ECLI:NL:GHARL:2016:10662

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
26 januari 2016
Publicatiedatum
2 mei 2017
Zaaknummer
21-003458-14
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis van de politierechter inzake rijden onder invloed en ongeldig rijbewijs

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 26 januari 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Gelderland. De verdachte, geboren in 1991 en woonachtig te Arnhem, had hoger beroep ingesteld tegen een vonnis van 12 juni 2014, waarin hij was veroordeeld voor het rijden onder invloed van alcohol en het besturen van een motorrijtuig zonder geldig rijbewijs. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd en opnieuw recht gedaan. De verdachte was op 13 maart 2014 als bestuurder van een personenauto aangetroffen met een ademalcoholgehalte van 645 microgram, wat aanzienlijk boven de toegestane limiet lag. Tevens was zijn rijbewijs ongeldig verklaard, maar hij had dit niet geweten, aldus zijn verdediging.

Tijdens de zitting heeft de raadsvrouw van de verdachte verschillende verweren gevoerd, waaronder de stelling dat de verdachte niet de bestuurder was en dat hij na zijn aanhouding alcohol had genuttigd. Het hof heeft deze verweren echter verworpen, onder andere omdat de verdachte niet aanwezig was om zijn standpunten te verduidelijken. Het hof oordeelde dat de verdachte wel degelijk wist dat zijn rijbewijs ongeldig was, gezien een eerdere veroordeling voor soortgelijke feiten. Uiteindelijk heeft het hof de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie weken en een ontzegging van de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen voor zes maanden. Tevens werd de tenuitvoerlegging van een eerder voorwaardelijk opgelegde straf gelast.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-003458-14
Uitspraak d.d.: 26 januari 2016
TEGENSPRAAK
Promis

Verkort arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken

gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Gelderland van 12 juni 2014 met parketnummer 96-061796-14 en de van dat vonnis deel uitmakende beslissing op de vordering tot tenuitvoerlegging, parketnummer 01-166814-12, in de strafzaak tegen

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1991,
wonende te [woonplaats].

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 12 januari 2016 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd. Het hof heeft voorts kennis genomen van hetgeen namens verdachte door zijn raadsvrouw, mr. S. Grilk, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen omdat het tot een andere bewijsbeslissing komt en daarom opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
1:
hij op of omstreeks 13 maart 2014 te Arnhem als bestuurder van een motorrijtuig, personenauto, dit motorrijtuig heeft bestuurd na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte van zijn adem bij een onderzoek als bedoeld in artikel 8, derde lid, aanhef en onder a van de Wegenverkeerswet 1994, 645 microgram, in elk geval hoger dan 88 microgram alcohol per liter uitgeademde lucht bleek te zijn, terwijl voor het besturen van dat motorrijtuig een rijbewijs was vereist en sedert de datum waarop aan hem voor de eerste maal een rijbewijs was afgegeven nog geen vijf jaren waren verstreken en de eerste afgifte van het rijbewijs op of na 30 maart 2002 heeft plaatsgevonden;
2:
hij op of omstreeks 13 maart 2014 te Arnhem terwijl hij wist of redelijkerwijs moest weten dat een op zijn naam gesteld rijbewijs voor een of meer categorieën van motorrijtuigen, te weten B, ongeldig was verklaard en aan hem daarna geen ander rijbewijs voor het besturen van een motorrijtuig van de betrokken categorie of categorieën was afgegeven, op de weg, Nieuwe Plein, als bestuurder een motorrijtuig, (personenauto), van die categorie of categorieën heeft bestuurd;
De in deze tenlastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voor zover daaraan in de Wegenverkeerswet 1994 betekenis is gegeven, geacht in dezelfde betekenis te zijn gebezigd;
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Overweging met betrekking tot het bewijs

