ECLI:NL:GHARL:2016:10663

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
18 mei 2016
Publicatiedatum
2 mei 2017
Zaaknummer
21-001336-15
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis van de rechtbank Midden-Nederland inzake belastingfraude door [A] B.V.

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 18 mei 2016 uitspraak gedaan in het hoger beroep van een verdachte die was veroordeeld door de rechtbank Midden-Nederland voor belastingfraude. De verdachte, geboren in 1954 en werkzaam als boekhouder voor [A] B.V., had onjuiste aangiften omzetbelasting gedaan over een periode van ruim drie jaar, waarbij hij telkens nihilaangiften indiende terwijl het bedrijf wel degelijk omzet had. Het hof heeft het vonnis van de rechtbank vernietigd en de verdachte vrijgesproken van het primair ten laste gelegde, maar het subsidiair ten laste gelegde bewezen verklaard. Het hof oordeelde dat de verdachte opzettelijk onjuiste aangiften had gedaan, wat resulteerde in een te laag bedrag aan belastingheffing. De verdediging voerde aan dat de verdachte geen andere keuze had dan nihilaangiften te doen, maar het hof verwierp dit verweer. De verdachte werd uiteindelijk veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van 12 maanden met een proeftijd van 2 jaar, en een taakstraf van 240 uren, met de mogelijkheid van vervangende hechtenis indien de taakstraf niet naar behoren werd verricht. Het hof hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en het feit dat hij geen voordeel had genoten van de fraude.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-001336-15
Uitspraak d.d.: 18 mei 2016
TEGENSPRAAK

Verkort arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken

gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Midden-Nederland van 23 februari 2015 met parketnummer 16-994252-13 in de strafzaak tegen

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1954,
wonende te [woonplaats].

