij verminderd toerekeningsvatbaar is. Gelet op de vorenstaande adviezen zal het hof het ten laste gelegde in verminderde mate aan verdachte toerekenen.
Tenslotte heeft de Reclassering Nederland in een rapport van 22 mei 2015 aangegeven dat het recidiverisico zodanig laag wordt ingeschat dat een interventie niet noodzakelijk is.
Met de rechtbank is het hof van oordeel dat, nu zowel de psycholoog als de psychiater van oordeel zijn dat verdachte baat heeft bij een (ambulante) behandeling van zijn problematiek teneinde de kans op recidive te minimaliseren, een voorwaardelijke gevangenisstraf is aangewezen met daarbij als bijzondere voorwaarde dat verdachte zich onder toezicht stelt van de reclassering en mee zal werken een ambulante behandeling. Daarnaast is het hof van oordeel dat een taakstraf, beide van de hierna aan te geven duur, passend en geboden is.

Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 10.198,00. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 10.198,00. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van haar oorspronkelijke vordering.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 2, 4, 5 bewezenverklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden tot na te melden bedrag. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag zal worden toegewezen. Ten aanzien van de overige bewezenverklaarde feiten bestaat geen rechtstreeks verband tussen die feiten en de schade nu het niet de benadeelde partij is die is bedreigd en beledigd. Het rechtstreeks verband had wel aangenomen kunnen worden in geval verdachte ook vervolgd was voor belaging en in die tenlastelegging tevens de feiten en omstandigheden waren genoemd die ten grondslag hebben gelegen aan de feiten 6 tot en met 9.
In zoverre kan de benadeelde partij daarom thans in haar vordering niet worden ontvangen en kan zij haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36f, 57, 137c, 225, 261, 266 en 285 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep, voor zover gericht tegen de beslissing ter zake van het onder 3 ten laste gelegde.
Vernietigt het vonnis voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen en doet in zoverre opnieuw recht:
Verklaart het openbaar ministerie ter zake van het onder 1 ten laste gelegde niet-ontvankelijk in zijn strafvervolging.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 2, 4, 5, 6, 7 primair, 8 en 9 primair ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 2, 4, 5, 6, 7 primair, 8 en 9 primair bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
12 (twaalf) maanden.
Bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
3 (drie) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Stelt daarnaast als algemene voorwaarden dat verdachte
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
Stelt als bijzondere voorwaarden dat verdachte:
- zich meldt bij de Reclassering Nederland te Utrecht en gedurende de proeftijd blijft onder toezicht en leiding van de Reclassering Nederland en zich naar de door of namens die instelling te geven aanwijzingen gedraagt, zo vaak en zo lang als deze instelling dat nodig vindt;
- zich ambulant moet laten behandelen bij een door de Reclassering Nederland aan te wijzen Forensisch Psychiatrische polikliniek, indien en voor zolang als de reclassering dat noodzakelijk acht en zich zal houden aan de regels die door of namens de leiding van de polikliniek zullen worden gegeven.
Geeft opdracht aan de Reclassering Nederland om toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
240 (tweehonderdveertig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
120 (honderdtwintig) dagen hechtenis.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering zal worden gebracht, volgens de maatstaf van twee uren taakstraf per in voorarrest doorgebrachte dag, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.

Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffer 1] ter zake van het onder 2, 4, 5 bewezen verklaarde tot het bedrag van
€ 2.500,00 (tweeduizend vijfhonderd euro) bestaande uit € 2.500,00 (tweeduizend vijfhonderd euro) immateriële schadeen veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Verklaart de benadeelde partij in de vordering voor het overige niet-ontvankelijk en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Bepaalt dat voormeld toegewezen bedrag aan materiële schadevergoeding vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 5 oktober 2014 tot aan de dag der algehele voldoening.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Bepaalt dat voormeld toegewezen bedrag aan immateriële schadevergoeding vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 5 oktober 2014 tot aan de dag der algehele voldoening.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [slachtoffer 1] , ter zake van het onder 2, 4, 5 bewezen verklaarde een bedrag te betalen van
€ 2.500,00 (tweeduizend vijfhonderd euro) bestaande uit € 2.500,00 (tweeduizend vijfhonderd euro) immateriële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
35 (vijfendertig) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat voormelde betalingsverplichting ter zake van de materiële schade vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 5 oktober 2014 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Bepaalt dat voormelde betalingsverplichting ter zake van de immateriële schade vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 5 oktober 2014 tot aan de dag der algehele voldoening.
Aldus gewezen door
mr. J.D. den Hartog, voorzitter,
mr. J.A.W. Lensing en mr. P.R. Wery, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. H.J. Rosmalen-Jansen, griffier,
en op 8 juli 2016 ter openbare terechtzitting uitgesproken.