Het hof is van oordeel dat het door verdachte gevoerde verweer strekkende tot vrijspraak van het tenlastegelegde wordt weerlegd door de gebezigde bewijsmiddelen, zoals deze later in de eventueel op te maken aanvulling op dit arrest zullen worden opgenomen. Het hof heeft geen reden om aan de juistheid en betrouwbaarheid van de inhoud van die bewijsmiddelen te twijfelen.
Het hof overweegt daartoe in het bijzonder het volgende.
De raadsvrouw van verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep, kort gezegd, de volgende verweren - strekkende tot vrijspraak - gevoerd.
Ten eerste heeft de raadsvrouw aangevoerd dat het niet buiten redelijke twijfel is dat verdachte daadwerkelijk de bestuurder is geweest van de auto, nu verdachte deel uitmaakt van een eeneiige tweeling en dat hij en zijn broer elkaars paspoort bij zich dragen. Daarnaast heeft de raadsvrouw verzocht om, indien het hof het proces-verbaal van aanhouding voor het bewijs gebruikt, de broer van verdachte, [betrokkene], als getuige te horen.
Ten tweede stelt de raadsvrouw zich op het standpunt dat uit het proces-verbaal van aanhouding blijkt dat verdachte, nadat hij staande was gehouden en voor de ademanalyse op het bureau, een blik drank heeft genuttigd, waarbij het aannemelijk is dat de inhoud van het blik (sterke) alcoholhoudende drank was. Hierdoor kan niet worden bewezen dat verdachte heeft gereden terwijl het alcoholgehalte van zijn adem hoger dan 88 mg/l was.
Ten derde heeft de verdediging aangevoerd dat niet bewezen kan worden dat verdachte wist dat zijn rijbewijs ongeldig was verklaard. Een eerdere veroordeling betekent niet zonder meer dat verdachte op 13 maart 2014 wist dat zijn rijbewijs ongeldig was verklaard.
Ten aanzien van het eerste verweer acht het hof het niet aannemelijk dat de aangehouden persoon iemand anders zou zijn dan verdachte. Hij heeft aan verbalisant zijn naam, [verdachte], opgegeven. Toen verdachte gefouilleerd werd is bij hem een paspoort aangetroffen dat de door verdachte opgegeven persoonsgegevens bevestigde. Voor de politie bestond derhalve ook geen aanleiding tot het doen van nader onderzoek naar de identiteit van de door hen aangehouden persoon. Het horen van de broer van verdachte als getuige, zoals door de verdediging is verzocht, is naar het oordeel van het hof om diezelfde redenen niet noodzakelijk. Daarbij komt nog dat verdachte evenals in eerste aanleg in hoger beroep niet is verschenen en daarmee de rechter niet in de gelegenheid heeft gesteld hem over de gestelde persoonsverwisseling vragen te stellen. Het zijn slechts zijn raadsman in eerste aanleg en zijn raadsvrouw in hoger beroep die hierover iets stellen. Verdachte zelf heeft op geen enkel moment hierover iets verklaard.
Ook acht het hof het niet aannemelijk dat verdachte, nadat hij staande was gehouden,
sterkedrank heeft genuttigd. Dit is niet waargenomen door de verbalisant, verdachte heeft er zelf niet over verklaard en in eerste aanleg is niet aangevoerd dat het om sterke drank zou gaan. Daarnaast heeft de verbalisant waargenomen dat in de auto van verdachte blikjes bier lagen. Hoewel het aannemelijk is dat verdachte bier heeft gedronken, is het drinken van één blikje bier niet van zodanige invloed dat dit tot een aanzienlijk hogere uitslag van het ademalcoholgehalte kan leiden. Blikjes Heinekenbier zijn verkrijgbaar in de formaten 0,33 liter en 0,5 liter. 0,5 liter is ongeveer twee glazen. Volgens
www.alcoholinfo.nl, een website van het Trimbos Instituut, levert 1 tot 3 glazen bier een promillage op van 0,5, hetgeen 220 mg/l is. De door verdachte genuttigde alcohol kan derhalve niet van zodanige invloed op het ademalcoholgehalte zijn dat dit onder de 88 mg/l komt.
Met betrekking tot het derde verweer overweegt het hof dat verdachte op 20 november 2013 door de politierechter te ’s-Hertogenbosch is veroordeeld wegens rijden met hetzelfde ongeldige rijbewijs en dat dit vonnis op tegenspraak is gewezen. Verdachte kan het niet anders zijn dan dat verdachte wist dat zijn rijbewijs ongeldig was verklaard.