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 20 april 2016 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal (zie voor de inhoud van de vordering bijlage I). Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft voorts kennis genomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsvrouw,
mr. drs. H.M.A.W. Erven, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen omdat het tot een andere strafoplegging komt en daarom opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
primair:
[A] BV op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 26 september 2007 tot en met 24 juli 2010 in de gemeente(n) Almere en/of Apeldoorn en/of Heerlen en/of elders in Nederland, (telkens) opzettelijk (een)
bij de Belastingwet voorziene aangifte(n), als bedoeld in de Algemene wet
inzake rijksbelastingen, te weten (een) aangifte(n) voor de omzetbelasting
over de maanden:
-januari 2007 en/of februari 2007 en/of maart 2007 en/of april 2007 en/of mei 2007 en/of juni 2007 en/of juli 2007 en/of augustus 2007 en/of september 2007 en/of oktober 2007 en/of november 2007 en/of december 2007 en/of
-januari 2008 en/of februari 2008 en/of maart 2008 en/of april 2008 en/of mei 2008 en/of juni 2008 en/of juli 2008 en/of augustus 2008 en/of september 2008 en/of oktober 2008 en/of november 2008 en/of december 2008 en/of
-januari 2009 en/of februari 2009 en/of maart 2009 en/of april 2009 en/of mei 2009 en/of juni 2009 en/of juli 2009 en/of augustus 2009 en/of september 2009 en/of oktober 2009 en/of november 2009 en/of december 2009 en/of
-januari 2010 en/of februari 2010 en/of maart 2010 en/of april 2010 en/of mei 2010 en/of juni 2010,
onjuist en/of onvolledig heeft gedaan,
immers heeft die [A] BV (telkens) opzettelijk op het bij de Inspecteur der belastingen of de Belastingdienst te Almere en/of Apeldoorn
en/of Heerlen ingediende aangifte(n) omzetbelasting over genoemd(e) maand(en) (telkens) een te laag belastbaar bedrag, althans (telkens) een te laag bedrag
aan belasting opgegeven, terwijl dat feit (telkens) ertoe strekte dat te
weinig belasting werd geheven,
tot het plegen van welk(e) bovenomschreven strafbare feit(en) verdachte al dan
niet tezamen met [betrokkene] en/of met een ander of anderen (telkens) opdracht
heeft gegeven, dan wel aan welke bovenomschreven verboden gedraging(en) verdachte al dan niet tezamen met [betrokkene] en/of met een ander of anderen, (telkens) leiding heeft gegeven;
subsidiair:
hij tezamen en in vereniging met [betrokkene] en/of [A] BV, althans alleen, op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 26 september 2007 tot en met 24 juli 2010 in de gemeente(n) Almere en/of
Apeldoorn en/of Heerlen en/of elders in Nederland, (telkens) opzettelijk (een)
bij de Belastingwet voorziene aangifte(n), als bedoeld in de Algemene wet
inzake rijksbelastingen, te weten (een) aangifte(n) voor de omzetbelasting op
naam van [A] BV over de maanden:
-januari 2007 en/of februari 2007 en/of maart 2007 en/of april 2007 en/of mei 2007 en/of juni 2007 en/of juli 2007 en/of augustus 2007 en/of september 2007 en/of oktober 2007 en/of november 2007 en/of december 2007 en/of
-januari 2008 en/of februari 2008 en/of maart 2008 en/of april 2008 en/of mei 2008 en/of juni 2008 en/of juli 2008 en/of augustus 2008 en/of september 2008 en/of oktober 2008 en/of november 2008 en/of december 2008 en/of
-januari 2009 en/of februari 2009 en/of maart 2009 en/of april 2009 en/of mei 2009 en/of juni 2009 en/of juli 2009 en/of augustus 2009 en/of september 2009 en/of oktober 2009 en/of november 2009 en/of december 2009 en/of
-januari 2010 en/of februari 2010 en/of maart 2010 en/of april 2010 en/of mei 2010 en/of juni 2010,
onjuist en/of onvolledig heeft gedaan,
immers heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader(s) (telkens) opzettelijk op
het bij de Inspecteur der belastingen of de Belastingdienst te Almere en/of Apeldoorn en/of Heerlen ingediende aangifte(n) omzetbelasting over genoemd(e) maand(en) (telkens) een te laag belastbaar bedrag, althans (telkens) een te
laag bedrag aan belasting opgegeven, terwijl dat feit (telkens) ertoe strekte
dat te weinig belasting werd geheven.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Vrijspraak

Het hof heeft uit het onderzoek ter terechtzitting niet door de inhoud van wettige bewijsmiddelen de overtuiging bekomen dat verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan, zodat verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Overweging met betrekking tot het bewijs.

