ECLI:NL:GHARL:2016:10659

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
25 maart 2016
Publicatiedatum
2 mei 2017
Zaaknummer
21-003215-15
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis politierechter inzake ongeldig rijbewijs en bestuurderschap

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 25 maart 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Gelderland. De verdachte, geboren in 1994 en thans verblijvende in PI Vught, had hoger beroep ingesteld tegen een vonnis van 26 mei 2015, waarin hij was veroordeeld voor het besturen van een motorrijtuig terwijl zijn rijbewijs ongeldig was verklaard. Het hof heeft het hoger beroep behandeld op de zitting van 11 maart 2016, waarbij de advocaat-generaal een gevangenisstraf van twee weken heeft gevorderd, evenals de tenuitvoerlegging van een eerder opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf.

Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd en opnieuw recht gedaan. De tenlastelegging betrof het feit dat de verdachte op 26 februari 2015 te Westervoort als bestuurder van een auto heeft gereden, terwijl hij wist dat zijn rijbewijs ongeldig was. De verdediging voerde aan dat niet kon worden vastgesteld dat de verdachte de bestuurder was, maar het hof oordeelde dat het bewijs, waaronder verklaringen van verbalisanten, overtuigend was. Het hof heeft de verdachte schuldig bevonden aan de tenlastelegging en hem veroordeeld tot een gevangenisstraf van twee weken.

Daarnaast heeft het hof de tenuitvoerlegging gelast van de eerder opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf, omdat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit had schuldig gemaakt. De beslissing is genomen op basis van de artikelen van het Wetboek van Strafrecht en de Wegenverkeerswet 1994, die van toepassing waren ten tijde van het bewezenverklaarde. Het hof heeft de verdachte als strafbaar verklaard en de gevangenisstraf opgelegd, waarbij het hof rekening heeft gehouden met de eerdere veroordelingen van de verdachte voor soortgelijke feiten.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-003215-15
Uitspraak d.d.: 25 maart 2016
TEGENSPRAAK

Verkort arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken

gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Gelderland van 26 mei 2015 met parketnummer 96-055111-15 en de van dat vonnis deel uitmakende beslissing op de vordering tot tenuitvoerlegging, parketnummer 96-241017-14, in de strafzaak tegen

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1994,
wonende te [woonplaats],
thans verblijvende in PI Vught - Nieuw Vosseveld 2 GEV te Vught.

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 11 maart 2016 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennis genomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot veroordeling van verdachte tot een gevangenisstraf van twee weken en de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf van twee weken. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft voorts kennis genomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsman, mr. A.H. Staring, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

Het hof zal het vonnis waarvan beroep om proceseconomische redenen vernietigen. Het hof zal daarom opnieuw recht doen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 26 februari 2015 te Westervoort terwijl hij wist of redelijkerwijs moest weten dat een op zijn naam gesteld rijbewijs voor een of meer categorieën van motorrijtuigen, te weten B, ongeldig was verklaard en aan hem daarna geen ander rijbewijs voor het besturen van een motorrijtuig van de betrokken categorie of categorieën was afgegeven, op de weg, de IJsseldijk, als bestuurder een motorrijtuig, (personenauto), van die categorie of categorieën heeft bestuurd.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Overweging met betrekking tot het bewijs

