ECLI:NL:GHARL:2016:10653

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
18 mei 2016
Publicatiedatum
2 mei 2017
Zaaknummer
21-002096-14
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis van de politierechter in een geweldszaak met vrijspraak voor primair en subsidiair tenlastegelegde feiten

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 18 mei 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Gelderland. De verdachte, geboren in 1968 en thans verblijvende in Huis van Bewaring Grave, had hoger beroep ingesteld tegen een vonnis van 10 april 2014. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd, omdat het niet voldeed aan de vereisten van artikel 378a van het Wetboek van Strafvordering. De verdachte was beschuldigd van het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan een persoon genaamd [slachtoffer] op 9 september 2013 te Beuningen. Het hof heeft de zaak onderzocht op de zitting van 4 mei 2016 en heeft de vordering van de advocaat-generaal tot veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf van zes maanden in overweging genomen.

Het hof heeft vastgesteld dat er onvoldoende bewijs was voor de primair en subsidiair tenlastegelegde feiten. De verklaringen van de aangever en getuigen waren tegenstrijdig en het hof kon niet vaststellen dat de verdachte in vereniging openlijk geweld had gepleegd. De verdediging voerde aan dat de verdachte geen significante bijdrage had geleverd aan de geweldsdelicten. Het hof oordeelde dat de verdachte wel degelijk had bijgedragen aan de mishandeling, maar dat er geen bewuste samenwerking was met andere geweldplegers.

Uiteindelijk heeft het hof het meer subsidiair tenlastegelegde bewezen verklaard, namelijk de mishandeling van de aangever. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier maanden, rekening houdend met zijn persoonlijke omstandigheden en de ernst van het delict. Het hof heeft de artikelen 63 en 300 van het Wetboek van Strafrecht toegepast, zoals deze golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-002096-14
Uitspraak d.d.: 18 mei 2016
TEGENSPRAAK

Verkort arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken

gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Gelderland van 10 april 2014 met parketnummer 05-027886-14 in de strafzaak tegen

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1968,
wonende te [woonplaats],
thans uit anderen hoofde verblijvende in Huis van Bewaring Grave (Unit A + B) te Grave.

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 4 mei 2016 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennis genomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot veroordeling van verdachte ten aanzien van het hem subsidiair tenlastegelegde tot een gevangenisstraf voor de duur van zes maanden. De vordering van de advocaat-generaal is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft voorts kennis genomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsman, mr. A.M. Smetsers, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen omdat het vonnis op de voet van artikel 378a van het Wetboek van Strafvordering is aangetekend en daarom niet de in hoger beroep voorgeschreven vermeldingen bevat. Tevens komt het hof tot een andere bewezenverklaring en een andere strafoplegging. Het hof zal daarom opnieuw recht doen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
primair:
hij op of omstreeks 9 september 2013 te Beuningen, gemeente Beuningen aan een persoon genaamd [slachtoffer], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel (een op twee plaatsen gebroken kaak en/of gekneusde ribben en/of een gekneusde rug), heeft toegebracht, doordat hij deze opzettelijk meermalen althans eenmaal (met kracht) in/op/tegen diens gezicht/hoofd althans diens lichaam heeft geslagen en/of gestompt en/of geschopt en/of getrapt.
subsidiair:
hij op of omstreeks 9 september 2013 te Beuningen, gemeente Beuningen met een ander of anderen, op of aan de openbare weg, de Van Heemstraweg, in elk geval op of aan een openbare weg, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer], welk geweld bestond uit het meermalen althans eenmaal (met kracht) in/op/tegen diens gezicht/hoofd althans diens lichaam slaan en/of stompen en/of schoppen en/of trappen, waarbij hij, verdachte, meermalen althans eenmaal (met kracht) in/op/tegen diens gezicht/hoofd althans diens lichaam heeft geslagen en/of gestompt en/of geschopt en/of getrapt, en welk door hem gepleegd geweld zwaar lichamelijk letsel (een op twee plaatsen gebroken kaak en/of een gekneusde ribben en/of een gekneusde enkel en/of een gekneusde rug), althans enig lichamelijk letsel voor [slachtoffer] ten gevolge heeft gehad.
meer subsidiair:
hij op of omstreeks 9 september 2013 te Beuningen, gemeente Beuningen tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [slachtoffer]) meermalen, althans eenmaal, (met kracht) in/op/tegen diens gezicht/hoofd, althans diens lichaam, heeft geslagen en/of gestompt en/of geschopt en/of getrapt, waardoor voornoemde [slachtoffer] letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Vrijspraak