Bewezenverklaring

Door wettige bewijsmiddelen, waarbij de inhoud van elk bewijsmiddel -ook in onderdelen- slechts wordt gebezigd tot het bewijs van dat tenlastegelegde feit waarop het blijkens de inhoud kennelijk betrekking heeft, en waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
1:
hij op
of omstreeks13 maart 2014 te Arnhem als bestuurder van een motorrijtuig, personenauto, dit motorrijtuig heeft bestuurd na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte van zijn adem bij een onderzoek als bedoeld in artikel 8, derde lid, aanhef en onder a van de Wegenverkeerswet 1994,
645 microgram, in elk gevalhoger dan 88 microgram alcohol per liter uitgeademde lucht bleek te zijn, terwijl voor het besturen van dat motorrijtuig een rijbewijs was vereist en sedert de datum waarop aan hem voor de eerste maal een rijbewijs was afgegeven nog geen vijf jaren waren verstreken en de eerste afgifte van het rijbewijs op of na 30 maart 2002 heeft plaatsgevonden;
2:
hij op
of omstreeks13 maart 2014 te Arnhem terwijl hij wist
of redelijkerwijs moest wetendat een op zijn naam gesteld rijbewijs voor een
of meercategorie
ënvan motorrijtuigen, te weten B, ongeldig was verklaard en aan hem daarna geen ander rijbewijs voor het besturen van een motorrijtuig van de betrokken categorie
of categorieënwas afgegeven, op de weg, Nieuwe Plein, als bestuurder een motorrijtuig,
(personenauto
), van die categorie
of categorieënheeft bestuurd;
De in deze tenlastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voor zover daaraan in de Wegenverkeerswet 1994 betekenis is gegeven, geacht in dezelfde betekenis te zijn gebezigd;
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het onder 1 bewezen verklaarde levert op:
overtreding van artikel 8, derde lid, onderdeel a van de Wegenverkeerswet 1994.
Het onder 2 bewezen verklaarde levert op:
overtreding van artikel 9, tweede lid, van de Wegenverkeerswet 1994.

Strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.

Oplegging van straf en/of maatregel

De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Het hof heeft bij de straftoemeting in het bijzonder in aanmerking genomen -en vindt daarin de redenen die tot de keuze van een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf van de hierna aan te geven duur leiden- dat verdachte eerder voor soortgelijke feiten is veroordeeld. Uit het uittreksel uit de justitiële documentatie van 14 december 2015 blijkt dat verdachte op 20 november 2013 is veroordeeld voor overtreding van artikel 8 en artikel 9 lid 2 van de Wegenverkeerswet 1994. Tevens weegt het hof mee dat verdachte, nadat tegen hem gezegd was dat hij achter verbalisant moest aanrijden, weg reed. Ook heeft verdachte zich opstandig gedragen tegenover de verbalisant die hem staande had gehouden. Naar het oordeel van het hof dient een hogere straf te worden opgelegd dan de rechtbank heeft opgelegd en waartoe de advocaat-generaal heeft gerequireerd.

Vordering tenuitvoerlegging

Het openbaar ministerie heeft gevorderd de tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de Politierechter te Oost-Brabant van 20 november 2013 opgelegde voorwaardelijke straf, parketnummer 01-166814-12. Deze vordering is in hoger beroep opnieuw aan de orde.
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt. Daarom zal de tenuitvoerlegging van die voorwaardelijk opgelegde straf worden gelast.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 14g, 57 en 63 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 8, 9, 176 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Wijst af het verzoek tot het horen van [betrokkene] als getuige.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 en 2 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
3 (drie) weken.
Ontzegt de verdachte ter zake van het onder 1 bewezen verklaarde de
bevoegdheid motorrijtuigen te besturenvoor de duur van
6 (zes) maanden.
Gelast de tenuitvoerlegging van de straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de politierechter te Oost-Brabant van 20 november 2013, parketnummer 01-166814-12, te weten van:
ontzegging van de
bevoegdheid motorrijtuigen te besturenvoor de duur van
4 (vier) maanden.
Aldus gewezen door
mr. A. van Waarden, voorzitter,
mr. H. Abbink en mr. H.H.M. van Dijk, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. T. Faber, griffier,
en op 26 januari 2016 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Proces-verbaal van het in dezelfde zaak voorgevallene ter openbare terechtzitting van het gerechtshof van 26 januari 2016.
Tegenwoordig:
mr. C. Caminada, voorzitter,
mr. A.C.L. van Holland, advocaat-generaal,
G. Heeres, griffier.
De voorzitter doet de zaak uitroepen.
De verdachte is niet in de zaal van de terechtzitting aanwezig.
De voorzitter spreekt het arrest uit.
Waarvan is opgemaakt dit proces-verbaal, dat door de voorzitter en de griffier is vastgesteld en ondertekend.