De verdediging heeft aangevoerd dat niet kan worden vastgesteld dat verdachte de bestuurder van de auto is geweest en hij daarom moet worden vrijgesproken.
Het hof is van oordeel dat het door en namens verdachte gevoerde verweer strekkende tot vrijspraak van het tenlastegelegde wordt weerlegd door de gebezigde bewijsmiddelen, zoals deze later in de eventueel op te maken aanvulling op dit arrest zullen worden opgenomen. Het hof heeft geen reden om aan de juistheid en betrouwbaarheid van de inhoud van die bewijsmiddelen te twijfelen.
In het bijzonder overweegt het hof daartoe het volgende. Uit het proces-verbaal bevindingen van 28 februari 2015 van verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] blijkt dat de persoon die verbalisanten aan de bestuurderszijde van de auto zagen uitstappen verdachte was. Gezien het feit dat de verbalisanten direct achter het voertuig aanreden, dit voertuig voortdurend in het zicht hielden, en vrijwel direct nadat het voertuig tot stilstand kwam een persoon aan de bestuurderszijde van het voertuig zagen uitstappen, acht het hof uitgesloten dat de personen voorin het voertuig van plaats hebben kunnen wisselen, zoals kennelijk door de verdediging wordt gesuggereerd. Het hof heeft hierbij mede in aanmerking genomen dat de overige drie inzittenden van het voertuig ter plaatse desgevraagd aan de verbalisanten hebben verklaard dat zij geen van allen de bestuurder waren geweest. Het hof verwerpt derhalve het verweer.

Bewezenverklaring

Door wettige bewijsmiddelen, waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op
of omstreeks26 februari 2015 te Westervoort terwijl hij wist
of redelijkerwijs moest wetendat een op zijn naam gesteld rijbewijs voor een of meer categorieën van motorrijtuigen, te weten B, ongeldig was verklaard en aan hem daarna geen ander rijbewijs voor het besturen van een motorrijtuig van de betrokken categorie
of categorieënwas afgegeven, op de weg, de IJsseldijk, als bestuurder een motorrijtuig, (personenauto), van die categorie
of categorieënheeft bestuurd.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:

overtreding van artikel 9, tweede lid, van de Wegenverkeerswet 1994.

Strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.

Oplegging van straf en/of maatregel

De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Het hof neemt bij de straftoemeting in het bijzonder in aanmerking -en vindt daarin de redenen die tot de keuze van een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf van de hierna aan te geven duur leiden- dat verdachte reeds twee keer eerder onherroepelijk is veroordeeld voor een dergelijk feit en dat verdachte zich recentelijk nog schuldig heeft gemaakt aan een soortgelijk feit. Verdachte is op dit gebied kennelijk hardleers. Tevens neemt het hof in aanmerking de LOVS-oriëntatiepunten, die als oriëntatiepunt twee weken gevangenisstraf geven voor het overtreden van artikel 9, tweede lid, van de Wegenverkeerswet 1994. Het hof ziet geen reden om van dit oriëntatiepunt af te wijken.

Vordering tenuitvoerlegging

Het openbaar ministerie heeft gevorderd de tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de Politierechter van de rechtbank Midden-Nederland van 3 februari 2015 opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van twee weken (parketnummer 96-241017-14). Deze vordering is in hoger beroep opnieuw aan de orde.
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt. Daarom zal de tenuitvoerlegging van die voorwaardelijk opgelegde straf worden gelast.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 14g, 14h, 14i, 14j en 63 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 9 en 176 van de Wegenverkeerswet 1994.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
2 (twee) weken.
Gelast de tenuitvoerlegging van de straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de politierechter van de rechtbank Midden-Nederland van 3 februari 2015, parketnummer 96-241017-14, te weten een
gevangenisstrafvoor de duur van
2 (twee) weken.
Aldus gewezen door
mr. M.S. Koppert, voorzitter,
mr. H. Heins en mr. R.R.H. Laurens, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. A.C. Jochems, griffier,
en op 25 maart 2016 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
mr. R.R.H. Laurens is buiten staat deze beslissing mede te ondertekenen.
Proces-verbaal van het in dezelfde zaak voorgevallene ter openbare terechtzitting van het gerechtshof van 25 maart 2016.
Tegenwoordig:
mr. W. Foppen, voorzitter,
mr. J.W.M. Grimbergen, advocaat-generaal,
mr. A.C. Wormgoor, griffier.
De voorzitter doet de zaak uitroepen.
De verdachte is niet in de zaal van de terechtzitting aanwezig.
De voorzitter spreekt het arrest uit.
Waarvan is opgemaakt dit proces-verbaal, dat door de voorzitter en de griffier is vastgesteld en ondertekend.