In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 28 december 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de economische politierechter in de rechtbank Midden-Nederland. De verdachte, een onderneming, was beschuldigd van het vervoeren van bedrijfsafvalstoffen en gevaarlijke afvalstoffen zonder een correct ingevulde begeleidingsbrief. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte op drie verschillende data afvalstoffen heeft vervoerd zonder de vereiste begeleidingsbrief, waarbij de transportdatum en herkomst onjuist waren vermeld. De centrale vraag in deze zaak was of de route-inzameling eindigt op het moment dat de containers met afvalstoffen tijdelijk worden geparkeerd in Lelystad, of pas wanneer het afval bij de eindverwerker uit de container wordt gehaald.
Het hof heeft de feiten en omstandigheden van de zaak zorgvuldig gewogen. De verdachte zamelt afvalstoffen in bij particulieren en vervoert deze naar een vestiging in Lelystad, waar de containers niet langer dan 48 uur worden geparkeerd. De containers worden pas geopend bij de eindverwerker. De advocaat-generaal stelde dat de route-inzameling eindigt bij het parkeren in Lelystad, terwijl de verdediging betoogde dat deze pas eindigt bij de eindverwerker. Het hof heeft geoordeeld dat de route-inzameling eindigt wanneer het afval bij de eindverwerker uit de container wordt gehaald, en niet eerder. Daarom was er geen nieuwe begeleidingsbrief nodig voor het vervoer van Lelystad naar de eindverwerker.
Het hof heeft geconcludeerd dat de verdachte niet schuldig is aan de tenlastegelegde feiten en heeft het vonnis waarvan beroep vernietigd. De verdachte is vrijgesproken van het ten laste gelegde, omdat het hof niet overtuigd was van de schuld op basis van de wettige bewijsmiddelen. Deze uitspraak benadrukt het belang van een correcte interpretatie van de wetgeving omtrent afvalstoffen en de verplichtingen van vervoerders.