Het hof heeft uit het onderzoek ter terechtzitting niet door de inhoud van wettige bewijsmiddelen de overtuiging bekomen dat verdachte het primair en subsidiair tenlastegelegde heeft begaan, zodat verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Het hof overweegt daartoe in het bijzonder het volgende. Ten aanzien van het primair ten laste gelegde overweegt het hof dat niet kan worden bewezen dat er sprake is van zwaar lichamelijk letsel bij aangever [slachtoffer]. Ten aanzien van het subsidiair ten laste gelegde oordeelt het hof dat niet kan worden vastgesteld dat verdachte – gelet op het verschil in tijdstippen waarop het geweld door [betrokkene 1] en verdachte is uitgeoefend, zoals hierna nog vermeld -in vereniging openlijk geweld heeft gepleegd.
Overweging met betrekking tot het bewijs ten aanzien van het meer subsidiair tenlastegelegde
De verdediging heeft - kort gezegd - aangevoerd dat verdachte dient te worden vrijgesproken. Van een significante en wezenlijke bijdrage door verdachte aan de fysieke gewelddadigheden tegen aangever [slachtoffer] zou geen sprake zijn. Voorts bevatten de verklaringen in het dossier tegenstrijdigheden.
Het hof is van oordeel dat het door de verdediging gevoerde verweer strekkende tot vrijspraak van het tenlastegelegde wordt weerlegd door de gebezigde bewijsmiddelen, zoals deze later in de eventueel op te maken aanvulling op dit arrest zullen worden opgenomen. Het hof heeft geen reden om aan de juistheid en betrouwbaarheid van de inhoud van die bewijsmiddelen te twijfelen.
Het hof overweegt daartoe in het bijzonder het volgende. Aangever heeft verklaard dat hij door verdachte en [betrokkene 1] in elkaar is geslagen toen hij bij een bushokje stond te wachten. Er kwam een auto aangereden en vervolgens stapten verdachte, [betrokkene 1] en [betrokkene 2] uit. Verdachte begon met de geweldpleging en vervolgens is aangever ook door [betrokkene 1] geslagen. Getuige [getuige] heeft verklaard dat aangever eerst door een man in elkaar werd geslagen en nadat die man klaar was met slaan, kreeg aangever nog twee klappen van een andere man. [betrokkene 2] heeft verklaard dat ze niet heeft gezien dat verdachte aangever heeft geslagen, maar dat ze wel denkt dat hij dit gedaan heeft. Toen ze bij aangever aan kwam, trok ze verdachte bij hem weg. Voorts heeft ze verklaard dat verdachte tegen haar heeft gezegd hij aangever een paar keer goed had geraakt. Uit de medische verklaring in het dossier blijkt dat er sprake is van letsel bij aangever. Het hof leidt uit het voorgaande af dat verdachte [slachtoffer] heeft mishandeld. Mede gelet op de fasering van het geweld kan echter niet worden gesproken van een bewuste en nauwe samenwerking tussen de geweldplegers.
Het hof acht de verklaring van verdachte, namelijk dat hij geen bijdrage heeft geleverd aan de gewelddadigheden, volstrekt ongeloofwaardig, met name gelet op de andere verklaringen die het dossier bevat. Het verhaal van verdachte dat hij niet goed ter been was, omdat hij net uit het ziekenhuis ontslagen zou zijn, wordt op geen enkele wijze ondersteund.
De raadsman heeft aangevoerd dat sprake is van tegenstrijdigheden in de verklaringen van aangever en getuige [getuige] (enerzijds) en [betrokkene 2] en verdachte (anderzijds). Het hof gaat daar niet in mee, acht de tegenstrijdigheden van ondergeschikt belang en is van oordeel dat juist de verklaringen van aangever en getuige [getuige] op grote lijnen en op belangrijke (beslis)punten overeenkomen en worden ondersteund door de verklaring van [betrokkene 2], op de punten zoals hierboven aangegeven.
Gelet op al het voorgaande acht het hof het meer subsidiair tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen.