Medeplegen
De verdediging heeft ter terechtzitting aangevoerd dat voor medeplegen onvoldoende bewijs voorhanden is, omdat niet kan worden vastgesteld dat tussen [verdachte] en [betrokkene] sprake is geweest van een zodanige nauwe en bewuste samenwerking dat het medeplegen zou opleveren.
Verdachte heeft bij de FIOD verklaart dat hij een samenstellingsopdracht had van [A] B.V. en dat hij degene was die de aangiftes omzetbelasting deed. Het hof is, gelet op de samenstellingsopdracht, derhalve van oordeel dat verdachte bewust en nauw heeft samengewerkt met [A].
Inkeerregeling
De verdediging heeft betoogd dat de inkeerregeling van artikel 69, derde lid, van de Algemene wet op de Rijksbelastingen wel degelijk op verdachte van toepassing is, omdat de jaarstukken van [A] ingeleverd zijn op aandringen van verdachte en dat hij op het hoorgesprek van 13 mei 2011 uitleg heeft gegeven over de administratie en de jaarstukken van [A].
In artikel 69, derde lid, van de Algemene Wet op de Rijksbelastingen is kort gezegd bepaald dat het recht tot strafvervolging op de voet van dit artikel vervalt indien alsnog een juiste en volledige aangifte wordt gedaan, dan wel juiste en volledige inlichtingen, gegevens of aanwijzingen worden verstrekt voordat de verdachte in kwestie weet dat de belastingdienst hiervan op de hoogte is.
Het hof overweegt als volgt.
Bij het indienen van of het verstrekken van een alsnog juiste en volledige aangifte dan wel van juiste en volledige inlichtingen, gegevens of aanwijzingen dient voor de Belastingdienst kenbaar te worden gemaakt dat daardoor alsnog aan de fiscale verplichtingen wordt voldaan. Het hof is van oordeel dat het zonder nadere toelichting indienen van de jaarstukken en daarbij ook geen suppletieaangiften in te dienen niet kan worden opgevat als het doen van een aanvullende opgave in verband met de periodieke aangiften omzetbelasting.
Daarnaast blijkt uit het dossier dat de belastingdienst bij brief van 10 november 2010 reeds een boekenonderzoek heeft aangekondigd bij het bedrijf [A] B.V. Het hoorgesprek waarbij verdachte uitleg heeft gegeven over de administratie en de jaarstukken van [A] heeft op 13 mei 2011 plaatsgevonden. Nu de aankondiging van het boekenonderzoek bij brief van 10 november 2010 is gedaan, kan niet gezegd worden dat de gegevens zijn verstrekt voordat de verdachte wist dat de belastingdienst hiervan op de hoogte was. Het verweer wordt derhalve verworpen.
Voorts heeft de verdediging aangevoerd dat verdachte geen andere mogelijkheid had dan nihilaangiften te doen, omdat hij niet over de administratie van ARS Schoonmaakbedrijven B.V. kon beschikken. Het hof verwerpt dit verweer omdat verdachte er voor had kunnen kiezen om de opdracht terug te geven aan [A] B.V. of er voor had kunnen kiezen om in overleg te treden met de belastingdienst.

Bewezenverklaring

Door wettige bewijsmiddelen, waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het subsidiair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
subsidiair:
hij tezamen en in vereniging met
[betrokkene] en/of[A] BV,
althans alleen,op
één of meertijdstippen in
of omstreeksde periode van 26 september 2007 tot en met 24 juli 2010 in de gemeente(n) Almere en/of
Apeldoorn en/of Heerlen en/of elders in Nederland,
(telkens
)opzettelijk
(een
)bij de Belastingwet voorziene aangifte
(n), als bedoeld in de Algemene wet
inzake rijksbelastingen, te weten
(een)aangifte
(n
)voor de omzetbelasting op
naam van [A] BV over de maanden:
-januari 2007 en
/offebruari 2007 en
/ofmaart 2007 en
/ofapril 2007 en
/ofmei 2007 en
/ofjuni 2007 en
/ofjuli 2007 en
/ofaugustus 2007 en
/ofseptember 2007 en
/ofoktober 2007 en
/ofnovember 2007 en
/ofdecember 2007 en
/of-januari 2008 en
/offebruari 2008 en
/ofmaart 2008 en
/ofapril 2008 en
/ofmei 2008 en
/ofjuni 2008 en
/ofjuli 2008 en
/ofaugustus 2008 en
/ofseptember 2008 en
/ofoktober 2008 en
/ofnovember 2008 en
/ofdecember 2008 en
/of-januari 2009 en
/offebruari 2009 en
/ofmaart 2009 en
/ofapril 2009 en
/ofmei 2009 en
/ofjuni 2009 en
/ofjuli 2009 en
/ofaugustus 2009 en
/ofseptember 2009 en
/ofoktober 2009 en
/ofnovember 2009 en
/ofdecember 2009 en
/of-januari 2010 en
/offebruari 2010 en
/ofmaart 2010 en
/ofapril 2010 en
/ofmei 2010 en
/ofjuni 2010,
onjuist
en/of onvolledigheeft gedaan,
immers
heeft/hebben verdachte en
/ofzijn mededader
(s) (telkens
)opzettelijk op
het bij de Inspecteur der belastingen of de Belastingdienst te Almere en/of Apeldoorn en/of Heerlen ingediende aangifte
(n
)omzetbelasting over genoemd
(e
)maand
(en
) (telkens
)een te laag belastbaar bedrag
, althans (telkens) een telaag bedragaan belasting opgegeven, terwijl dat feit
(telkens
)ertoe strekte
dat te weinig belasting werd geheven.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het subsidiair bewezen verklaarde levert op:
medeplegen van opzettelijk een bij de belastingwet voorziene aangifte onjuist doen, terwijl het feit er toe strekt dat te weinig belasting wordt geheven, meermalen gepleegd.

Strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.

Oplegging van straf en/of maatregel

De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte zich gedurende een periode van ruim drie jaren schuldig heeft gemaakt aan het doen van onjuiste aangiften omzetbelasting in zijn functie als boekhouder voor [A] B.V. Al die jaren is er telkens nihilaangifte ingediend, terwijl uit het dossier blijk dat [A] BV gedurende deze jaren wel degelijk omzet heeft gehad. [A] bracht bij zijn klanten de omzetbelasting in rekening en kreeg deze ook betaald, maar heeft deze gelden vervolgens niet aan de belastingdienst afgedragen. De belastingdienst dient erop te kunnen vertrouwen dat de aangifte duidelijk, volledig en zonder voorbehoud geschiedt. In 2009 heeft hij de administratie van [A] B.V. gekregen. Desalniettemin is hij doorgegaan met het doen van nihilaangiften en heeft hij geen suppletieaangiften gedaan. Verdachte heeft het in hem als boekhouder gestelde vertrouwen op grove wijze misbruikt. Verdachte heeft door zo te handelen willens en wetens de belastingdienst en dus de Staat benadeeld.
Het hof houdt bij de strafoplegging rekening met het de verdachte betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie d.d. 24 maart 2016, waaruit blijkt dat verdachte niet eerder voor soortgelijke feiten is veroordeeld en nadien ook niet in aanraking met politie en justitie is geweest.
Bij de bepaling van de aan verdachte op te leggen straf heeft het hof rekening gehouden met de straffen die in soortgelijke gevallen door het hof worden opgelegd. Het hof verwijst in dit kader ook naar de rechterlijke oriëntatiepunten van straftoemeting. Het hof neemt daarbij het fiscale benadelingsbedrag, oftewel het beoogde fiscale nadeel, als uitgangspunt. Het beoogde fiscale nadeel ligt in deze zaak tussen de € 250.000,- en de € 322.000,- Bij een benadelingsbedrag van een dergelijke omvang geven de oriëntatiepunten als uitgangspunt aan dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf tussen de 12 en 18 maanden passend is.
Daar staat tegenover dat het benadelingsbedrag geheel ten voordele van [A] B.V. is gekomen. Verdachte heeft geen enkel voordeel genoten. Bovendien kan hij naar aanleiding van deze zaak zijn vak als boekhouder niet meer uitoefenen.
Het hof ziet, gelet op het bovenstaande en de persoonlijke omstandigheden van verdachte, redenen om aan verdachte een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen met daarnaast een taakstraf, waarbij de voorwaardelijke gevangenisstraf onder andere dient om verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.
Al met al acht het hof het opleggen van een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden met een proeftijd van 2 jaren en een taakstraf voor de duur van 240 uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door 120 dagen hechtenis, passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op artikel 69 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen en de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 47 en 57 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het subsidiair ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het subsidiair bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
12 (twaalf) maanden.
Bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
240 (tweehonderdveertig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
120 (honderdtwintig) dagen hechtenis.
Aldus gewezen door
mr. R. de Groot, voorzitter,
mr. P.R. Wery en mr. P.L.M van Gorkom, raadsheren,
in tegenwoordigheid van B.J. Berendsen, griffier,
en op 18 mei 2016 ter openbare terechtzitting uitgesproken.