Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
verzoekster in hoger beroep,
1.[de vader] ,
2. [pleegouders1] ,
3. [pleegouders2] ,
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
.
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 22 december 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep over de verlenging van de uithuisplaatsing van drie minderjarigen, geboren uit de relatie van de verzoekster, de moeder. De moeder had in hoger beroep beroep aangetekend tegen de beschikking van de rechtbank Noord-Nederland van 20 mei 2016, waarin de uithuisplaatsing van de kinderen was verlengd. De kinderen staan sinds 28 mei 2014 onder toezicht van de gecertificeerde instelling (GI) en zijn in februari 2015 met spoed uit huis geplaatst. De moeder verzocht om de machtiging tot uithuisplaatsing te beperken tot zes maanden, onder de voorwaarde van een onafhankelijk onderzoek naar de opvoedkundige kwaliteiten van de ouders.
Het hof heeft de grieven van de moeder gezamenlijk beoordeeld en geconcludeerd dat de GI voldoende onderbouwd heeft aangetoond dat de kinderen niet bij de ouders kunnen opgroeien. De moeder voerde aan dat de ouders in staat zijn om voor de kinderen te zorgen, mits er continuïteit in de hulpverlening is. Het hof oordeelde echter dat de hulpverlening tot nu toe niet heeft geleid tot de gewenste resultaten en dat de ouders niet in staat zijn gebleken om de opvoeding van de kinderen op een verantwoorde manier vorm te geven.
Het hof heeft de beschikking van de kinderrechter bekrachtigd en de verlenging van de uithuisplaatsing tot uiterlijk 28 mei 2017 bevestigd. Het belang van de kinderen, die behoefte hebben aan een veilig ontwikkelingsklimaat, stond voorop. Het hof heeft ook benadrukt dat de ouders, ondanks hun goede samenwerking met de hulpverlening, niet in staat zijn om de noodzakelijke zorg en begeleiding te bieden die de kinderen nodig hebben. De beslissing van het hof is genomen in het belang van de kinderen, die een duidelijke toekomstperspectief verdienen.