Bewezenverklaring

Door wettige bewijsmiddelen, waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het meer subsidiair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
meer subsidiair:
hij
op ofomstreeks 9 september 2013 te Beuningen, gemeente Beuningen,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [slachtoffer]) meermalen
, althans eenmaal,(met kracht)
in/op/tegen diens gezicht/hoofd, althans diens lichaam, heeft geslagen en/of gestompt
en/of geschopt en/of getrapt,waardoor voornoemde [slachtoffer] letsel heeft bekomen en
/ofpijn heeft ondervonden.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het meer subsidiair bewezen verklaarde levert op:

mishandeling.

Strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.

Oplegging van straf en/of maatregel

De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan mishandeling. Het hof neemt bij de straftoemeting in het bijzonder in aanmerking -en vindt daarin de redenen die tot de keuze van een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf van de hierna aan te geven duur leiden- dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan een ernstig misdrijf en dat er sprake is van recidive op het gebied van geweldsdelicten. Met name de omstandigheden waaronder de mishandeling is gepleegd, rekent het hof verdachte zwaar aan. Verdachte heeft als volwassen man een jongen van veertien jaar ernstig toegetakeld. Vervolgens neemt hij daar geen verantwoordelijkheid voor. Verdachte heeft wraak genomen op aangever, omdat deze de zoon van zijn ex-vriendin in elkaar had geslagen, in plaats van een gesprek met aangever aan te knopen of naar zijn ouders te gaan. Het hof is dan ook van oordeel dat een forse gevangenisstraf voor een dergelijk misdrijf de enige passende straf is. In eerste aanleg is verdachte een gevangenisstraf voor de duur van zes maanden opgelegd. Het hof is echter tot een bewezenverklaring gekomen van het meer subsidiair tenlastegelegde, en niet het subsidiair tenlastegelegde, zoals in eerste aanleg. Voorts houdt het hof rekening met de persoonlijke omstandigheden van verdachte en zal daarom de straf zoals deze is opgelegd in eerste aanleg matigen.
Al het voorgaande in aanmerking nemend acht het hof een gevangenisstraf voor de duur van vier maanden passend.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 63 en 300 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het primair en subsidiair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het meer subsidiair ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het meer subsidiair bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
4 (vier) maanden.
Aldus gewezen door
mr. W. Foppen, voorzitter,
mr. B.J.J. Melssen en mr. J.A.W. Lensing, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. A.C. Jochems, griffier,
en op 18 mei 2016 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
mr. W. Foppen en mr. B.J.J. Melssen zijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
Proces-verbaal van het in dezelfde zaak voorgevallene ter openbare terechtzitting van het gerechtshof van 18 mei 2016.
Tegenwoordig:
mr. P.R. Wery, voorzitter,
mr. C.C.M. Poland, advocaat-generaal,
mr. J.M. van Westerlaak, griffier.
De voorzitter doet de zaak uitroepen.
De verdachte is niet in de zaal van de terechtzitting aanwezig.
De voorzitter spreekt het arrest uit.
Waarvan is opgemaakt dit proces-verbaal, dat door de voorzitter en de griffier is vastgesteld en ondertekend.